Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
Afbeelding van Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalistToon afbeelding van titelpagina van Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.26 MB)

Scans (48.93 MB)

ebook (7.27 MB)

XML (2.17 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/dagboek
non-fictie/koloniƫn-reizen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist

(1973)–Willem Oltmans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Appendix XXIII
Een korte terugblik op de Geneve Conferentie December 1955-Februari 1956

Over het verloop van de Conferentie in Geneve in December 1955-Februari 1956 tussen de Indonesische en Nederlandsche delegatie, ter bespreking van het probleem van West Irian dat sinds de soevereiniteits overdracht in 1949 gedurende meer dan tien jaren de verhoudingen tussen beide landen hadden vertroebeld, was niet veel gepubliceerd geworden.

Ex-minister Luns, die tijdens genoemde onderhandelingen als voorzitter van de Nederlandsche delegatie fungeerde, had gemeend op 23 Augustus een paar dagen voor het bezoek van koningin Juliana aan Indonesie, welk bedoeld was de thans heersende uitstekende goede betrekkingen tussen Indonesie en Nederland te manifesteren, op een t.v.-interview in Nederland zijn persoonlijke versie over deze ongelukkige periode van de Nederlandsch-Indonesische betrekkingen te releveren.

Hij roerde dit onderwerp nog weer aan in zijn artikelenreeks ‘Ik herinner mij’ welke sinds 18 September 1971 in het Nederlandsche tijdschrift ‘Elsevier’ was verschenen.

Aangezien ik in de tijd van die onderhandelingen in Geneve, minister van Buitenlandsche Zaken van Indonesie in het kabinet Burhanudin Harahap en uit dien hoofde leider van de Indonesische delegatie was geweest, was ik nauw betrokken met de voorbereidingen welke tot die besprekingen hadden geleid en later verantwoordelijk als leider van de delegatie omtrent het verloop van die onderhandelingen.

Van mijn kant had ik reeds het een en ander gezegd over deze materie in een k.r.o.-t.v.-interview, welke op 28 Augustus j.l. in Nederland was uitgezonden.

Terwille van de objectiviteit terzake en het voorkomen van het ontstaan van allerlei ‘legenden’ rondom deze kwestie, ben ik den hoofdredacteur van het tijdschrift ‘Elsevier’ erg dankbaar, die mij in de gelegenheid heeft gesteld om mijn ervaringen tijdens die conferentie opgedaan in dit tijdschrift naar voren te brengen en die markante punten van geschil te releveren, welke uiteindelijk hadden geleid tot de mislukking van die conferentie met zijn deseatreuse gevolgen op de Indonesisch-Nederlandsche betrekkingen.

Toen het kabinet Burhanudin Harahap in Augustus 1955 optrad waren de Nederlandsche-Indonesische verhoudingen niet goed te noemen welke te wijten waren in het bijzonder aan het ontbreken van een oplossing van het West Irian probleem, dat in Indonesie als een nationaal probleem was beschouwd. Het was duidelijk dat geen enkel kabinet in Indonesie een meerderheid in het parlement kon krijgen en zich staande hield, indien het niet bij machte was om de oplossing van dit West Irian probleem in zijn program op te nemen. Zo ook het Burhanudin Harahap kabinet, dat in zijn program als eerste punt dit onderwerp opnam.

In verband hiermede had premier Burhanudin Harahap op 29 September 1955 een interview voor de pers gegeven, waarbij hij de nieuwe koers van de regering in zake zijn beleid t.a.v. Nederland duidelijk uiteenzette en dat het bedoeling van de Indonesische regering was de Indonesisch-Nederlandsche verhoudingen te normaliseren en alle uitstaande geschilpunten inbegrepen het West Irian probleem door onderhandelingen en langs vredelievende weg op te lossen. Deze geste van den Indonesische premier kreeg een gunstige reactie van zijn Nederlandsche collega den heer Drees, die zeide dat de Nederlandsche regering de uitlatingen van premier Burhanudin Harahap om de Nederlandsch-Indonesische verhoudingen te normaliseren op prijs stelde en van haar kant zou zij al het mogelijke doen om deze pogingen te helpen realiseren.

Het lag voor de hand, dat dit West Irian probleem het overheersende geschilpunt was tussen Indonesie en Nederland en de primaire aandacht vereiste van de regering in Indonesie om in deze kwestie tot een vergelijk te komen met de Nederlandsche regering. De regering Harahap zocht oprecht naar een oplossing van dit probleem aangezien een oplossing van dit West Irian probleem en door de opname van een soort van een arbitrage clausule in de financieel-economische overeen-

[pagina 644]
[p. 644]

komsten. Het tweede punt omvatte de financiële en economische overeenkomsten van de Ronde Tafel conferentie welke door de loop der veranderde politieke omstandigheden in Indonesie niet meer in overeenstemming waren met de geest der tijd en vervangen dienden te worden door nieuwe overeenkomsten en het derde punt ging over het voor Indonesie zo'n belangrijke vraagstuk West Irian. Dit agendapunt luidde als volgt: ‘Besprekingen aangaande bepaalde problemen met betrekking tot West Irian, met dien verstande dat elk van de beide partijen hun respectievelijke standpunten over de souvereiniteit over dat gebied handhaaft’. Het vierde punt hield in voorzieningen omtrent de besprekingen van andere onderwerpen, welke door een der partijen naar voren kon worden gebracht indien dat nodig werd geoordeeld.

Hieruit moet het toch voor iedereen duidelijk zijn, dat er geen sprake kan zijn dat het probleem West Irian niet een punt van bespreking op de Geneve Conferentie zou zijn geweest, aangezien vanaf het begin stadium van de voorbereidingen dezer conferentie dit vraagstuk juist het cardinale punt uitmaakte of de Geneve conferentie voortgang kon vinden. Het uitblijven van het probleem West Irian op de agenda zou voor de Indonesische regering een onmogelijkheid maken om haar delegatie naar Geneve te sturen. Een bewering in het tegengestelde zou in strijd zijn met de feiten.

De conferentie was geopend in den Haag op 10 December 1955 - en later voortgezet in Geneve aanvangende op 16 December. De Nederlandsche delegatie onder leiding van ex-minister Luns bestond uit de leden wijlen ministers Donker en Van der Kieft en oud minister Prof. Dr. Zijlstra.

De Indonesische delegatie stond onder mijn leiding en bestond uit de volgende leden: minister Prof. Dr. Soemitro, oud ministers Kasimo, Leimena en Roem terwijl wijlen ambassadeur Utoyo Ramelan als secretaris generaal van de delegatie optrad. Uit de samenstelling van de Indonesische delegatie was duidelijk gebleken dat de leden toch niet tot de radikale anti Nederlandsche elementen konden worden gerekend.

Integendeel, deze prominente Indonesische figuren die de Indonesische delegatie uitmaakten waren personen, die wijd en zijd bekend stonden het Nederlands denken en standpunt te kunnen begrijpen en zeker niet door politieke sentimenten of vooroordelen een vijandige houding t.a.v. Nederland zouden innemen en op die manier door een starre houding moedwillig de conferentie te doen mislukken. In lijn met de politiek van verzoening van het kabinet Burhanudin Harahap waren deze heren overtuigd dat deze Geneve Conferentie moest slagen omdat dit niet alleen een nieuwe tijdperk in de Indonesisch-Nederlandsche verhoudingen zouden inluiden in het belang van beide landen en volkeren, doch ook omdat de oplossing van de geschilpunten tussen Indonesie en Nederland en vooral het West Irian probleem de politieke stabiliteit in Indonesie zou bevorderen. De instructie welke de delegatie van het kabinet Burhanudin Harahap ontving, welk in het toentertijd heersende parlementair democratisch systeem in Indonesie de enige autoriteit was die bevoegd was een instructie aan de delegatie te verstrekken was flexibel genoeg om aan de delegatie ruime manoeuvreerbaarheid te geven om op zijn minst de Nederlandsche delegatie halverwege tegemoet te komen teneinde tot een overeenstemming te komen en de conferentie tot een sucecsvol einde te brengen.

Ondanks deze goodwill en grote verwachtingen van Indonesische zijde was de conferentie te Geneve toch tot een mislukking gekomen.

Begrijpelijkerwijze vraagt men zich natuurlijk af naar het waarom en de reden van die mislukking.

Een uitleg hiervan welke ik voor het eerst had vernomen en welke mij tenzeerste verraste was de uiteenzetting, van oud minister Luns in het bovenvermelde artikel in Elsevier van 18 September j.l. Het betoog van den heer Luns kwam ongeveer in het kort op het volgende: Van zijn eigen bronnen (intelligence of diplomatieke bronnen) had oud minister Luns vernomen dat de Indonesische delegatie in Geneve een instructie van Djakarta ontvangen had om coute que coute de conferentie te doen mislukken. Dit was de aanleiding geweest dat de voorzitter van de Nederlandsche delegatie na telefonisch overleg met de Nederlandsche minister president Drees om alle Indonesische voorstellen te aanvaarden aangezien later toch zou blijken dat de Indonesische delegatie deze voorstellen zou verwerpen. Als ik het goed begrepen had, ging het dus hier om de voorstellen van de Indonesische delegatie zelf welke voor consideratie aan de Nederlandsche delegatie was aangeboden geweest, die zelfs voor minister president Drees niet aanvaardbaar was. Oud minister Luns had oud premier Drees kunnen overtuigen om hem zijn gangetje te laten gaan omdat toch gebaseerd op de informaties welke hij ontvangen had, de Indonesische delegatie die zelfde voorstellen zou verwerpen.

Dit is wel een fantastisch verhaal en ik moet de overtuigingskracht van oud minister Luns wel bewonderen dat hij zo'n man als oud premier Drees had kunnen overtuigen om hem in deze zo belangrijke kwestie waar van de toekomstige Nederlandsch-Indonesische verhoudingen afhingen plein pouvoir te geven zonder eerst na te gaan of de vermeende informaties van den heer Luns correct waren. Het ligt natuurlijk niet op mijn weg en ik ben daartoe niet bevoegd om de waarde van de informaties welke de heer Luns had ontvangen omtrent de instructies die de Indonesische delegatie in Geneve van Djakarta had ontvangen te evalueren. Doch een ding kan ik met alle zekerheid verklaren dat noch ik noch de andere delegatie leden van welke instantie dan ook in Djakarta ooit instructies had verkregen de onderhandelingen in Geneve te doen mislukken. Dit zou niet logisch zijn aangezien het kabinet Burhanudin als eerste doelstelling had het normaliseren van de Indonesisch-Nederlandsche verhoudingen door vreedzame onderhandelingen ondanks de grote tegenstand van de radicale groeperingen in Indonesie en zelfs van wijlen president Soekarno.

Bovendien zou een nauwkeurige beschouwing van de feiten, welke zich tijdens de conferentie in Geneve hadden voorgedaan een ander licht werpen dan hetgeen door den heer Luns terzake was uiteengezet.

De eerste faze van de besprekingen had plaats gevonden van 16 December 1955 tot de Kerstdagen om later voortgezet te worden van 3 Januari tot 7 Januari 1956. Gedurende deze besprekingen waren de beide delegaties zeer ver gekomen wat betreft de onderwerpen omtrent de afschaffing van de Unie en de vervanging van de economische en financiele overeenkomsten van de Ronde Tafel Conferentie door andere protocollen welke meer in lijn waren met de nieuwe politieke omstandigheden.

Wat betreft het geschilpunt West Irian waren de standpunten van beide delegaties ver van elkaar verwijderd. Bij de besprekingen over dit agendapunt weigerde de Nederlandsche delegatie halsstarrig om over de souve-

[pagina 645]
[p. 645]

reiniteit en de toekomst van West Irian te praten en was alleen bereid om over practische vraagpunten van arbeids vraagstukken in West Irian en communicaties tussen dat gebied en het overige deel van Indonesie te bespreken. Over dit onderwerp was natuurlijk de Indonesische delegatie niet geïnteresseerd en zag spoedig in dat over dit vraagstuk geen overeenstemming bereikt kon worden. Om een deadlock te voorkomen had de Indonesische delegatie aan de Nederlandsche delegatie een ontwerp resolutie aangeboden op het einde van de eerste faze van deze onderhandelingen op 7 Januari 1956 welke beoogde dat de onderhandelingen betrekking hebbende op de integrale oplossing van dit West Irian probleem voorlopig zouden worden opgeschort tot een later tijdstip en dat deze besprekingen zouden worden hervat op verzoek van een der belanghebbende partijen, aantekenende dat de oplossing van dit geschilpunt tijdens deze besprekingen niet kan niet worden verkregen.

Gezien van het standpunt van de Indonesische delegatie was dit reeds een zeer grote concessie. Dit betekende immers, dat de Indonesische delegatie bereid was de verantwoordelijkheid te dragen om voorlopig dit voor Indonesie politiek gevoelige West Irian probleem in de ‘ijskast’ te stoppen terwille van het doen slagen van deze Geneve conferentie teneinde aan het streven van de Indonesische regering te voldoen de Indonesisch-Nederlandsche verhoudingen te normaliseren. Toen de eerste faze van deze conferentie werd gesloten om de delegaties in de gelegenheid te stellen de bereikte resultaten en de nog resterende geschilpunten inbegrepen de oplossing van het West Irian vraagstuk aan hun respectievelijke regeringen voor te leggen was de Indonesische delegatie nogal optimistisch dat de tweede faze van de conferentie welke een paar dagen daarna zou aanvangen vlot zou verlopen. Er waren reeds vele punten van overeenstemming bereikt terwijl over de oplossing van het cardinale probleem West Irian een compromis formule door de Indonesische delegatie was aangeboden welke redelijkerwijze als aanvaardbaar kon worden beschouwd.

Het gezamenlijke communique van de beide delegaties op de sluitingsavond van de conferentie van 7 Januari dat in alle Nederlandsche kranten werd opgenomen (zie b.v. een a.n.p. bericht uit Geneve van 7 Januari 1956) sprak in een optimistische toon dat ‘naarmate de geschilpunten verminderen uiteraard moeilijker zal zijn om over de overblijvende geschilpunten tot overeenstemming te komen, weshalve de beide delegaties respijt hebben om met hun respectievelijke regeringen te beraadslagen om over enkele dagen weer bij elkaar te komen.’

Doch het had niet zo mogen zijn. De politieke ontwikkelingen in Indonesie na de bekendmaking van de uitslagen van de verkiezingen hadden het politieke beeld aldaar gewijzigd.

De Masjumi en de p.n.i. waren als twee gelijke sterke partijen te voorschijn gekomen. De n.u. kwam als derde partij terwijl de communistische partij (p.k.i.) als vierde uit de bus kwam. De p.n.i. had van af het begin de verzoeningspolitiek van het kabinet Burhanudin Harahap aangevallen en de onderhandelingen met Nederland afgekeurd. De n.u. welke zijn positie in een toekomstige coalitie regering met de p.n.i. als een van de voornaamste coalitie partners niet wilde benadelen door de p.n.i. te antagoniseren trok zijn ministers uit het kabinet Burhanudin terug, welke tengevolge had dat het kabinet niet meer op een brede basis in het parlement kon rekenen.

Onder de indruk van deze nieuwe politieke ontwikkelingen in Indonesie zocht de Nederlandsche regering alle mogelijke voorwendsels om de onderhandelingen in Geneve te onderbreken. De Nederlandsche delegatie keerde niet naar Geneve terug ondanks de belofte zoals vermeld in het gezamenlijk communique van 7 Januari dat de onderhandelingen over een paar dagen daarna zouden worden voortgezet om tot een conclusie te komen. Het kabinet Burhanudin was van mening dat zolang de uitslag van de verkiezingen nog niet officieel was bekendgemaakt door de Verkiezings-commissie het kabinet nog niet demissionair was en aangezien het nog op een meerderheid in het parlement kon steunen zijn politieke functies nog kon uitoefenen, inbegrepen de voortzetting van de onderhandelingen met de Nederlandsche regering. Teneinde uit deze verwarring te geraken had premier Burhanudin minister Sardjan als zijn speciaal koerier naar Geneve gestuurd om de delegatie omtrent de nieuwste politieke ontwikkelingen in Indonesie in te lichten en om de delegatie van nieuwe instructies te voorzien.

De instructie van premier Burhanudin Harahap aan de delegatie was erg positief en ‘firm’ dat de onderhandelingen met de Nederlandsche delegatie moesten worden voortgezet op basis van de bereikte resultaten op 7 Januari 1956 aangezien er geen reden bestond aan de constitutionele rechtsgeldigheid van het kabinet Burhanudin te twijfelen gelet op het feit dat het kabinet nog niet demissionair was noch door het ontbreken van een meerderheid in het parlement noch doordat de president te kennen gaf om het te ontslaan. Derhalve had premier Burhanudin de delegatie opgedragen al het mogelijke te doen om de Nederlandsche delegatie uit te nodigen zo spoedig mogelijk de besprekingen te hervatten zoals aanvankelijk was overeengekomen, aangezien het Indonesische kabinet van oordeel was dat de bereikte resultaten van 7 Januari 1956 een reële basis vormde voor de verdere besprekingen om tot een overeenstemming te komen.

De Indonesische delegatie te Geneve had alle pogingen aangewend om aan deze instructie gevolg te geven en de Indonesische zaakgelastigde in den Haag had vele malen de betrokken autoriteiten van het Nederlandsche ministerie van Buitenlandsche Zaken bezocht om er op aan te dringen dat de Nederlandsche delegatie zo spoedig mogelijk in Geneve zou komen om de besprekingen te hervatten.

Maar de Nederlandsche regering aarzelde steeds om de delegatie naar Geneve te sturen en nam een afwachtende houding. Het was inmiddels begin Februari 1956 geworden en de Indonesische delegatie had bijna een maand gewacht in de barre koude van een Geneefsche winter waar zelfs het meer bevroren was op de aankomst van de Nederlandsche delegatie die maar niet kwam opdagen om de onderhandelingen voort te zetten.

Toen op 1 Februari 1956 geen antwoord was verkregen van de voorzitter van de Nederlandsche delegatie op de herhaalde verzoeken van de Indonesische delegatie om de onderbroken besprekingen in Geneve te hervatten stuurde ik een nota aan het ministerie van Buitenlandsche Zaken in den Haag met het voorstel om de besprekingen op zijn laatst op 4 Februari aan te vangen. Inmiddels maakte de Indonesische delegatie aanstalten om naar Indonesie terug te keren indien er geen of negatief antwoord kwam van de Nederlandsche regering omtrent dit laatste voorstel ter hervatting van de be-

[pagina 646]
[p. 646]

sprekingen. In dat geval moest de Geneve conferentie als mislukt en geëindigd worden beschouwd.

Tijdens het verloop van de besprekingen had de Indonesische delegatie binnen het kader van de onderhandelingen en ook in de wandelgangen van de conferentiezaal aan iedereen verteld over de geweldige terugslag op de Nederlandsch-Indonesische verhoudingen indien deze conferentie op een mislukking kwam. Dit was niet bedoeld als een soort van een dreigement, doch slechts een ernstige waarschuwing omtrent de politieke consekwenties van zo'n mislukking, welke tengevolge zou hebben dat president Sukarno en de radicale politieke groeperingen in Indonesie de overhand zouden krijgen om de Nederlandsche belangen in Indonesie te schaden en de Nederlandsch-Indonesische verhoudingen te verscherpen zo niet helemaal te verbreken.

Blijkbaar waren deze waarschuwingen voor doveman's oren gevallen.

Op 4 Februari 1956 een paar uren voordat aan de pers zou worden bekend gemaakt dat de Indonesische delegatie naar Djakarta zou terugkeren en de conferentie als gesloten moest worden verklaard wegens het niet opdagen van de Nederlandsche delegatie kreeg ik een telegram van den heer Luns, dat de Nederlandsche regering bereid was de Nederlandsche delegatie opnieuw naar Geneve voor de onderhandelingen te sturen met dien verstande dat voordat de onderhandelingen zouden plaats vinden enige clarificaties zouden worden gegeven door de Indonesische delegatie aangaande enkele punten van de agenda in verband met de recente politieke ontwikkelingen in Indonesie.

De Nederlandsche delegatie arriveerde in Geneve in de morgen van 7 Februari 1956 en het was afgesproken dat beide delegaties in de avond zouden ontmoeten terwijl de beide voorzitters elkander voor een lunch zouden ontmoeten waar de voorzitter van de Indonesische delegatie de gewenste clarificaties op de agenda zou verstrekken.

De heer Luns en ik hadden elkander voor de lunch in een van de restaurants in het oude stadsgedeelte van Geneve ontmoet en klaarblijkelijk waren mijn z.g. clarificaties bevredigend voor hem geweest, lettende op de uitslag van de ontmoeting van beide delegaties op de zelfde avond welke besloten had, ‘dat de verdere besprekingen aangaande de agendapunten van de conferentie zou worden voortgezet. De conferentie zal de volgende morgen hervat worden’ (jointcommunique van de Nederlandsch-Indonesische delegatie vide a.n.p. bericht uit Geneve van 7 Februari 1956).

Vier dagen hadden beide delegaties geconfereerd voordat men op 11 Februari tot de ontstellende ontnuchtering kwam dat de besprekingen waren vastgelopen en uiteindelijk moest erkend worden dat de deadlock onvermijdelijk was. Toen de besprekingen op 8 Februari waren hervat was er een gegrond optimisme aan beide zijden dat er tenslotte overeenstemming zou worden bereikt.

Om de discussies weder aan te vangen moesten beide delegaties natuurlijk terugvallen op de bereikte resultaten van 7 Januari 1956. Een inventaris van de punten van overeenstemming en de nog bestaande geschilpunten getuigde dat men al heel ver gevorderd was.

De protocol inzake de opheffing van de Unie en de financiële en economische onderwerpen leverden geen onoverkomelijke tegenstellingen aan beide zijden op. Beide delegaties waren zelfs tot overeenstemming gekomen voor een modus vivendi omtrent het gevoelig probleem van de garantie van het Nederlandsch kapitaal in Indonesie.

Van Indonesische zijde waren de verwachtingen hoog gespannen dat voor de Nederlandsche delegatie het compromis voorstel t.a.v. het West Irian probleem welk vervat was in de ontwerp resolutie welke op 7 Januari 1956 aan de Nederlandsche delegatie was aangeboden aanvaardbaar zou zijn, aangezien hiermede de Indonesische delegatie een grote concessie had gegeven door aan te nemen de integrale bespreking omtrent dit West Irian probleem voorlopig op te schorten.

Wanneer dit het geval zou zijn dan bleven er weinig principiële geschilpunten over welke niet overbrugd zouden kunnen worden.

Doch plotseling bleek dat over een geschilpunt geen overeenstemming kon bereikt worden. De Nederlandsche delegatie insisteerde dat er een z.g. ‘waterdichte’ geschillenregeling moest worden toegevoegd aan de nieuwe financiele en economische overeenkomsten.

Men redeneerde dat door het uitvallen van de oude r.t.c.-overeenkomsten een nieuw lichaam in het leven geroepen zou moeten worden om in geval van geschillen bij de interpretatie en uitvoering van de nieuwe overeenkomsten een beslissende bevoegdheid zou bezitten om over die geschillen te beslissen. Men wilde dus een soort van arbitrage hebben.

Hier tegenover verzette zich de Indonesische delegatie, omdat men van te voren wist dat deze arbitrage clausule voor de Indonesische regering en parlement onaanvaardbaar was, gezien de ervaringen van de Soenarjo delegatie die over de protocollen van Augustus 1954 had onderhandeld.

De Indonesische delegatie daarentegen kon alleen volstaan met de aanname van de z.g. partitaire commissie, die belast zou zijn in geval van rechts geschillen die geschillen op te lossen indien de oplossing daarvan niet mogelijk bleek te zijn langs de gewone diplomatieke kanalen. Doch dit was voor de Nederlandsche delegatie onaannemelijk en zij stond onvermurwbaar in haar standpunt om de arbitrage regeling als een integraal deel van de te sluiten protocollen te handhaven.

Hiermede kwam de conferentie op 11 Februari in een kritieke situatie.

Misschien is het interessant de activiteiten van beide delegaties op die gedenkwaardige dag van 11 Februari na te gaan welke gericht waren om te redden wat er nog te redden viel. Doch helaas, hun pogingen waren niet met succes bekroond zodat laat op die avond erkend moest worden dat de conferentie tot mislukking gedoemd was. Ik heb mijn aantekeningen in mijn agenda van die dag nog bewaard zodat ik hieronder nog chronologisch kan voorleggen wat er op die dag gaande was. Mijn aantekeningen zijn het volgende:

10.00 Beide delegaties kwamen bij elkaar om nogmaals hun standpunten uit een te zetten t.a.v. de z.g. arbitrage clausule.

Na een bespreking van 30 minuten gingen de beide delegaties uit elkaar.

11.45 Een voordwoerder van de Indonesische delegatie annonceerde aan de pers dat om vier uur 's middags de slotzitting van de conferentie zou plaats vinden.

12.00 Minister Luns nodigde minister Anak Agung uit voor een informele bijeenkomst om uit de impasse te komen.

14.00 Bespreking Luns-Anak Agung. Gedurende dit onderhoud maakte minister Luns een concessie door de Nederlandsche tekst aangaande de arbitrage clausule te amenderen. Minister Anak Agung wees er op dat dit amendement geen substantiele verandering

[pagina 647]
[p. 647]

was van de arbitrageprincipe welke door de Nederlandsche delegatie was voorgesteld. Doch niettemin bebeloofde minister Anak Agung dit laatste Lunsamendement met de voltallige Indonesische delegatie te bespreken.

17.00 Tweede ontmoeting Luns-Anak Agung.

Anak Agung deelde minister Luns mede dat het geamendeerde Nederlandsche voorstel voor de Indonesische delegatie niet aanvaardbaar was en informeerde de voorzitter van de Nederlandsche delegatie dat de Indonesische delegatie haar tekst aangaande de geschillen regeling wilde handhaven aangezien gebleken was dat de Nederlandsche delegatie de arbitrage clausule niet wilde prijsgeven.

18.00 Informele plenaire zitting van de beide delegaties. Op mijn vraag aan de voorzitter van de Nederlandsche delegatie wat het antwoord van de Nederlandsche delegatie was aangaande de ontwerp resolutie van de Indonesische delegatie aangeboden op 7 Januari 1956 met betrekking tot het compromis voorstel voor de oplossing van het West Irian probleem antwoordde de heer Luns kortaf dat thans deze kwestie niet meer relevant was.

Hiermede was de mislukking van de Geneve conferentie een feit geworden.

8.00 p.m. Plenaire formele zitting van beide delegaties welke slechts een kwartier duurde om formeel te constateren dat beide delegaties niet instaat waren geweest tot overeenstemming te komen en de conferentie in Geneve tot een succesvol einde te brengen, weshalve de conferentie als mislukt moest worden beschouwd.

Slotrede van de voorzitter van de Indonesische delegatie.

Uit mijn voorgaand betoog moet toch duidelijk zijn dat van de kant van de Indonesische delegatie nooit en nimmer stappen waren ondernomen noch ideeen geopperd om de conferentie in Geneve te doen mislukken. Dat de delegatie ongeveer een maand lang in de barre koude winter in Geneve op de Nederlandsche delegatie had gewacht om de onderbroken onderhandelingen voort te zetten ondanks de politieke pressie van wijlen president Soekarno en de radicale politieke groeperingen in Indonesie dat de Indonesische delegatie Geneve onverwijld moest verlaten, was toch het onomstotelijke bewijs dat de Indonesische regering al het mogelijke had gedaan om de conferentie voort te zetten en tot een succesvol einde te komen. Dat dit laatste niet gelukt was lag buiten haar bereik en zeker niet door een onwil van haar zijde. Indien het werkelijk zo zou zijn geweest zoals beweerd was, dat zij instructies ontvangen had om de conferentie te doen mislukken, dan had de Indonesische delegatie Geneve al lang verlaten toen gebleken was dat de Nederlandsche delegatie niet kwam opdagen binnen de afgesproken tijdslimiet na de onderbreking van de conferentie op 7 Januari. Door dit te ondernemen zou de Indonesische delegatie een goede alibi hebben om de conferentie te onderbreken. Het tegengestelde was juist gebeurd. Zij bleef een maand wachten omdat zij de instructie van de Indonesische regering had ontvangen om al het mogelijke te doen om de conferentie te hervatten en tot overeenstemming te komen.

De bewering van oud minister Luns dat hij alle Indonesische voorstellen kon aannemen omdat hij toch van te voren wist dat de Indonesische delegatie deze toch als onaanvaardbaar zou beschouwen, aangezien de Indonesische delegatie de vermeende instructie had ontvangen om de conferentie te doen mislukken waren door de feiten weerlegd, welke zich tijdens de conferentie hadden voorgedaan en welke ik in het voorgaande reeds heb uiteengezet.

Mocht het werkelijk zo geweest zijn zoals door oud minister Luns was beweerd dat hij alle Indonesische voorstellen aanvaard had dus inbegrepen de tekst van de geschillenregeling zoals deze door de Indonesische delegatie was geconcipieerd en aangeboden aan de Nederlandsche delegatie, dan waren de lange onderhandelingen welke plaats vonden vanaf 8 Februari tussen de beide delegaties en de gespannen besprekingen op de laatste dag van de conferentie op 11 Februari zoals in het voorgaande was vermeld niet nodig geweest om te trachten tot overeenstemming te komen. Doch de werkelijkheid was anders geweest dan de voorstelling van zaken welke door den heer Luns in zijn artikel in Elsevier van 18 September 1971 waren weer gegeven.

Toen de beide delegaties op 8 Februari weer aan de conferentie tafel bij elkaar kwamen, was er geen sprake van een gebaar van de zijde van de voorzitter van de Nederlandsche delegatie in de vorm van een ‘it is all yours’ te bespeuren als uiting van zijn z.g. welwillendheid om de Indonesische voorstellen in zijn geheel te aanvaarden.

De beide delegaties waren normaal begonnen de besprekingen voort te zetten op basis van de bereikte resultaten op 7 Januari en te proberen de overgebleven geschilpunten te overbruggen. Het was zeer te betreuren dat zij niet geslaagd waren tot een vergelijk te komen in de kwestie van de z.g. geschillen regeling omdat de arbitrage clausule waaraan de Nederlandsche delegatie zich vasthield voor de Indonesische delegatie onaanvaardbaar bleek te zijn.

Dit was de directe aanleiding geweest van de deadlock en positief zeker niet omdat er instructies van de regering in Djakarta kwamen verstrekt aan de Indonesische delegatie om de conferentie te doen mislukken.

In mijn slotrede op de sluitingsdag van de conferentie had ik nog een lange resumé gegeven van de stand van zaken van de besprekingen t.a.v. de vier agendapunten van de conferentie.

Ik stelde vast dat beide delegaties erg ver gevorderd waren en na moeizame en lange onderhandelingen overeenstemming hadden bereikt over een breed veld van onderwerpen. Er bleven slechts twee geschilpunten over welke onoverbrugbaar bleken te zijn. Dat waren dan de kwestie van de geschillenregeling en het West Irian probleem. Deze slotrede was toen opgenomen in een a.n.p. bericht van 11 Februari uit Geneve, zodat men ze in bijna alle Nederlandsche kranten uit die tijd kon lezen. Indien namelijk de heer Luns over een bepaalde passage van mijn bovengenoemde redevoering niet eens was geweest bijvoorbeeld dat onderwerp handelende over West Irian waarvan ik releveerde o.a. dat ‘het West Irian probleem niet leidde tot een overeenstemming omdat Uw delegatie geweigerd had de formulering van de Indonesische delegatie in beschouwing te nemen, welke aangeboden waren na moeizame vruchteloze onderhandelingen’, dan had hij mij op die gedenkwaardige avond moeten tegenspreken. Doch er kwam geen reactie van de voorzitter van de Nederlandsche delegatie op mijn slotrede en de conferentie was gesloten door de voorzitter van de dag in een ijzige stemming.

Het is merkwaardig dat de heer Luns na 15 jaren het stilzwijgen m.b.t. deze kwestie te hebben bewaard plotseling zijn stem liet horen en tot de conclusie kwam dat het West Irian probleem nooit op de Geneve conferen-

[pagina 648]
[p. 648]

tie ter sprake was gebracht. Op die sluitingsavond had ik nog in mijn redevoering een waarschuwend woord laten vallen omtrent de consequenties van het mislukken van deze Geneve conferentie. Ik heb mijn sombere gevoelens uitgedrukt dat hiermede een donkere schaduw was gevallen over de toekomst van de Indonesisch-Nederlandsche verhoudingen.

Later zou blijken dat deze sombere gevoelens bewaarheid zouden zijn en deze mislukte Geneve conferentie een mijlpaal zou betekenen voor de toekomstige Indonesisch-Nederlandsche verhoudingen.

Hst mislukken van deze Geneve conferentie was voor wijlen president Soekarno en de radicale elementen in Indonesie een welkom wapen om de verzoeningspolitiek van de gematigde groeperingen in Indonesie te veroordelen en de nutteloosheid van zo'n verzoeningspolitiek aan de kaak te stellen wijzende op de ervaringen welke de Indonesische delegatie in Geneve had opgedaan in diens onderhandelingen met de Nederlandsche delegatie. Hiermede was ook de invloed van de gematigde groeperingen in Indonesie afgedaan om plaats te maken voor de ongebreidelde radicale politiek van wijlen president Soekarno. Wijlen president Soekarno verkondigde thans in al zijn redevoeringen dat voortaan de ‘harde lijn’ gevolgd diende te worden in Indonesie's handelingen met Nederland.

De Nederlandsch-Indonesische verhoudingen verslechterden welke in 1957 culmineerden met de exodus van duizenden Nederlanders uit Indonesie en de confiscatie van de Nederlandsche bezittingen welke later geleid hadden tot de betreurenswaardige confrontatie met Nederland.

Het zou een mis-interpretatie van de geschiedenis zijn wanneer men niet wilde erkennen dat dit mislukken van de Geneve conferentie grotendeels had bijgedragen tot de verscherping van de Indonesisch-Nederlandsche betrekkingen en later zelfs tot de volledige breuk ervan met de fatale gevolgen voor beide landen en volken.

Wie treft hier de blaam voor het mislukken van deze conferentie?

Na lang zwijgen kwam oud minister Luns met het antwoord door zijn zeer listige interpretatie van de gebeurtenissen rondom de Geneve conferentie gebruikmakende van zijn informaties verkregen van zijn niet genoemde inlichtingenbronnen, dat in feite de Indonesiers het geweest waren die gestuurd hadden op deze mislukking.

Jammer genoeg strookten deze beweringen van den heer Luns niet met de feiten welke ik gekend had en zich hadden voorgedaan tijdens die Geneve conferentie en welke ik in de voorgaande bladzijden heb getracht uiteen te zetten.

Wat mij betreft laat ik het over aan de lezers van dit artikel en de toekomstige geschiedschrijvers over die episode van de Nederlandsch-Indonesische verhoudingen om hun oordeel terzake te vellen.

In zijn artikel in Elsevier van 18 September had de heer Luns nog gemeend om over mij persoonlijk iets te schrijven. Hoewel ik in zijn betoog onnauwkeurigheden ontdekt heb zal ik niet er op ingaan noch iets over den heer Luns zelf gaan schrijven zoals ik hem in Geneve had gekend om de strekking en het gehalte van dit artikel op dat peil te houden dat ik gewenst heb.

De leden van de Indonesische delegatie en ik waren wel erg pijnlijk verrast over de wijze hoe oud minister Luns zich tijdens de onderhandelingen gedroeg en de onderhandelingen met ons voerde, wat heel weinig had bijgedragen tot de goede verstandhouding en de vertrouwelijke sfeer gedurende de onderhandelingen. Daarom had het mij zeer bevreemd in bovengenoemd artikel te lezen dat mijn delegatievrienden hem in Geneve met ‘saudara’ (broeder) aansprak, aangezien de omstandigheden en de ervaringen die wij met den heer Luns in Geneve hadden gehad de aanleiding daartoe niet gaven. Misschien bedoelde de heer Luns zijn ervaringen te memoreren met leden van een andere Indonesische delegatie op een andere plaats. Dat zou natuurlijk mogelijk geweest zijn. De conferentie van Geneve was dan ook zo lang geleden en in die tijd kan men veel vergeten.

 

Wenen, 30 September 1971

(Ide Anak Agung Gde Agung)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

landen

  • Zwitserland


datums

  • december 1955

  • januari 1956

  • februari 1956

  • 30 september 1971