Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.

Dronkaarts wesen.

Stem. Daarom soud gy my etc. Of 2. versen voor 1. Op mijn ziel om etc.

KOmt eens menzen, komt te samen,

En aanschouwt dit dronken beest,

Wie het siet die moet hem schamen,

Sond men uit sijn aansigt leest.

Siet eens hoe sijn oogen dreijen,

Als een menz na-by de dood;

O! hoe sullen die nog schreijen,

Maar ach! waar 't so, 't was geen nood.

Siet, hoe wankelen sijn beenen,

Wel de man en kan niet staan,

Ach! hoe sal hy 't nog beweenen,

So hy daar in voort wil gaan.

[p. 130]

4.

 

Nu so sal hy eerst beginnen,

 

Sond op sond te hopen op,

 

Ondeugd gaat hy nu beminnen,

 

't Seil is nog niet in den top.

Hoort, hoe gaat hy vloeken, zweeren,

Schelden God, Engel en menz:

Sabbath-schenden en hoereren,

Dat is nu sijn herten wenz.

Denkt eens, als die menz sal komen

Moeten voor sijn Rigter staan,

Voor God, Engelen en Vromen,

Hoe het dan met hem sal gaan.

Sal hy tot dat dier niet spreken,

Gaat vry heen, ik kenn' u niet,

'k Schiep u sonder dees gebreken,

Na mijn beeld, dies van my vliet.

Ei mijn God wilt hem bekeeren,

Dat hy sien mag al dit quaad,

Dat hy dog eenmaal mag leeren

Wat Gods toorn is of genaad.

Laat hem bidden, laat hem smeken,

Laat hem roepen, ô mijn Godt!

Neemt dog weg al dees gebreken,

Daar ik dus op ben versot.

Dat hy nu eens werde dronken

Vol van uwen Geest, ô Heer!

Laat u lieffelijke lonken
Dalen op sijn ziele neer.