De psalmen Davids(1663)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Psalm LX. David Victorie verkregen hebbende, vergelijckt den vorigen staet sijns Landts, die ellendigh was, met een tegenwoordigen, ende triumpheert over Godts hulpe, daer van hy in den geloove hem noch verder verseeckert. Op de wijsen by den 7 Psalm aengewesen. GHy hebt ons Heer van een verstroyt, Door gramschap gansch ontsteecken, Gelijck het ys des winters doyt, Vermurwt u door ons smeecken, Ghy hebt ons landt // door misverstandt En twist, van een gereten, Het wanckelt seer // geneest het weer Van breucken en van spleten. [pagina 177] [p. 177] 2. Men hoort niet als van ach en wee, Ghy hebt ons in doen schencken Een wrange swijmelwijn, die dee De sinnen in ons krencken; Maer nu weer vry // soo hebben wy Ons vaendel opgeheven, Trots al die geen // die tegens reen Vw' waerheyt wederstreven. Selah. 3. Op dat ghy soudt dien ghy bemint Van ongeluck bevrijden; Geeft dat uw' volck den Veldtslagh wint, Door mannelijck te strijden. Godt sprack tot my // dies ben ick bly, Vyt sijnen Troon verheven, Gansch Sichems dal // en Succoth, sal Ick u ten erfdeel geven. 4. Manass' en Gilead is mijn, 't Zijn Ephraìms geslachten Die sterckten van mijn voorhooft zijn, En Iuda groot van krachten Is 't die mijn wet // den and'ren set, Gansch Moab moet my dienen, En Edom is // mijn voetewisch, Mijn zijn de Palestijnen. 5. Wie sal ons anders, in een stadt Met stercke vesten, leyden? Wie anders, sal my wegh en padt Naer Edom toe bereyden, Als ghy, o Heer? // die ons wel eer Geset had uyt uw' oogen, Op welcken tijdt // ghy in den strijdt Niet met ons waert getoogen. [pagina 178] [p. 178] 6. Vw' hulpe koom' ons Heer te baet, Dewijl wy zijn vertreden; Wat is der menschen hulp en raedt, Als windt en ydelheden? Godt sta ons by // soo sullen wy Volvoeren Helden-stucken, Met sijnen voet // sal hy den moed Des vyants onderdrucken. 2. Gloria. Vorige Volgende
Auteursrechtvrij
