Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Grenzen aan de groei. Deel 2 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Grenzen aan de groei. Deel 2
Afbeelding van Grenzen aan de groei. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Grenzen aan de groei. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.38 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/interview(s)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Grenzen aan de groei. Deel 2

(1974)–Willem Oltmans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome


Vorige Volgende
[pagina 291]
[p. 291]

Jiro Kawakita

Professor Jiro Kawakita werd 11 mei 1920 in Kioto, Japan geboren. Hij promoveerde allereerst in de geografie en later in letteren aan de universiteit van Kioto. Hij verrichtte veel etnogeografisch onderzoek onder de volkeren van de Himalaja. Reeds in het begin van zijn loopbaan concentreerde hij zich op aspecten van creativiteit. Hij is de president en oprichter van het Kawakita Research Institute in Tokio. Hij is tevens leidinggevend directeur van de Sankaku Kyokai, een vereniging welke zich toelegt op het bevorderen van volledige deelname van het individu aan het sociale proces. Professor Kawakita publiceerde een aantal studies. In 1974 verscheen in de Engelse taal The Hill Magars and their Neighbours (Tokyo University Press).

Antropologen vertellen mij dat u aan het Kawakita-onderzoeksinstituut een speciale methode heeft ontwikkeld om problemen op te lossen en ideeën op te wekken.

Mijn instituut houdt zich voornamelijk met een drietal zaken bezig. Het mag misschien vreemd klinken, maar mijn hele loopbaan heb ik eigenlijk naar de oprichting van dit instituut gestreefd. Ten eerste: voor het onderzoek naar de Himalajabewoners, het volk waaraan ik mijn eerste antropologische studies heb gewijd, en dat ik sinds 1953 regelmatig bezoek. De tweede reden waarom ik mijn instituut heb gesticht, is om de autochtone bevolking van de Himalaja een zekere mate van technische bijstand te kunnen verlenen. De indruk die dit volk bij mij achterliet was zó groot, dat de fundamentele inspiratie van mijn werk voor een deel kan worden teruggevoerd op de liefde die ik voor dit volk voel.

 

U doet mij denken aan Margaret Mead en haar belangstelling voor de Papoea's van Nieuw-Guinea.

Precies. De derde reden waarom ik tot de oprichting van het Kawakita-onderzoeksinstituut ben overgegaan, is dat ik een speciale studie van menselijke creativiteit maak.

 

Is deze studie ook gebaseerd op uw kennis van het Himalajavolk?

Nee, het is geen studie die zich tot een bepaald volk beperkt, maar die op alle mensen betrekking heeft. Wij onderzoeken de ontwikkeling van de creativiteit overal ter wereld. Volgens mij is de ontwikkeling van de menselijke creativiteit de belangrijkste sleutel voor de toekomst van de mensheid.

 

Hoe stimuleert u bijvoorbeeld de creativiteit van Japanse jongeren?

Ik heb een unieke methodiek ontworpen. De jongeren die op het Kawakita-instituut met mij samenwerken ontwikkelen een opgewekte en optimistische levensvisie. Mijn ideeën dateren van 1951, maar verkeerden in die tijd nog in een primitief en niet uitgewerkt stadium. Maar langzamerhand slaagde ik erin een nieuwe methodiek

[pagina 292]
[p. 292]

te ontwikkelen die de afgelopen tien jaar in de Japanse samenleving werd geïntroduceerd en in een steeds sneller tempo ingang vond. Zelfs zakenmensen en managers van grote bedrijven beginnen mijn methodiek, de zogenaamde KJ-methode toe te passen.

 

Kunt u de basisprincipes van uw methode uitleggen?



illustratie

Eerst stellen wij ons op punt A van het denkniveau een probleem of voelen dat er een probleem ontstaat. Om dit probleem te kunnen oplossen onderzoeken wij de situatie van het probleem tussen de punten A en B om de noodzakelijke informatie te verkrijgen. Tussen de punten B en C van het ervaringsniveau vergaren wij informatie die op het probleem betrekking heeft of lijkt te hebben. Wij vatten deze informatie tussen de punten C en D samen en leiden er een aantal werkhypothesen uit af.

Daarna evalueren wij deze hypothesen op punt D in het licht van de informatie en gegevens die wij bezitten en besluiten er voorlopig een te aanvaarden. Deze hypothese wordt tussen de punten D en E beredeneerd en verder ontwikkeld, terwijl er tussen de punten E en F een testprogramma wordt opgesteld. Tussen de punten F en G, eveneens op het ervaringsniveau, wordt het experiment gadegeslagen. Naar aanleiding van de gegevens die dit experiment heeft opgeleverd, kunnen wij tussen de punten G en H de hypothese die wij voorlopig hebben aanvaard, verifiëren. Tenslotte komen wij op punt H tot een conclusie die in onze hersens of in andere opslagplaatsen van kennis als onderdeel van onze georganiseerde en gesystematiseerde ervaring wordt opgenomen.

Wanneer wij voor een nieuw probleem komen te staan gaan wij eerst na of wij geen kant-en-klare oplossing voorhanden hebben die in dit geval kan worden toegepast. Wanneer wij dit probleem met hulp van de kennis die in ons brein is opgeslagen weten op te lossen wordt het

[pagina 293]
[p. 293]

nut of de bruikbaarheid van deze kennis bevestigd. Is dat echter niet het geval, dan beginnen wij weer op punt A en leggen de reeks van A naar H van het W-vormige model van probleemoplossing opnieuw af.

In het W-vormige model van probleemoplossing vertegenwoordigt de reeks A-D-E-H op het denkniveau de zogenaamde ‘leunstoelwe tenschap’ die de langste traditie in de geschiedenis heeft; de reeks E-F-G-H, de ‘laboratorium-wetenschap’ die parallel aan de modernisatie ontwikkeld werd, en die de wetenschap in het algemeen heeft versterkt, terwijl de ‘veldwetenschap’ die pas van de laatste tijd dateert, vertegenwoordigt wordt door de reeks A-B-C-D.

 

Uw methode schijnt in een leemte te voorzien.

Inderdaad. De westerse wetenschap heeft namelijk vele methodieken ontworpen voor de reeks D-E-F-G-H, maar niet voor de reeks A-B-C-D, vooral niet voor de stap van C naar D. De KJ-methode biedt een praktische methode om deze stap te maken. De afstand tussen C en D is uiteraard het moeilijkst te overbruggen. Hierbij moeten wij de gegevens laten spreken en niet van vooropgezette ideeën uitgaan. Openheid van geest speelt daarbij een uiterst belangrijke rol. Maar het blijft zeer moeilijk om op dit punt van onze studie de betekenis van onderlinge relaties te vinden, vooral wanneer de gegevens een heterogeen en complex karakter dragen.

 

Verschilt de toepassing van uw KJ-methode ook niet van groep tot groep, van natie tot natie, daar er immers zoveel verschillen in karakter, psychologie en culturele tradities zijn? Kan uw methode werkelijk universeel worden toegepast?

Mijn methodiek als zodanig kan overal worden toegepast, maar de inhoud zal uiteraard zeer sterk uiteenlopen.

 

Ik heb wel ontdekt dat de Japanse cultuur uiterst moeilijk valt te begrijpen. Maken antropologen en andere wetenschapsmensen wel voldoende gebruik van de media, vooral van de televisie, om buiten Japan meer begrip te wekken voor uw unieke denkwereld?

Over het geheel genomen niet. De meeste Japanse wetenschapsmensen en antropologen zijn conservatief, en voelen niet de minste aandrang om onze cultuur bij een breder publiek bekend te maken. Zij zijn niet gewend om zich over hun cultuur of over hun eigen opvattingen en ideeën uit te spreken. Zij hebben zelfs dikwijls de grootste moeite om zich te uiten.

 

Dit ligt toch niet alleen aan de taalbarrière. Staat het in verband met wezenstrekken, met een mentaliteit?

Nee. Cultuur heeft in feite drie ontwikkelingsniveau's. Ten eerste dat wat wij met de term naïeve cultuur aanduiden. Met naïeve cultuur bedoel ik de cultuur van een samenleving die zich nog in het gepreciviliseerde stadium bevindt. In een dergelijke naïeve cultuur

[pagina 294]
[p. 294]

bestaat de fundamentele structuur van de culturele betrekkingen uit directe, persoonlijk contacten. Antropologen zullen in dit geval aan een zeer kleine samenleving denken waarin directe, persoonlijke relaties de boventoon voeren. Dit is de zogenaamde naïeve maatschappij.

Diametraal tegenover de naïeve maatschappij staat de geciviliseerde samenleving, een beschaving die een geheel ander karakter draagt. Tussen deze twee typen maatschappijen ligt een uniek overgangsstadium, dat noch naïef noch geciviliseerd is.

 

En dat is?

De half geciviliseerde samenleving, welke historisch gezien ongeveer drieduizend jaar voor Christus haar intrede deed. In het Midden-Oosten kunnen wij in die tijd de stadsstaat aantreffen. Volgens mij is de stadsstaat de uiteindelijke climax van een samenleving, gebaseerd op directe, persoonlijke relaties. De stadsstaat is daarnaast echter ook reeds geciviliseerd. Het aantal inwoners is over het algemeen nog betrekkelijk laag, twee à drieduizend, een aantal dat nog steeds, directe, persoonlijke betrekkingen tussen de bewoners mogelijk maakt. De naïviteit is met meer zo direct. Zo kon de beroemde Sokrates bijvoorbeeld iets direct aan zijn gehoor uitleggen. Maar daarna werd de stadsstaat overvleugeld door de zogenaamde nationale staat of het imperium. Het eerste imperium ontstond verscheidene eeuwen voor de geboorte van Christus. Vanaf dat moment kennen wij het bureaucratisch systeem, waarin persoonlijke gedragingen geheel ondergeschikt zijn gemaakt. Je zou kunnen zeggen dat de werkelijke naïeve samenleving sinds het eerste Romeinse Rijk heeft opgehouden te bestaan.

Uiteraard kunnen wij het bureaucratische staatssysteem niet afschaffen. Ik geef u alleen maar een antropologisch overzicht van het verleden. Ook in het geval van Japan is er sprake geweest van een zeker overgangsstadium tussen het naïeve en het geciviliseerde niveau. Geleidelijk verdween dit overgangsstadium echter toen Japan in de eerste eeuwen na Christus de Chinese beschaving overnam. Maar de invloed van de Chinese beschaving was niet toereikend om de Japanse culturele persoonlijkheid te veranderen. Het resultaat was dat slechts de centrale punten van de Japanse cultuur tot op zekere hoogte werden geciviliseerd. Pas tijdens de zestiende eeuw, de periode waarin de Japanse feodale heren elkaar fel bestreden, deed de werkelijke stadsstaat zijn intrede in Japan. U kent het vervolg, dat in elk geschiedenisboek overal ter wereld is te vinden. Het duurt misschien nog wel een aantal eeuwen voordat wij in Japan een werkelijk volwassen en geciviliseerde maatschappij zullen hebben bereikt. Tot nu toe duurt dit proces nog maar een viertal eeuwen. In zekere zin heeft de moderne Japanse mentaliteit nauwelijks een beschaafd karakter. Wij Japanners zijn in feite nog tamelijk barbaars en maar halfgeciviliseerd.

[pagina 295]
[p. 295]

Is dat een van de redenen waarom Japan al vanaf de Tweede Wereldoorlog op een enorme schaal zoveel mogelijk westerse technologie en know-how heeft geïmporteerd?

Waarschijnlijk wel. Maar om verder te gaan met mijn betoog: ik heb een nogal eigenaardige hypothese over de fundamentele verandering van een naïeve in een geciviliseerde samenleving. Misschien leidt het tot verwarring, maar deze diepgaande verandering duid ik met de term ‘grote culturele revolutie’ aan.

 

Waaraan de Japanse jeugd dus thans blootstaat?

Inderdaad. Deze grote culturele omwenteling bestaat grof gezegd uit een viertal stappen. Ten eerste de technologische revolutie. Daarna de industriële revolutie, geleidelijk gevolgd door de maatschappelijke revolutie. En dan pas verscheidene eeuwen later tenslotte de revolutie in de menselijke geest. Het zal nog lang duren voordat ons innerlijk eveneens zal zijn veranderd.

Soms was er tijdens de pre-industriële fase sprake van een revolutie van moderne technieken. Zo werden de belangrijke culturele veranderingen vanaf de twaalfde eeuw voor Christus bijvoorbeeld veroorzaakt door de ontdekking hoe ijzeren gereedschap tegen lagere kosten vervaardigd kon worden, waarna het massaal geproduceerd kon worden. Deze ontwikkeling, die in West-Azië plaatsvond, werd daarna geleidelijk gevolgd door de stichting van de voornaamste steden in Centraal-Azië, die in een lange keten van Zuid-Europa tot aan China liepen. Tussen de achtste en tweede eeuw voor Christus lag de periode van de grote denkers. Deze volgden elkaar binnen een betrekkelijk korte spanne tijds op, een verschijnsel waaraan sommige geleerden speciale aandacht hebben besteed.

 

En gelooft u dat het aan een dergelijke fase, waarin een aantal belangrijke filosofen grote invloed uitoefenden, in de culturele ontwikkeling van Japan heeft ontbroken?

Japan heeft de drie eerste stadia al achter de rug: de technologische revolutie, de industriële revolutie, en langzamerhand ook de maatschappelijke revolutie. Wij zijn echter helaas nog steeds niet toe aan de revolutie in de menselijke geest.

 

Wat dat betreft staat Japan allerminst alleen.

De bevrijding van waarden, culturele waarden, is absoluut, fundamenteel noodzakelijk.

 

En gelooft u dat de Japanse jeugd daar nu mee bezig is?

Laten wij zeggen dat er een eerste begin mee is gemaakt. Op het ogenblik zijn er inderdaad een aantal mensen die gaan nadenken over de innerlijke problemen van ons volk.

 

Hoe lang zal een dergelijk rijpingsproces volgens u duren? Tenslotte zijn wij al enige jaren geleden het nucleaire tijdperk binnengetreden.

[pagina 296]
[p. 296]

Wij moeten de ontwikkeling van de geest binnen een jaar of tien hebben bereikt.

 

Zou dit inderdaad mogelijk zijn?

Dat weet ik niet, maar wij hebben geen keus. Het zou te lang duren om u al mijn ideeën over een culturele revolutie in Japan uiteen te zetten. Over het algemeen kunnen wij stellen dat ons land twee grote culturele revoluties heeft gekend. Ten eerste de omwenteling van de naïeve samenleving naar de pre-geïndustrialiseerde civilisatie. De tweede grote revolutie vindt nu plaats, met het binnentreden van de fase van modernisering.

 

Het is mij nog steeds niet helemaal duidelijk wat u met culturele waarden bedoelt.

Daarmee bedoel ik de diepgaande veranderingen in ons denken en voelen, niet alleen in intellectueel opzicht, maar ook in ons innerlijk, in de grond van ons gevoel.

 

In de grond van de ziel?

Inderdaad. In het verleden waren het de grote denkers die deze vormen van vernieuwing invoerden. Denkers als Confucius, Boeddha, de grote filosofen uit Griekenland en de christelijke wereld, Zarathoestra, enzovoort, gaven deze revolutie in het hart van de mens aan. Op het ogenblik zoeken wij in Japan naar nieuwe waarden hi het leven.

 

U heeft een Japanse Socrates nodig?

Ja, maar die hebben wij nog niet! Ik probeer een nieuwe weg aan te geven. Mijn voorlopige conclusie luidt dat de ontwikkeling van de menselijke creativiteit in dit ontwikkelingsproces van de menselijke geest een essentiële plaats inneemt. Ik hoop dat dit zal bijdragen tot een aanzet van een revolutie van de geest, van ons hart, waar wij nu meer dan ooit behoefte aan hebben. Via mijn creativiteitsmethodiek zijn er reeds vele mensen in geslaagd om tot een wedergeboorte van de ziel te komen. Zij hebben weer een gevoel van sensitiviteit en flexibiliteit van de geest gekregen. Door de ontwikkeling van hun innerlijke creativiteit zijn het opgewekte en optimistische mensen geworden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken