Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 4: proza (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 4: proza
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 4: prozaToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 4: proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.05 MB)

ebook (3.46 MB)

XML (1.83 MB)

tekstbestand






Editeur

Gerrit Borgers



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 4: proza

(1979)–Paul van Ostaijen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Besprekingen en beschouwingen


Vorige Volgende
[pagina 402]
[p. 402]

August van Cauwelaert

De Vlaamsche jongeren van gisteren en beden, 1910-1927.

‘Dat nu de velen die klank voor zin nemen, uit traagheid met zulke klanken tevreden zijn...’ (Multatuli, Duizend-en-eenige hoofdstukken over specialiteiten).

Het spijt me dat ik een groot gedeelte van de bespreking van deze bloemlezing zal moeten maken tot, ten minste schijnbaar, een soort zelfverdediging. Schijnbaar schrijf ik met reden, want in werkelikheid wil ik niets anders dan het vreselike amateurisme aan de kaak stellen, dat voorzat bij de samenstelling van bloemlezing en kommentaren. Het toeval wil echter dat juist daar waar Aug. v. Cauwelaert tegen mij wil bewijzen, hij op de ergste en ergerlikste manier dilettanties te werk gaat. Daarbij, ik weet zeer goed aan wat ik mij blootstel, moest ik, door zelf-overschatting gedreven, deze zelfverdediging maar een stukje buiten haar juiste verhoudingen volhouden, ik zou mij eenvoudig belachelik hebben gemaakt en Van Cauwelaert en zijn bloemlezing bleven overeind, zonder van de aanval ook maar iets te merken. Ik had wel liever dit moment dat erg op een zelfverdediging gaat lijken buitenspel gelaten, maar het is onmogelik, omdat ik dan enkele gewichtige passages van zijn bewijzende inleiding zou moeten over het hoofd zien en deze kurieuse houding die men die van de struisvogel noemt kon ook maar moeilik voor waarachtige objektiviteit doorgaan. Waarachtige objektiviteit? och kom, laat ons onze grenzen niet zo gemakkelik vergeten: hoe men het ook draait of keert, alles bepaalt zich in deze tot het streven naar een optimum. Veeleer de goede smaak en de usantiën van het ogenblik dan wel het streven naar dit optimum verbieden de houding die ik tans moet aannemen. Maar zoals gezegd, ik zie niet hoe ik daaraan zou kunnen ontsnappen: ik zou mijn bespreking dan wel zeer moeten verarmen.

Slecht en slordig, beide eigenschappen te zamen: dilettanties, zo is deze bloemlezing. Zij is slecht vanwege het valse begrip dat kleurloosheid objektiviteit zou betekenen en vanwege de toepassing daarvan: dat is een breedheid bij het aanvaarden van dichters en gedichten die alleen nog maar door traagheid te verklaren is, want zus of zo, welk standpunt men ook inneemt, de poëtiese produktie is een soort etappegebied en niemand gaat, in éen dagmarsj, van uiterst links naar uiterst rechts. Men zal mij antwoorden: maar als beide nu poëzie zijn of, altans indien er lezers zijn die dit neutrale standpunt innemen? - Juist dat is nooit waar: beide zijn nooit voor dezelfde persoon poëzie. De hoogste objektiviteit bereikt alleen dit dat zij een grotere sektor beheerst dan wel b.v. de kampvaardige teorie van deze of gene dit doen kan. Maar de objektiviteit der veelheid die Aug. van Cauwelaert hier simpel en naïef voorstaat en toepast, deze

[pagina 403]
[p. 403]

objektiviteit is niet anders dan de tot barsten opgeblazen zeepbel, die niets meer inhouden gaat, omdat zij te veel wou inhouden. Het is een vrij belachelike idee te geloven dat de kriticus zich geheel van zijn persoonlikheid zou dienen te ontdoen. De goede kriticus is deze die naast zijn volstrekte bepaaldheid, ook de relatieve vrijheid van zijn handelen en de elasticiteit van zijn mogelikheden kent: het is de koene zwemmer die van de hoogste trede duikelt, zonder te vergeten dat dit hoogste nochtans een zeer betrekkelike waarde is. Het is onmogelik dat de bloemlezer Van Cauwelaert alles wat in zijn bloemlezing voorkomt, weze het dan ook slechts langs éne zijde beschouwd, onder zijn bescherming kan nemen, omdat waar enerzijds het wel mogelik is dat iemand die A bewondert ook M hoogschat, het anderzijds onmogelik blijft in de poëzie deze ‘grand écart’ te doen, die daarin bestaat tevens A en Z te bewonderen. Zeker er zijn weke individuen die onder de invloed komen, onmiddellik, van gelijk welk rijm; doch zulke individuen staan louter op sensaties en het kost niet de geringste inspanning hen als een windvaan van het ene uiterste naar het andere te doen draaien en dit eveneens in een ommezien. Daar is in hun mening niet het geringste oordelen en daarom komen zulke individuen als bloemlezer wel zeer weinig in aanmerking. Onder hen mag hij niet gerangschikt worden, immers hij voelt zich opgewassen voor de taak van bloemlezer, dus bestaat zijn mening voor een gedeelte ten minste uit oordeel. Men moet dus bij hem, buiten een sensibiliteit voor het lyriese, een zeker oordeel in het lyriese veronderstellen. Welnu, ik zie de kans niet, noch op grond van een sensibiliteit die een zekere loutering onderging, noch op grond van een oordeel in het lyriese, ik zie, schrijf ik, de kans niet, voor geen enkel kriticus dat alles onder zijn bescherming - ik geef toe een relatieve bescherming - te nemen wat Van C. hier bijeen bracht. Het is een chaos. En men zegge niet: als spiegel van een chaotiese periode der lyriek dus getrouw en betrouwbaar. Wie die een bloemlezing van gedichten uit de 18de eeuw wil samenstellen, gaat daar aanzetten met de Hoogvliet's en de Van Hoogstraten's en de dozijnen rederijkers uit alle gouwen van Vlaanderen? Men kan van de zuiverste periode van de allerschoonste literatuur een chaos maken, alleen door de objektiviteit door kleurloosheid te vervangen. Maar de objektiviteit veronderstelt een oordeel, een wil, een houding. Met de kleurloosheid kan eenieder het schikken. En voor Vlaanderen is wellicht, menen de snelle boekeschrijvers en bloemlezers, een boek uit de kleurloosheid reeds ruimschoots voldoende. Men kan het altijd proberen: het is waarschijnlik dat de negers het helemaal niet merken.

(onvoltooid)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De Vlaamsche jongeren van gisteren en heden. 1910-1927


auteurs

  • over August van Cauwelaert