Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bobo. Geschiedenis van een aap (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bobo. Geschiedenis van een aap
Afbeelding van Bobo. Geschiedenis van een aapToon afbeelding van titelpagina van Bobo. Geschiedenis van een aap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.68 MB)

Scans (79.41 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

dierenverhaal/-epos


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bobo. Geschiedenis van een aap

(1955)–Marie Hildebrandt, Bertha Elisabeth van Osselen-van Delden–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 41]
[p. 41]

Zevende hoofdstuk
Bobo blust een brand



illustratie

 
Na dit verschrik'lijk ongeval
 
Dat zij niet licht vergeten zal,
 
Roept moeder 's morgens vroeg haar zoon,
 
En zegt: ‘Je laat die grappen, Toon!
 
Moet jij je moeder altijd plagen
 
En haar misschien de dood aanjagen!
 
Het is nu al de tweede keer
 
Dat ik je daarop attrapeer,
 
En als het nog eens voorkomt, later
 
Gooi ik je speelgoed in het water.’
 
En wat de jongen nu al zegt,
 
Hem wordt het zwijgen opgelegd.
[pagina 42]
[p. 42]


illustratie

 
Ik weet wel wie het is, denkt Toontje,
 
Nu - boontje komt toch om zijn loontje.


illustratie

 
Als hij Bobo voorbij ziet gaan,
 
Steekt hij vlug een sigaartje aan


illustratie

[pagina 43]
[p. 43]


illustratie

 
En denkt - als al die slimme knapen
 
Zal hij mij ook wel na gaan apen;
 
Hij legt in plaats van een sigaar


illustratie

 
Een stukje vuurwerk voor hem klaar,
 
En gaat weer weg, de deur blijft open.


illustratie

 
Bobo komt daad'lijk aangeslopen
 
En net als Toontje heeft gedaan,
[pagina 44]
[p. 44]


illustratie

 
Steekt 't arme dier het stokje aan.
 
Hij hoort een knetterend geluid
 
En denkt: nu komt de rook eruit,
 
Dat hoort zo bij een goede sigaar,
 
Maar deze maakt wel veel misbaar.
 
Weer houdt hij 't stokje in het licht
 
En ziet een prachtig vuurgezicht,
 
De vonkjes spatten lustig op -
 
‘Kom,’ zegt Bobo, ‘genoeg nu, stop!
 
Foei wat een vieze smaak, ik dank je!’
 
Pang - en hij tuimelt van zijn bankje,
 
Het puntje van zijn staart o jé!
 
Komt juist nog in de vlam, o wee!
 
Hij gilt alsof hij wordt vermoord
 
En niemand die zijn roepen hoort.
 
Ja ja Bobo, daar ga je nou,
 
Je voelt misschien wel wat berouw!
 
Maar waarom alles weg te kapen
 
En and'ren na te willen apen,
 
Die stok behoorde toch aan Toontje.
 
Nu, Boontje kwam wél om zijn loontje!
 
Bobo schreeuwt steeds nog moord en brand,
 
Nu treft een vonkje ook zijn hand
 
En 't vuurwerk knettert steeds nog luid
 
Dus is 't gevaar hier nog niet uit.


illustratie



illustratie

 
Pang - boem! een nieuwe lading weer,
 
Bobo valt nu voor dood terneer,
 
Hij denkt nog steeds aan Afrika,
 
Aan 't huisje in de Sahara;
 
Moet dit mijn droevig einde zijn -
 
Zo peinst hij, - ach, wat helse pijn!
 
Mijn neus staat helemaal in brand
 
En dan mijn staart nog en mijn hand!
[pagina 45]
[p. 45]
 
Hij ligt daar op de grond te tollen
 
En laat maar verder met zich sollen,
 
Het leven is hem niets meer waard
 
Zo - met die halfverbrande staart -


illustratie

 
Bobo is wel de ergste fat,
 
Die rondloopt in de hele stad
 
En spreidt zijn uiterlijke schoon
 
Graag overal met trots ten toon.
 
Daarom is 't duid'lijk te verstaan,
 
Dat 't hem wel erg aan 't hart moet gaan


illustratie

 
Zijn schoonheid zo te zien verdwijnen,
 
Gepaard met duldeloze pijnen.
 
Pang, Boem - een vreselijke knal,
 
Die wel de laatste wezen zal.
 
Het vuurwerk dooft nu langzaam uit,
 
Maar - weg vliegt onze ijdeltuit.
[pagina 46]
[p. 46]


illustratie

 
In rook gehuld blijft nog het bankje,
 
Het stokje en een viezig stankje.
 
De kaars ligt brandend op haar zij,


illustratie

 
Toon's moeder fladdert naderbij.


illustratie

[pagina 47]
[p. 47]


illustratie

 
De vlam der kaars grijpt het gordijn
 
En vindt nu ook het raamkozijn,
 
Van alle kanten stroomt men uit
 
En ook de brandklok wordt geluid.
 
De mensen vliegen aan en gillen
 
Alsof ze allen helpen willen,
 
Maar als men voor de vuurgloed staat,
 
Geeft elk alleen maar goede raad.
 
Nu - dat is heel wat waard, gewis,
 
Want ieder weet hoe duur die is.
 
De hele stad is eensgezind -
 
‘Brand, brand,’ roept zelfs het kleinste kind.


illustratie

 
Daar gilt een juffrouw uit de kring:
 
‘Hierboven ligt een zuigeling
 
De derde trap aan deze kant
 
De deur juist aan de linkerhand,
 
Ach 't arme kind, zo vrolijk pas
 
Is nu misschien een hoopje as.
 
Wie uwer redt dit kostbaar leven,
 
Zal 'k dadelijk een goudtientje geven;
 
En is dit niet genoeg betaald,
 
Dan later nog maar meer gehaald!
 
Ik woon hierboven, nummer zes,
 
Ge weet nu allen mijn adres.’


illustratie

[pagina 48]
[p. 48]


illustratie

 
Bobo komt juist daar aangestapt,
 
Hij is alweer wat opgeknapt
 
En na een lekker maaltje eten
 
Zijn al zijn kwalen haast vergeten.
 
Hij springt weer vrolijk voort, hop, hop,
 
Doch - d'arme, kleine apekop
 
Toont groot berouw, wanneer hij merkt,
 
Wàt zijn gedrag heeft uitgewerkt.
 
Dat komt nu door die dolle wens
 
Om net te roken als een mens.
 
Wees nuttig in je eigen kring
 
En zoek niet naar een gouden ring,
 
Want - wat je al voor menselijks doet,
 
Je blijft een aapje, kort en goed -
 
Nu hoort men weder plotsling


illustratie

[pagina 49]
[p. 49]


illustratie

 
Het gillen van de zuigeling.
 
Bobo krijgt vrees'lijk medelijden,
 
Hij zag het kindje wel eens rijden
 
Voorbij 't beroemd Klein-Afrika
 
En keek het vol bewond'ring na -
 
Het was zo'n aardig levend popje
 
Met een gezellig krullekopje -
 
Neen, 't mag in geen geval verbrand!
 
Hij holt naar voor en bij de hand,
 
Werkt hij zich langs een pijp naar boven
 
En werpt zich moedig in de oven.
 
Nog is het kleine mensenleven
 
Gelukkig ongedeerd gebleven
 
En pakt Bobo, zo gauw hij kan,
 
Het haastig uit de hete pan.
 
Hij wikkelt om het kind zijn staart
 
Dan is 't het veiligste bewaard.
 
Hij kan zijn armen nu gebruiken
 
Om neer te glijden langs de luiken.


illustratie

[pagina 50]
[p. 50]


illustratie

 
Beneden was het even stil,
 
Maar nu begint weer 't woest gegil,
 
Er worden mensen weggedragen,
 
Die roerloos op de stenen lagen
 
Van schrik dat Bootje plotseling
 
Uit 't raam klom zonder zuigeling.
 
Die laat zich hierdoor niet verschrikken,
 
Klimt langs de ladder zonder kikken
 
En legt met ongekend plezier
 
En met een meesterlijke zwier
 
Het kind in moeders armen neer
 
En deed het kind volstrekt geen zeer.


illustratie

 
De moeder gaat de zuigling sussen,
 
De mannen houden op met blussen,
 
De brand en alles is vergeten
 
En overal weerklinken kreten
 
Bij 't zien van zulk een wonderdaad
 
En zo maar op de open straat!
 
De moeder staat daar diep bewogen
 
En volgt Bobo steeds met de ogen.
 
Haar hand daalt in haar rokzak neer
 
En zoekt het tientje: ‘Later meer,’
 
Zo zegt ze tot het edele dier,
 
Maar Bootje weigert en spreekt fier:
 
‘Behoud uw geld, o, schone vrouw,
 
Ik deed deez' weldaad uit berouw,
[pagina 51]
[p. 51]


illustratie

 
Maar nu is 't dan ook uit met klagen
 
En kan 'k weer eens een grapje wagen,
 
Atjuus - het ga je allen goed -


illustratie

[pagina 52]
[p. 52]
 
En als 'k soms weer eens helpen moet,
 
Dan geef ik net als nommer zes,
 
Hierbij mijn allerlaatst adres:
 
Bobotje uit de Sahara,
 
Nu wonend in Klein-Afrika. -’
 
Bobo is plotseling beroemd,
 
Zijn naam wordt overal genoemd,
 
Men ziet in winkels en in kramen
 
Een massa kiekjes voor de ramen:
 
Bobo, wel in een vijftien standen,
 
Eén, met de zuigeling in de handen!
 
Maar om dit alles geeft ons diertje
 
Nu eenmaal hoegenaamd geen ziertje,
 
En van de feiten, die wij weten,
 
Heeft hij slechts één ding nooit vergeten
 
En wel: de brandweercommandant
 
Gaf hem een hartelijke hand!
 
Dat had voor Bootje veel meer waarde
 
Dan alle tientjes hier op aarde.


illustratie

[pagina 53]
[p. 53]


illustratie
BOBO ALS REDDER
BOBO VALT EEN GROTE EER TE BEURT



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken