Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1 (1700)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
Afbeelding van Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.82 MB)

ebook (4.29 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1

(1700)–Johannes d' Outrein–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

De geestelyke Arenden.
Ofte schriftmatige verhandeling over de plaats Jesaias XL. 31.

וקוי יהוה יחליפו כח יעלו אכד כנשדם ידוצו ולא ייגעו ילכו ולא ייעפו :

 

Maar die Jehova verwagten, sullen de kragt vernieuwen, sy sullen opvaren met vleugelen, gelyk de ARENDEN: sy sullen loopen en niet moede worden, sy sullen wandelen ende niet mat worden.

1. Afdeeling.
Het XL. Hoofddeel van Jesaias ontledet.

MEn vind van dit XLste Hoofddeel af tot aan 't eindeGa naar margenoot+ deser profetie geen bysonder opschrift, aanwysende dat'er eenige nieuwe profetische rede begint: maar alles schynt agter elkander te vervolgen in eenen draad en samenhang. Egter is het uit de afbrekinge van sommige profetische redenvoeringen, en uit den nieuwen ophef van de volgende, genoegsaam te besluiten, dat alle die Capittelen niet in eenen samenhang zyn op te vatten; maar datse uit verscheidene predikatien bestaan; die sonder twyfel op verscheidene tyden en gelegentheden gesproken en beschreven zyn geweest.

[pagina 2]
[p. 2]

Ga naar margenoot+De eerste predikatie strekt de Heer Coccejus uit van het XLste tot het einde van het XLIste Hoofddeel: dewyl in het XLste den draad hervat, en van de sendinge des Messiae gesproken word. Dogh men souw ook konnen twyfelen, of dit XLste Hoofddeel niet alleen een predikatie op sig selfs uitmaakt.

Ga naar margenoot+Het is by de meeste Uitleggers buiten kyf, dat in het voorste deel de Ioodse kerk tegen de Babylonische gevankenis en volgende rampen vertroost word door de belofte van de komste des Messiae, en de gevolgen van dien, namelyk de verkondiging van het Euangelium door de Apostolen, de oprigting van Iesu Genaden-koningryk, ende toebrenging van seer uitnemende genaden-giften en weldaden. Dit stellenwe vast, dat ons voorkomt vers 1-11. waar van wy in onse verhandeling over vers 6-8. een nader ontleding gegeven hebben.

Ga naar margenoot+Maar wat aangaat het gene volgt van vers 12 tot 31 waar henen sulx strekt, en waar op het gepast moet worden, daar ontrent zyn de Uitleggers niet van eenerleye gedagten.

Ga naar margenoot+Het is seker, dat'er voorkomt een beweering van Gods wysheid, magt en algenoegsaamheid vers 12-17. mitsgaders een wederspreeking van de Afgoden-en beelden-dienaars vers 18-26. en dat het gene daar van was geredeneert, word toegepast tot versterking en vertroosting van Gods volk vers 27-31. Maar de vraag is, op wat voor tyt en volk dese dingen eigentlyk slaan?

Ga naar margenoot+Sebast. Schmidius oordeelt, dat dit alles dient tot versterkinge van het Ioodse volk in de Babylonische gevankenis; tegen die rampen, die sy in deselve souwden lyden; als mede tegen de aanvegtingen, diese souwden onderworpen zyn, waardoor sy ligt tot twyfelmoedigheid souwden konnen gebragt worden. Egter durft hy het oogmerk der profetie niet bepalen binnen de gevankenis van Babel; maar strektse ook uit tot het gene den Ioden is overgekomen na de Babylonische gevankenis: Ia ook tot de dagen des Messiae. Soo dat hy besluit, dat dese profetie een leere, die op alle tyden toepasselyk is, behelsen souwde.

Ga naar margenoot+Wat ons aangaat, wy erkennen, dat ons hier voorkomen leeringen, overtuigingen, vertroostingen, die in alle tyden, naar verscheide gelegentheden, die sig op-doen, te pas komen; maar dat'er egter nader en in het bysonder moet aangewesen worden, waar toe den draad der profetie den aandagtigen Leser leidet.

Ga naar margenoot+Dewyle wy nu vers 1-11. ons al geleidet gevonden hebben tot de dagen des Messiae, en in deselve tot de uitstorting des Heiligen Geestes, de prediking der Apostolen, en de beginselen van de oprigting van Iesu koningryk, soo makenwe swarigheid, vers 12- enz. weder te rug te deinsen tot de tyden van de Babylonische gevankenis.

Ga naar margenoot+Wy vinden dan vers 12-17. een beweering I. van Gods wysheid; die hy betoond heeft in syn wyse raadslagen en werken: als dienende tot wederlegginge van de Heidenen, met welke de Apostolen in den aanvang van het Nieuwe Test. souwden te doen hebben, die soo seer

[pagina 3]
[p. 3]

stoffen souwden op hare wysheid. 1 Cor. I. 23- Dit heeft men vers 12-14. II Van de nietigheid aller menschen by God, en datse geene weerdigheid voor hem hebben; nog hem iets konnen toebrengen, of door haar selfs, of door uitterlyke offerhanden. Hetwelk word tegengesteld tegen de verkeerde gedagten der Joden, met welke de verkondigers des Euangeliums souwden te doen hebben, die stoffen souwden op hare weerdigheid en op hare offerhanden en andere diensten, die sy Gode toebragten vers 15-17.

Daar op volgt een wederlegging van de dwaasheid van Afgoden-enGa naar margenoot+ beelden-dienaars: die wy twyfelen, of van vers 18 tot vers 26. ingesloten of uitgesloten, moet uitgestrekt worden. Want vers 26. kan worden opgevat, als behoorende tot het voorgaande, en alsoo een verder bewys zyn van de dwaasheid der Afgoden-en beelden-dienst; of het kan gebragt worden tot het volgende, en verstrekken tot een grondslag van het gene tot vertroosting en versterkinge der kerk in het volgende 27-31. gesegd word. Wy hellen meest tot de eerste opvatting.

Maar dewyl de kerk des Nieuwen Test. heeft te twisten gehad metGa naar margenoot+ tweederley soort van Afgoden-en beelden-dienaars, namelyk de Heidenen in den beginne, en daar na den Antichrist; soo is de vraag, of desen twist tegen de eerste, of tegen de laaste, of tegen beide gerigt is? Het eerste dunkt ons om den samenhang van het voorgaande gevoegelyker; dogh met dien verstande, dat die selfde bewys-redenen ook te syner tyd souwden gelden tegen dat Heidendom, dat den voorhof van de kerk betredenGa naar margenoot+ heeft, ik meene het afgodisch Pausdom.

Daar op word de kerke Gods, onder den naam van Jakob enGa naar margenoot+ Israël, aangesproken; en even die selve aanmerkingen van Gods magt en wysheid, die haar te voren aan de hand gegeven waren tegen de Heidenen, ongeloovig Ioden, Afgoden-en beelden-dienaars, gebruikt de geest Gods hier tot vertroosting en versterkinge der kerke: vers 27-31.

Hier in komt ons voor

Een sware versoekinge en aanvegting van Gods volk in het middenGa naar margenoot+ van sekere rampspoeden: Waarom seg gy ô Jakob (het woordeken dan staat in de grond-taal niet) ende spreekt gy, ô Israël? Myn weg is van den Heere verborgen: soo dat hy ons niet schynt gade te slaan, maar te laten vlotten en dryven, en van de vyanden vervolgd worden, min nog meer of hy ons niet kende; ende myn regt gaat van mynen God voorby; soo dat hy myne twistsake niet twistet, en my geen regt doet tegen myne bestryders en benauwers. Dit kan en moet voor het naaste gepast worden op de verdrukkingen en lasteringen, die de kerk van de Joden, en bysonder van de Heidenen heeft moeten uitstaan; tegen welke God syn kerk in het eerste als geen regt scheen te doen. (zie de gelykenis Luc. XVIII. 1 -) Of men hier ook op volgende verdrukkingen der kerke, onder Iuliaan, de Arianen, en den Antichrist, syn
[pagina 4]
[p. 4]
oog moet hebben, laten we daar. Immers hier op volgt
Ga naar margenoot+Een versterking der kerke tegen die aanvegtingen en twyfelmoedigheid.
Door de aanmerkingen van Gods magt, wysheid en alwetenheid, en dat hy onvermoeid en onverhindert alles werkt naar den raad synes willes. Waar uit sy wel konden afnemen, dat het hem niet ontbrak aan kennisse van den toestand van syn kerk, nog aan magt om haar te redden: En was de kerk gekomen in de staat van een magteloose; sy moesten sig versterken in Iehova: als die magtig en ook gewoon is, om syn kragt in swakheid te volbrengen. vers. 28, 29.
Door een uitdrukkelyke toesegging
Ga naar margenoot+Van de verswakking harer vyanden. De jonge sullen moede en mat worden, de jongelingen sullen gewisselyk vallen vers 30. Sommige nemen dit slegts op als een gemeene waarheid, dienenden by wyse van tegenstelling tot meerder opheldering van de volgende belofte: Dat het wel gebeurt, dat Jongelingen, in de kragt hunner jaren zynde, vermoeid en verswakt worden: Maar dat die den Heere verwagten, de kragt vernieuwen sullen, enz. Dogh een vermaard Uitlegger vind hier een verswakking van driederley soort van vyanden der kerke des Nieuwen Testaments.
I. De jonge sullen moede worden, dat souw sien op de weelderige, trotse en dertele Ioden.
II. Sy sullen mat worden, dat souw slaan op de Heidenen, insonderheid de Romeinen.
III. De jongelingen, die nog meer kragt, list en beleid tegen de kerk souwden aandruisschen, sullen vallen. Dit souw slaan op den Antichrist.
Dogh dewyl dit niet seer betoogelyk is, souwdenwe daar ons segel niet aan durven hangen. Wy vinden'er niet alleen die gemeene waarheid in, die strax gemeld is: maar souwden onse gedagten wel wenden tot de krygs-magten der Romeinen, die sy tot onderdrukkinge der kerk, en om die uit te roejen, gebruiktGa naar margenoot+ hebben. Gelyk de Romeinen ook plegen hare krygslieden, jonge manschap te noemen. Ia selfs de Hebreen syn gewoon de naam נעדים Jongelingen, die hier gevonden word, aan krygs-lieden te geven. Sie 2 Sam II. 14. De sin souw dan zyn: ‘Hoe kloeke soldaten de Roomse Keyseren ook souwden gebruiken tegen de kerk, om deselve uit te roejen, sy souwden egter eindelyk vermoeid worden en den moed opgeven’ van het ooit te sullen konnen uitvoeren. In tegendeel word aan de kerk de belofte gedaan
Ga naar margenoot+ Dat sy, de verdrukkingen te boven geworsteld, kragt uit swakheid souwde ontfangen. Maar die den Heere verwagten,
[pagina 5]
[p. 5]
sullen de kragt vernieuwen, enz. Soo dat, volgens dese ontleding, dese woorden souwden voor het naaste toepasselyk zyn op den staat der kerk onder Konstantyn de Groot en vervolgens. Of, indien men de voorige wederlegging van den beelden-dienst vers 18-26. stelt gerigt te zyn tegen het Antichristendom, dan souw dese belofte slaan op den staat der kerke in de laaste dagen. De gemelde vermaarde Uitlegger onderscheid in dese belofte verscheidene tyden.
Dat namelyk, die den Heere verwagten, in geloove en lydsaamheid,
De kragten vernieuwen souwden. Dit past hy op de Martelaren in de eerste kerk.
Opvaren als met Arends-vleugelen. Dit souw sien op het te boven komen van de Heidensche dwalingen en lasteringen, als mede de opgekomene verdrukkingen.
Loopen en niet moede worden: slaande op de gene die sig in de tyden van den Antichrist, tegen het Beest gekant hebben.
Wandelen sonder mat worden: dit souw slaan op de staat der kerk in de laaste dagen. Dogh als wy zediglyk onse gedagten mogen uitten, wy vinden meer aardigheid, als wel bondigheid en betoogelykheid in desen.

Wat ons aangaat, wy sullen dese belofte verhandelen, soo alsse toepasselyk is I. Op yder geloovige: II. Op de kerke Gods in het geheel: III. Op de kerk in die tyd, waar toe den draad der profetie ons voor het naaste geleid heeft.

margenoot+
Jesaias cap. XL-LXVI.
margenoot+
Cap. XL, XLI.
margenoot+
Cap. XL, 1-11. sien op de dagen des Messiae. (Zie agter ons werk over Luc. XV pag. 636. §. 2. pag. 659.)
margenoot+
Waar op vers 12-31. slaan?
margenoot+
Wat hier seker en onseker is.
margenoot+
Sommige brengen dit tot de Babylonische gevankenis.
margenoot+
Onse gedagten.
margenoot+
Het is niet gevoegelyk van de dagen des Messiae weder te rug te deinsen.
margenoot+
vers 12-17. is een Geding tegen Heidenen en Joden.
margenoot+
vers 18-26. een Geding tegen Afgoden-en beelden-dienaars.
margenoot+
Wie die zyn.
margenoot+
Openb. XI. 2.
margenoot+
vers 27-31.
margenoot+
I. Een versoeking van de kerk vers 27.
margenoot+
II. Versterking tegen die versoeking. 2. vers 28, 29.
margenoot+
b. vers 30.
margenoot+
Bynaei. Gekruiste Christus cap. XI. §. 42,
margenoot+
vers 31.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken