Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De sproke van Beatrys (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van De sproke van Beatrys
Afbeelding van De sproke van BeatrysToon afbeelding van titelpagina van De sproke van Beatrys

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (4.50 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
marialegende


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De sproke van Beatrys

(1941)–Francine Schregel-Onstein–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

[II]

HET KOSTELIJK INSTRUMENT MET DE ZILVEREN pijpen en het zachte, melodieuze register was het convent door den Bisschop op eenen Heiligen Drievuldigheidszondag geschonken en op bede der muzikale zuster Magdalene in het koor geplaatst.

Dat zulk een jammerlijk gebocheld begijntje deze goddelijke klanken aan het blankhouten positief kon ontlokken! Als Beatrijs met de koornonnen medezong, werden haar oogen steeds opnieuw naar zuster Magdalene's handen getrokken. Doch daar zij immer het laatste binnentrad, ging zij achter vele ruggen schuil, zoodat al haar zacht dringen of heimelijk zich rekken niets baatte. Zij genoot dan wel van de aanzwellende orgelklanken en zong zelve aandachtig met de zusterkens mede, doch voelde een gemis. Want als zij tot dicht bij het instrument kon geraken en haar eene oog dan toekneep, opdat zij het mismaakte zusterke niet zag, - met het andere enkel haar slanke, schoon-gevormde handen over de toetsen kon zien glijden - dan verbeeldde Beatrijs zich, dat de zoete Maria zèlve voor het positief gezeten was en er met haar engelen-handen, welke Christus hadden gediend, een hemelsche muziek aan deed ontstijgen.

Zooals Beatrijs dàn zong!

Juist dezen dag stonden alle koornonnen zoo onbeweeglijk op hare plaatsen, dat Beatrijs geen tipje van zuster Magdalene te zien kreeg. Na het eerste ave veranderde de teleurstelling daarover in een nog blijder verwachten.

‘Wellicht wil Maria mij beproeven’, zeide ze tot zichzelve, ‘en onderzoekt zij mijn hart, of het geloovig op het mirakel hoopt ook zonder ontvankelijkheid voor uiterlijke zaken lijk zuster Magdalene's handen!’

Nu gewerd Beatrijs toch plots een groote angst. Hoe zoude het zijn, wen haar een hemelsch vizioen te beurt viel? Wen Jesu

[pagina 12]
[p. 12]

haar verscheen, of Maria? Dan zoude zij immers nederknielen temidden der nonnekens in het koor en van geluk en ootmoed woorden stamelen? Zooveel als zij te zeggen had!

Ontroerd speelde zij met de vouwen van haar grauw habijt. Had de abdesse zich ook zoo bevend en beangst gevoeld, toen zij in den vergier op het bankje zat en opzag naar Jesu's lief hoofd, dat boven de wolken uitstraalde? Doch van angst had de abdesse nimmer gerept.

Plotseling voelde zij zich in de zijde aangeraakt.

Een schok doorvoer haar geheele lichaam en zij waagde het niet het hoofd te wenden. Hemelsche name van Marije! Ging haar innigste bede nu reeds in vervulling? Grooter ontroering welde in haar op en beklemde haar de keel. Als een doode stond zij in het koor met gevouwen handen en halfgeopenden mond.

Totdat zij, thans vinnig, een hand in haar zijde voelde stooten. De lange zuster Angelica had zich tot haar overgebogen en siste haar in het oor:

‘Ge zíngt niet, kosteresse!’

Aldus zong Beatrijs de laatste regels der hymne mede, terwijl van schaamte haar wangen zoo rood gloeiden als de fluweelen tressen van het altaarkleed.

Zoo was zij een schoone, jonge non.

En zuster Magdalene, die immer op het kostereske wachtte om naar haar cel te worden geleid, vroeg verwonderd:

‘Zusterke Beatrijs, ge ziet zoo warm en uw oogen glanzen... Ge zijt niet dezelfde van den noene. Deert u iets?’

Beatrijs doofde de kaarsen bij het positief.

‘Neen, zuster Magdalene. Kom, geef mij uw arm. Als mijn oogen glanzen, dan is dat van verdriet... Let ge op het drempeltje?’

De kleine, gebochelde vrouw tilde behoedzaam haar pij op.

‘Ziet ge, lief kostereske, zooals met dezen drempel en mijn misvormde voeten, zoo moet het met uw hart en het aardsch verdriet zijn. Kijk, ik stap er overheen, terwijl ik een gebedeke zeg. En vóór ik aan mijn celdeur ben moeten wij nog vier drempels passeeren, weet ge wel?’

De beide nonnen, zuster Magdalene steunende op Beatrijs' arm, liepen door de reeds verlaten gangen. Door het raam van den

[pagina 13]
[p. 13]

binnenhof klonk vanuit de verte hondengeblaf en het hinniken van paarden. Een horde ruiters trok nu over den heirweg langs het convent.

Beatrijs loosde een diepen zucht.

‘Ach zuster’, zeide ze, ‘zuster Magdalene’...

De kleine non drukte Beatrijs' arm.

‘Ge reikt al zulk een eind boven mij’, lachte zij vriendelijk. ‘En ge waart een dreumesje als ik, toen ge als scholiere uw intrêe deedt. Toch zie ik uwe oogen wel, zuster Beatrijs, en zij zijn goed. Ge moet hun blik niet verduisteren door al te veel te staren op uw aardsche drempeltjes, mijn kind.’

De hoefslagen verstierven in de verte. Dat simpele, aldaagsche geluid deed Beatrijs zoo droevig aan, dat zij wel had willen nederknielen en haar hoofd verbergen in zuster Magdalene's habijt. En zij deed het.

‘Ach zusterke!’ stamelde zij, ‘ik had... ik had een mirakel verwacht! Een hemelsch mirakel!’

‘Sss... kostereske!’

Zuster Magdalene legde haar schoone, zachte handen op Beatrijs' hoofd.

‘Sta op, m'n kind. Ge moogt niet zoo bedroefd zijn. Ge kunt immers Maria om kracht en troost bidden, als ge zwak en verdrietig zijt? En als ge zoozeer een hemelsch mirakel verwacht, dan zal het zekerlijk komen, wanneer ook en in welken vorm!’

Toen schreden zij weder zwijgend en langzaam voort tot aan zuster Magdalene's cel. Beatrijs opende de deur en leidde de kleine non naar haar zetel bij het borduurraam.

Door het venster bleekte aan den nog lichten hemel een kinderlijk, kromgetrokken maansikkeltje.

‘Gaat ge reeds rusten, zuster Magdalene?’

‘Neen, ik ga nog wat arbeiden en dan komt zuster Clotilde mij naar den dormter geleiden, waar ik gerust zal slapen totdat gij ons weder tot de metten roept.’

Beatrijs verschikte nog iets aan het vierkant raam, waar zuster Magdalene op verzoek der abdesse een nieuw altaarkleed had opgezet van kostbare wollen en zijden draden.

[pagina 14]
[p. 14]

‘Kan ik nog iets voor u doen, zuster Magdalene, behalve u danken voor uw troostwoorden?’

Het zusterke glimlachte bemoedigend.

‘Mij is alles, wat ik van noode heb. En dank mij niet, mijn kind, ge zijt altijd zoo vriendelijk en hulpvaardig. Ik zal voor u bidden, zuster Beatrijs’...

 



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken