Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
Afbeelding van Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalistToon afbeelding van titelpagina van Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.26 MB)

Scans (48.93 MB)

ebook (7.27 MB)

XML (2.17 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/dagboek
non-fictie/koloniƫn-reizen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist

(1973)–Willem Oltmans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Verantwoording

Geschiedenis, meende Voltaire, is slechts een verzameling fabeltjes, waar men het van tevoren over eens is geworden.

Bij het Nieuw-Guinea conflict met Indonesië waren te veel spelers op verschillende continenten betrokken, om van tevoren zorgvuldig afspraken te maken. Zodoende zijn legio fabeltjes in omloop gekomen over hoe Nederland, aan de hand van Joseph Luns, met een schot hagel in de derrière, uit de laatste kolonie in Azië is afgedropen. De werkelijke toedracht werd aan alle kanten vervalst om reputaties te lijmen. De sprookjesvertellers blijven actief. Wie de fabeltjes bestrijdt maakt vijanden. Als onpartijdige waarnemer werd mijn naam tijdens het verloop van de Nieuw-Guinea affaire zowel door minister Subandrio in Djakarta als minister Luns in Den Haag bovenaan de zwarte lijst geplaatst.

De primaire taak van de journalist is het verzamelen van feiten naar werkelijkheid. Hij zal deze voorlopig in verband plaatsen. Misschien trekt hij van tijd tot tijd conclusies. Maar het zijn uiteindelijk de historici die de fabeltjes uit de werkelijkheid moeten zien te schiften. Men bestudeert de geschiedenis, omdat men steeds weer nieuwe normen zoekt om tot waardeoordelen te komen, waarbij men nieuwe inspiratie uit het verleden put, welke tot verstandiger gedrag en verbeterde daden zullen moeten leiden. Als journalist bepaal ik mij hoofdzakelijk tot het aandragen van ervaringen en feiten. Hierna maak ik gaarne plaats voor de geschiedschrijvers.

Zelfs toen de historicus Arthur Schlesinger jr. zijn Duizend Dagen over het regeringsbeleid van John F. Kennedy publiceerde stelde hij bij voorbaat, dat zijn aantekeningen dienden als bijdrage in de discussie van het geheel van die periode uit de Amerikaanse geschiedenis.

Dit boek is bedoeld als een soortgelijk memoire. Vele duizenden bladen notities en informatie heb ik onaangeroerd moeten laten. Allereerst, omdat, zoals Hannah Arendt heeft gezegd, ‘er zoveel absurditeiten rond Nieuw-Guinea in het geding waren, dat het onmogelijk zou zijn geweest om hen in éen aaneensluitende rij achter elkaar te plaatsen’. Maar vooral ook uit plaatsgebrek. Schlesinger kreeg de beschikking over 1087 pagina's om duizend dagen uit één fase van de geschiedenis te beschrijven. Uitgevers herinneren de auteur er voortdurend aan, dat een boek verkoopbaar moet blijven, aan strikte grenzen is gebonden, omdat de mensen nu eenmaal geen boeken van 500 pagina's zouden lezen. Ik dank Bruna, dat het mij werd vergund de oorspronkelijke opzet van deze reportage met 300 pagina's uit te breiden, om enigermate naar een beperkte volledigheid te kunnen streven bij het weergeven van aspecten van het jongste brandpunt uit onze buitenlandse politiek.

Twee figuren staan hierbij centraal: Sukarno en Luns. Sukarno heb ik persoonlijk goed leren kennen. Luns heb ik slechts enkele malen in het voorbijgaan ontmoet.

Wat Sukarno betreft sluit ik mij aan bij wat Howard P. Jones, meer dan zeven jaar Amerikaans ambassadeur in Djakarta, in zijn memoires over hem schreef. ‘Ik vond Sukarno aardig om zijn persoonlijke warmte, in-

[pagina 12]
[p. 12]

formaliteit, levendigheid, veelzijdigheid, artisticiteit, belangstelling voor vrouwen, afkeer van schijnheiligheid, gemis aan arrogantie, belezenheid, voorliefde voor schrijvers en kunstenaars, geestelijke veerkracht bij het incasseren van een nederlaag, toewijding voor zijn land, zijn gevoelens van vriendelijkheid voor iedereen, en vooral als man met een opdracht. Ik geloof niet, dat hij ooit tot iets wreeds in staat zou zijn geweest. Ik vond hem aardig ondanks zijn fouten.’

De critici zullen van de daken schreeuwen, dat mijn reportage over de eerste President van Indonesië in blinde, kritiekloze adoratie werd geschreven. Hier antwoord ik eerst op, zoals Emile van Konijnenburg eens vroeg, toen hij door Ernst van den Beugel over Sukarno werd gekapitteld: ‘Ken je hem eigenlijk?’ Ik ben mij, met andere belangstellenden voor Indonesië maar al te zeer van Bung Karno's zwakheden en fouten bewust, maar nadat jarenlang een barrage van onwaarheden en vijandigheden over hem hebben gecirculeerd, heb ik mij bewust toegelegd op het samenstellen van een positief verslag over de persoon en het werk van deze man, temeer, omdat ik ervan overtuigd ben, dat de geschiedenis hem totaal anders zal beoordelen dan degenen, die bij de huidige gebeurtenissen er nog altijd te dicht met de neus op staan.

De kwestie Luns is precies andersom. Deze diplomatieke flierefluiter heeft juist tijdens diens leven, vooral in dit deel van de wereld een aandoenlijke populariteit van zowel de critici als de kudde genoten, waar, naar mijn mening, toekomstige generaties, althans wat betreft zijn Nieuw-Guinea- en Indonesië-beleid, geheel anders zullen over gaan oordelen. Bij Luns ligt in deze reportage danook het accent op de negatieve zijden van diens ministerschap, eveneens als compensatie voor de jarenlange loftuitingen en aubades, die hem in alle mogelijke toonaarden door volk en vaderland werden gebracht. Wat ik ook over Luns zeg of heb gezegd, ga schrijven of ooit heb geschreven, is nimmer voortgekomen of ook maar in de verste verten bedoeld geweest als revanche. Wraak waarop? Als ieder ander vind ik mijnheer Luns bij tijd en wijlen met grappen en grollen amusant en ik ben zonder reserve bereid, wat velen als zijn verdiensten voor de Europese zaak beschouwen, als de arbeid van een bekwaam politicus en diplomaat te onderkennen. Maar wat de kwestie Nieuw-Guinea, of de Indonesisch-Nederlandse verhoudingen van de vijftiger en zestiger jaren betreft, weet ik uit eigen ervaring dat Luns een beleid heeft gevoerd, dat in strijd was met het Nederlandse belang. Zijn Indonesië-politiek dreef op een verkeerde analyse van de mogelijkheden, deels uit niet-geïnformeerdheid, deels uit geëmotioneerd anti-Sukarnisme, twee kwalijke anti-factoren bij het voeren van staatskunde. Om zich uit de geleidelijk ook hem steeds duidelijker wordende impasse te wringen heeft minister Luns zich bediend van fantasieën en verzinsels, soms zelfs van pertinente onwaarheden. Sommigen geloven, dat dit te goeder trouw gebeurde. Ik bestrijd dit. Luns is gaan behoren tot de door Voltaire gesignaleerde geschiedvervalsers. Om die reden, en om die reden alléen heb ik met deze man in het verleden de degens gekruist. In de hier volgende reportage heb ik de mij bekende gevallen van fabels verzinnen op een rij en in verband proberen te plaatsen. Daarbij komt, dat Luns zelf keer op

[pagina 13]
[p. 13]

keer de kwestie Nieuw-Guinea blijft aanroeren, waarbij hij telkens nieuwe dagdromen aan zijn geschiedvervalsingen blijft toevoegen. Als journalist heb ik hier reeds in 1970 en 1971 op gereageerd. Ik zal dit blijven doen, tot dat vast is komen te staan dat Luns liegt ten koste van bijvoorbeeld president Sukarno of president Kennedy om zijn eigen volgeknoeide straatje schoon te vegen.

Ook belicht ik de zogenaamde groep van dr. Paul Rijkens, Unilever top-man, en diens naaste medewerker in dit verband, dr. Emile van Konijnenburg van de klm. Zij beiden hebben, met een aantal collega-industriëlen tot het uiterste geprobeerd het desastreuze beleid van de opeenvolgende regeringen Drees, Beel en De Quay - met steeds als voornaamste rampenartiest, Luns, in de functie van minister van Buitenlandse Zaken - af te zwakken, bij te vijlen en waar mogelijk de op handen zijnde explosie te verzachten. Van de ammunitie die Luns met karrevrachten bleef aandragen trachtten de vrienden om Paul Rijkens steeds de slaghoedjes tijdig te verwijderen. Het mocht niet baten. De Rijkens-mannen werden tot landverraders verklaard en Luns tot de held van de eeuw! Vele dag-tot-dag pennelikkers hebben kolommen gewijd aan de amateur-diplomatie van de Rijkens-lobby, waarbij men gemakshalve vergeten scheen te zijn, dat het er in de geschiedenis niet om gaat of men denkt gelijk te hebben, maar of men ook werkelijk gelijk krijgt. De groep-Rijkens is volmaakt in het gelijk gesteld, maar Luns bleef met De Telegraaf zijn hoogste lied kraaien, alsof er nooit iets mislukt was. Ook de tientallen op Nieuw-Guinea gesneuvelden, die op een regenachtige dag in een hangar in Soesterberg stonden opgebaard, zijn reeds lang in het vergeetboek geraakt.

Intussen ontpopte Luns zich om begrijpelijke redenen tot principaal van de Nieuw-Guinea fantaseerders. Zo bleef hij bijvoorbeeld naarstig pogen eigen blunders in de schoenen van wijlen de Amerikaanse minister van Justitie, Robert F. Kennedy, te schuiven. Gedachtig aan wat Sophocles noemde, ‘Waarheid blijft het sterkste argument’, filmde ik in 1970 een achttal van de voornaamste Kennedy-medewerkers, die unaniem het geklets van Luns ontzenuwden. Daarom niet getreurd. Luns verschoof zijn waarheid naar een man die reeds enige jaren eerder dan Robert Kennedy was overleden. Wat de minister echter scheen te vergeten was, dat al stelen patrijzen elkaars eieren, wanneer de baby-patrijsjes ter wereld komen, dan weten zij toch met éen of ander raadselachtig instinct hun eigen moeder te vinden. Zo zal het op den duur met de fabeltjespuzzel van het conflict om de Papoea's gaan. Eens zullen de feiten worden gereconstrueerd zoals het werkelijk is geweest, en niet zoals de vervalsers graag zouden zien dat de geschiedenis werd oververteld.

Terloops hoop ik duidelijk te maken, dat de lezer van een ochtendblad, niet alleen zichzelf, maar de maatschappij als geheel, nodeloos dupeert door een krant aan te schaffen, die het papier waarop zij is gedrukt niet waard is. Het is de primaire taak van de pers de regering te bekritiseren en te controleren, zoals de Amerikaanse pers op zo duidelijke wijze heeft gedaan, zowel in de kwestie van de Pentagon Papers (inzake de misdadige regeringsoorlog in Vietnam) en bij de Watergate-affaire (inzake de

[pagina 14]
[p. 14]

misdadige regeringsmanipulaties bij de herverkiezing van president Nixon).

Het is beslist niet de bedoeling van lezers dat een krant zich in het geheim voor regeringspropaganda laat gebruiken, laat staan zich door de inlichtingendienst als boodschappenjongen laat inschakelen. Als er éen krant is geweest die in het conflict met Indonesië alles wat Luns deed of zei tot het belachelijke toe opblies en onderschreef, dan was het De Telegraaf, zoals ook deze reportage ampel zal aantonen. En dan te bedenken, dat zowel dit populaire ochtendblad als Luns zelf door de geschiedenis meer dan gloeiend in het ongelijk werden gesteld. Oscar Wilde heeft het reeds gezegd, ‘Moderne journalistiek voedt de onwetendheid van de gemeenschap door meningen van lezers, die niet ingelicht zijn, te provoceren.’

Ik schrijf dit boek, in wat Daniel Elsberg heeft genoemd, ‘a matter of conscience’. Elsberg maakte de geheime Pentagon-documenten openbaar om zijn land en volk een patriottische dienst te bewijzen. De geschiedenis zou hem bovendien in het gelijk stellen. Ik heb nooit in 's lands dienst gewerkt, en was dus niet als Elsberg in de gelegenheid om officiële documenten achterover te drukken. Ook was ik niet als werknemer bij de Rijks Gebouwendienst aanwezig toen rondslingerende paperassen van Luns in diens voormalige officiële woning in Den Haag werden aangetroffen. Ik heb slechts een gedeelte van de Nieuw-Guinea affaire van nabij meegemaakt, mij hiervoor geïnteresseerd en er aantekeningen over bijgehouden. Meer pretentie zou ik déze reportage niet willen toekennen.

Het is geen compliment voor onze tijd, dat deze regels de eerste enthousiaste waardering van Sukarno als mens, of Sukarno als vader des vaderlands zullen inhouden. Waarschijnlijk ligt de oorzaak in het feit, dat het Suharto-regime die Indonesiërs, die ongetwijfeld met meer bijzonderheden en autoriteit over het werk en het leven van hun eerste president zouden hebben kunnen getuigen, óf in koelen bloede heeft vermoord, óf zonder vorm van proces in concentratiekampen heeft opgesloten.

Het is mijn wens dat ik er in geslaagd zal zijn om de lezer ervan te overtuigen, dat ik mij altijd als Nederlander en als Nederlands journalist in den vreemde heb opgesteld, wat ook De Telegraaf, Drees, Luns of andere kwade tongen hierover gebrald mogen hebben en dat de lezer begrijpt, dat dit boek tot stand kwam in de sfeer die Jean Christophe eens omschreef met ‘En attaquant les Français corrompus, c'est la France que je défends.’

Willem L. Oltmans
Amsterdam, 6 juni 1973


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken