Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De fantast (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De fantast
Afbeelding van De fantastToon afbeelding van titelpagina van De fantast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

ebook (4.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Illustrator

Menno van Meeteren Brouwer



Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De fantast

(1948)–J. van Oudshoorn–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

[X]

De verlofganger was te laat. Naast het biljart zat Daniël op hem te wachten.

‘Meneer zal wel ieder ogenblik komen’, meende André, die de ballen maar alvast bracht. In het koffiehuis was het nog stil en zo bleef er even gelegenheid voor een praatje. Zij kenden elkander reeds lang en in de bejaarde kellner meende Daniël soms een verwante ziel te ontmoeten. Na gedurende enkele maanden rust genomen te hebben, had André, ondanks de protesten van zijn vrouw, het rentenieren toch weer voor een betrekking verwisseld. Thans kwam dit thema ter sprake.

‘Ik had me wonderwat van die vrijheid voorgesteld. Dat een mens zich zo vergissen kan! Maar eenmaal aan een druk bedrijf gewend en dan werkeloos, meneer, het was verschrikkelijk. Een straatslijper ben ik niet. De eenzaamheid buiten, zee en polder maken me melancholiek. Dus werd het meestal thuis hokken. Maar daarvoor moet je er liefhebberijen op na houden. Duifjes melken, postzegels verzamelen en zo. Maar voor zulk gebeuzel deug ik niet. Lezen kan je ook niet uit den treure. O,

[pagina 61]
[p. 61]

wat kreeg ik het benauwd! De vrouw, steeds de handen vol, zit je maar in de weg. Pas wanneer ik de deur achter me toetrok, ademde ik wat op. Nauwelijks de sleutel in het slot, of ik stond weer onder druk. Jawel, al zet U ook grote ogen op, zo was het en niet anders. Met de stemming in huis ging het steeds meer onder nul, en dat tussen twee mensen die anders nooit een woord hadden gehad. Dat loopt dik mis, voelde ik wel, want zo'n toestand, meneer, heeft al heel wat onheil gesticht. Er uit, er uit, weer naar het bedrijf, was het enige, waarvoor ik ten slotte nog oren had. Maar toen ik er met mijn vrouw over begon, kwam haar vroegere achterdocht weer om de hoek. En dat tussen mensen op onze leeftijd! Wilt U geloven, meneer, dat ik, zo levenslustig als ik ben, soms, alleen thuis, op onzalige gedachten kwam. Gekheid natuurlijk. Maar U begrijpt wel, toen heb ik er stoom op gezet. Hier kon ik elk ogenblik weer terecht, al zijn mijn kellnersjaren ook geteld....

Een mooi beroep, meneer, voor wie er behoorlijk zijn weg in vindt. Het brengt veel afwisseling, en zo heb ik heel wat van de wereld gezien. Je doet talen- en mensenkennis op. De ‘Lehr- und Wanderjahre’, niet waar? Tot je hokvast raakt. Maar als ik, ook uit die latere

[pagina 62]
[p. 62]

tijd dan weer, aan de vele heren - waaronder hooggeplaatste - denk met wie ik op goede voet raakte. Oppervlakkig, uit de aard der zaak. Daarvoor moet een kellner nu eenmaal tact hebben.... Maar dan zeg ik nogmaals, een aantrekkelijk vak, meneer, waarvan ik nog geen afstand kan doen en nooit spijt zal ondervinden het gekozen te hebben.... Want juist dat oppervlakkige in de omgang met mensen, meneer, dat is iets voor mij. Erg intiem worden ligt me niet. Eigenlijke vrienden heb ik me nooit gemaakt. Als jongmens was ik dan ook van plan, vrijgezel te blijven en het tot mijn einde met een degelijk kosthuis, of een klein logement desnoods, voor lief te nemen. Maar tja, idealen, niet waar, die zijn er nu eenmaal om ze niet te bereiken.’

André was tegen de rand van het biljart gaan leunen. De verlofganger vertoonde zich nog steeds niet.

‘Maar, zoals ik zei, behoorlijk blijven. Kellners, meneer weet het zelf, staan in de zaak dikwijls aan de verleiding om te knoeien bloot. Bij het incasseren, wanneer er door sommige gasten wat veel gedronken is, bij de afrekening aan het buffet niet minder. Een kellner verdient in de regel flink, maar dat soort van bedriegers sleept veel meer in de wacht. Buiten

[pagina 63]
[p. 63]
de zaak, begint de verleiding dan pas goed Door zijn ruime duiten kan zo'n slampamper zich allerhand permitteren, met lichte-kooien aanpappen en desnoods een exemplaar daarvan een tijdje voor zijn eigen alleen hebben. Wordt het geknoei ontdekt, dan komt hij op straat te staan, en niet zo vlug weer in het

illustratie

vak terecht. Het paartje is intussen aan elkaar gewend geraakt, de faux menage afbreken willen ze niet, geld echter moet er zijn. Meneer blijft zijn eisen aan het leven stellen. Handenarbeid is hem te min en voor werk dat slechts een schijntje oplevert vergeleken bij wat hem bedrog van te voren inbracht, is hij niet te vinden.... Wat is zo het eind van het lied? Het
[pagina 64]
[p. 64]

wijf weer de baan op, de vent maquereau.... Te lui om aan te pakken, blijft dat mispunt de gebraje haan uithangen op kosten van zo'n vrouw....’ Daniël trok de wenkbrauwen op.... ‘Te weten waar zulk geld vandaan komt, meneer, en het je dan toch laten welgevallen.... Bah!’

Aan André's fijngevoeligheid in die richting kon de lichte ontstemming niet ontgaan die er even in zijn toehoorder opkwam. ‘Meneer zal opgehouden worden’. Hij lachte vergoelijkend. Hier leek wat opfleuring gewenst. ‘Vertelde ik U al, dat er zo'n spannetje naast ons is komen wonen? Neen, nu, dat moet U dan toch nog even horen.... Kort en goed, die vrouw had zo'n vampier er toe gebracht, met haar te trouwen. Maar zij hield de lijntjes strak. Of die kerel kellner geweest was, weet ik niet. Maar hij moest weer aan de slag. In een fabriek. Toen werd, vergeleken bij vroeger, schraalhans spoedig keukenmeester. Want voor 's avonds weer op hoeken staan, liet zij zich niet meer vinden. Zij was een eerbare vrouw geworden, en wilde het blijven. Dat is toch te begrijpen, nu ze eenmaal weg was uit die poel. Dreigementen, mishandeling, werkten niets meer uit. Ze hield voet bij stuk. Haar huishouden kon door een ringetje.... Tot zij er achter kwam, dat die

[pagina 65]
[p. 65]

rotvent, haar man, zich door een van haar vroegere vriendinnen toch weer af en toe liet stoppen. Toen had U haar eens moeten horen! Een furie, zeg ik U.

“Maar ik duld het niet, en het hoeft ook niet!” schreeuwde ze of de hele buurt het weten moest. “Want als je het zonder die centen niet stellen kan, dan heb ik nog” - neen, U gelooft het niet - “nog eergevoel in mijn corpus, en ga weer zelf voor je de baan op!”.... Eergevoel!.... Maar daar komt meneer....’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken