Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Soldatentypen uit den grooten oorlog (onder pseudoniem G. Raal) (1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Soldatentypen uit den grooten oorlog (onder pseudoniem G. Raal)
Afbeelding van Soldatentypen uit den grooten oorlog (onder pseudoniem G. Raal)Toon afbeelding van titelpagina van Soldatentypen uit den grooten oorlog (onder pseudoniem G. Raal)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.98 MB)

Scans (152.34 MB)

ebook (5.74 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Edmond van Offel



Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Soldatentypen uit den grooten oorlog (onder pseudoniem G. Raal)

(1914)–Lodewijk Opdebeek–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

Broerke Kriek

't Was Mei.

Groote sneeuwballen bloeiden aan de hoeve van Fientje Pamels.

In den hemel was een wonder gerucht als van het zware wieken van ooievaar, toen sloot de nacht zijn moede oogen en het werd dag.

Toen moederke Pamels haar deure uitging, boomgaardwaarts, klonk haar op den dorpel het krijten van een kindeke tegen. Haar harte jaagde ontroerd en haar lichaam bukte neder als een zegen. Met teeder gebaar hief zij het wichtje op en sloot het tegen haar harte.

Het was ingebusseld in kant en satijn en de witte bloemballen hingen er feestelijk omheen.

Het was een weelde van Lente; muziek ruischte te allen kante en moederke wist wel waarom.

[pagina 78]
[p. 78]

Het kwam uit de heerlijkheid om haar heen, 't kwam uit haar, uit de diepste diepten van haar harte dat was zoo blij en zoo jong, zoo rijk met het arm bloeike, dat met haar eigen teeder en ziekelijk kind spelen zou ter groene weide.

Haar ziekelijk zoontje, liefdepand van haar zachten zieken man, die sinds weken bij ons Heere was, en 't hoeveke zoo treurig liet en eenzaam.

Zij sloeg een dankend kruisje over haar gelaat en de droeve borste.

En 't kindeke werd haar een zegen; 't groeide op in vreugde en in spel, zijn harte plooide open in reinheid van zuiver luchte en den invloed van warme vrouwenoogen.

't Vondelingske werd sterk en struisch als een bloeiend geluk en zijn ronde gelaat bloosde van roodstralende lente.

Zoo mooi was het en zoo sappig dat men het noemde Broerke-Kriek.

Maar Nold, 't kleine Pameltje, bleef teer als een te weinig in het licht staande bloem; bleekte als een pale straal van zon in witte kamer.

Maar rijk was het van hart en zoet en zoo goed.

Zijn vreugde en zijn begeerte in het leven gingen naar het blozende Broerke-Kriek; dol was hij er van in groote liefde van tenger kind.

Des morgens was zijn eerste lach voor hem vóór hij zijn moeke kuste, en des avonds, na 't gebed, bleef hij nog één stond ter knieën voor het heil van Broerke lief.

Hand in hand gingen zij door het leven en te midden 't goud van boterbloemen speelden zij ter weide met het lammeke als Jesus en Sint Janneke:

[pagina 79]
[p. 79]
 
‘Het een troetelde het lammeke zijn hoot
 
En d'ander kittelde onder den poot,
 
Het lammeke ging springen,
 
Sint Janneke ging zingen.
 
Huppelden en truppelden door de wei
 
En dees twee krollebollekens dansten alle bey.’

Moegespeeld sliepen zij op 't gras of luisterden naar den wind in de hooge boomen. 't Was de stemming van zonnige dagen en het geluk van het jonge leven. 't Was allemaal voor elkanders harte.

Uit het vondelingske groeide een sterke man, met groote donkere oogen en een rooden mond, badend in levensweelde.

Nold Pameltje's ziele werd verlicht van hemelsch lied, maar het lichaam bleef freel en zwak.

Broerke-Kriek werd grenadier in 's konings leger; Noldje Pamel pater in stille kloostercel.

Elken dag, bij het offeren van de mis, bij wijding van heilig gebaar, bad hij met alle vurigheid:

- Zoete Jesus, Heer, schei ons nooit vaneen. Geef broerke zielevreê en zoetheid in der eeuwen tijden.

Zekeren dag lag de grenadier aan des Paterkes harte, oogenstralend van donker vuur, op 't hoofd de trofee van zware lokken.

't Was oorlog en gevaar in het land. De laaie gloed van zelfverweer vlamde als een vloed tallerwege. Hen die 't wagen moesten, ging het om het leven en de oude grond in het land der leeuwen werd gewijd door het bloed van duizenden dapperen.

De grenadier knielde voor 's Heeren dienaar en toen de zegen als een streeling zijn hoofd bestreek, voelde hij de warme tranen van zijn zwakken vriend.

[pagina 80]
[p. 80]

Het tenger Paterke trok mee ten velde in den brand van bloedigen krijg en gaf in wreeden stond het laatste zoete woord aan velen.

Des nachts, in eenzaamheid, waakte hij en bad, op bloote knie, voor 't behoud van het Vaderland en van Broerke-Kriek.

Toen de Godheid, in de Mis, haar licht over hem liet gaan in glans van gouden mysterie, stamelde hij, nog inniger dan ooit:

- Zoete Jesus, goede Heer, schei ons nooit vaneen.

Het uur van gruwelijke beproeving sloeg. Een vloed van ijzer, vuur en bloed golfde over het land. Storm na storm werd gevoerd in aanhitsing van opperste spanning. Weken lang bleven zij te been, dag en nacht te been, zonder rusten, zonder poozen. Zij stonden in 't blonde duin, bij grootheid van de zee en hoorden over hen het booze gehuil van het kanon en rond hen den laatsten schreeuw van vele brekende harten. Vele helden vielen, 't brekend oog verlicht door verre zegening van schreiende moeders en het visioen van rijke toekomst. Mooi en grootsch was hun laatste gebaar als het sterven van een leeuw.

Broerke-Kriek stond in den storm van vuur en vlam in de sterkte van zijn reuzenlijf. De vermoeinis legde een hoogen blos van koorts op zijn jong gelaat, zijn oogen stonden strak als deze van een vastberaden man. Zoolang zou hij het houden tot van hooger hand 't bevel tot wijken kwam. Steeds vooruit voor het ideaal van vrije menschen, steeds vooruit met den naam van Moeke op zijn lippen en 't beeld van 't Paterke in zijn harte.

[pagina 81]
[p. 81]

Des avonds, na vreeselijken Octoberdag, in zoetheid van malve licht, zocht Noldje Pamels naar zijn vriend in angstige vruchteloosheid.

Twee eeuwige marteldagen vroeg en smeekte hij als een bedelkind aan allen om nieuws van Broerke-Kriek. 't Geweld van den krijg, de moed der wanhoop, de hemelsche mooiheid van trouw en van plicht, hielden het troepje uitgeputten bezig en niemand die zich, te dien stonde, den mooien grenadier herinneren kon.

In de vroege morgenure van den derden dag, ging het paterke in de dorpskerke aan 't duin, omringd van zingende popels, ter misse.

Rouwe hamerde zijn harte en de oogen waren rood van zijn tranen. Hij stapte ter sacristie, om 't kleed der plechtigheid om het freele lijf te doen.

Hij schrikte. Op den grond lagen drie mannen in de rust des doods. De plaats was gevuld met zware stilte.

Streelend kruiste des paters duim 't voorhoofd van den eerste.

- Rust zoet, mijn trouwe ridder, fluisterde hij.

Den tweede keek hij na de zegening aan om de moeheid van het jonge in den dood verstrakte gelaat.

- Wat zijn moederke toch wel zeggen zal! prevelde hij.

Den derde, dien mooien grenadier, dorst hij niet te benaderen. Zijn harte stond één stonde stil of het breken zou, 't speeksel stikte hem in de keel. De knietjes knikten onder hem en hij beefde zeer.

Wat staarde hem die doode aan in mooiheid van jonge oogen. Een purpere kroon van bloed lag om zijn bleeke hoofd, maar de mond scheen zoet

[pagina 82]
[p. 82]


illustratie

[pagina 83]
[p. 83]

te lachen. In schemer van neveloogen dacht de pater dat de doode hem wenkte en hij naderde, zette zich naast hem neder en hief den zwaren, looden kop in de armen.

- Broerke lief, mijn trouwe. Heeft de Heer u geroepen en Zijn Dood u geraakt? stamelde hij. En staat ge reeds bij Hem in het licht van Zijn verblindend wezen? Hebt gij bij 't sterven aan Moederke gedacht en zich mijner herinnerd? Ho, mijn broederke lief! Zoo jong en zoo blij in de lente van uwe schoone oogen!

Zijn dunne lippen kusten het bloedige voorhoofd van zijn hartsvriend. Een donkere paarsche kring teekende zijn droeven mond. Hij zegende hem driemaal te reke. Maar hij sloot zijn doode oogen niet. Zoo moest hij blijven liggen, tot den jongsten stond, om te zien het licht der trouwe broederoogen.

Hij deed de bruine pij van 't lijf, vlijde het mannenhoofd er op, schoot kerkgewaden aan en ging ten outer God zijn hoogen nood klagen.

Extasisch bad hij, met vroomheid nooit gevoeld, in de heiligheid der bediening. En, toen, ter consecratie, als een zon de Hostie ten hooge rees, snikte hij weerom het levensgebed:

- Zoete Jesus, Heer, schei ons nooit vaneen.

Te dien stond sloeg donderend geluid van zwaar geschut ter kerke in. De noordelijke muur werd als door een wilde macht opgeheven, uiteengerukt, in een wolk van stof.

Een orkaan van vernieling loeide in Godes tempel en aan den voet van het altaar zeeg neer, met 't beeld van Ons Heere op het harte, in 't witte kleed door bloed geheiligd, het teere, schoone paterke, de groote vriend van Broerke-Kriek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken