Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De psalmen Davids (1663)

Informatie terzijde

Titelpagina van De psalmen Davids
Afbeelding van De psalmen DavidsToon afbeelding van titelpagina van De psalmen Davids

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.96 MB)

ebook (51.48 MB)

XML (0.92 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De psalmen Davids

(1663)–Aernout van Overbeke–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 273]
[p. 273]

Psalm XCIV. Een gebedt om wraecke tegen de vyanden Godes, ende sijner Geloovigen; nevens een vertroostinge van Godtlijcke hulpe.

Oock op de wijse van den 89 Psalm.



illustratie

 
DAel, o Godt der wraecken nederwaert,
 
Wilt u blinckend' in ons oogh vertoonen,
 
Ghy die Rechter zijt der ganscher aerdt,
 
Wilt der Trotschen hovaerdy beloonen;
 
Hoe lang sal de Snorker zijn verblijdt,
 
En van vreugd' opspringen? Heer 't is tijdt
 
Komt haer ongerechtigheyt betoonen,
 
Hoe lang sal dan hare schendery,
 
Daers' op stoffen, duuren? daer met sy
 
Lasteren en schempen op de Vromen.
 
 
 
2.   Sy verbrijselen uw' volck als gruys,
 
En uw' erf raeckt door haer aen 't verderven,
[pagina 274]
[p. 274]
 
't Bloet der vreemden en der Weeuwen-huys
 
Roven sy, de Weesen doen sy sterven,
 
Seggen Iacobs Godt en merckt het niet;
 
't Is gewis dat het de Heer niet siet;
 
Wanneer werd' gy eenmael wijs gy Dwasen?
 
Godt sal sich eenmael ter wraecke spoen,
 
Wanneer sult ghy houden op van 't woen,
 
En van op der Vromen saeck te rasen?
 
 
 
3.   Die het oor gemaeckt heeft en geplant
 
Souw' die doof zijn en niet kunnen hooren?
 
Die het oogh gewerckt heeft door sijn handt
 
Heeft die selver sijn gesicht verlooren?
 
Die het gansche Heydendom kastijdt
 
Sou die u de straffe schelden quijt?
 
Die de wetenschap leert aen de menschen
 
Souw die selfs niet weten hoe 't er gaet?
 
Hy kent haer gedachten, en verstaet
 
Dat het ydel is al wat sy wenschen.
 
 
 
4.   Saligh is hy Heer dien ghy kastijdt,
 
Dien ghy komt uw' Heyl'ge Wetten leeren,
 
Om aen hem te geven rustens tijdt
 
Tot het quaed' in goet weer mach verkeeren,
 
Tot de dagen over sijn van smert,
 
En den quaen een kuyl gegraven werdt
 
Daer sy eyndelijck in sullen smooren;
 
Want de Heer die noyt sijn erf verlaet,
 
Sal niet toestaen dat der Vromen zaet
 
Door de Goddeloosen ga verlooren.
 
 
 
5.   Want men sal eens sien hoe Godt de Heer
 
Recht geoordeelt heeft, en all' de Vromen
 
Sullen dit gericht hoe langs hoe meer
 
Met haer leven soecken na te komen.
[pagina 275]
[p. 275]
 
Wie bewijst my hulp? wie neemt my aen?
 
En wie sal mijn vyant tegenstaen?
 
En bestraffen die godtloosheyt plegen?
 
Was Godt niet geweest op mijne zy,
 
Soo hy niet gestreden had voor my,
 
Had mijn ziel byna in 't graf gelegen.
 
 
 
6.   Als ick sey daer wanckelt my de voet,
 
Quam uw' goetheyt my weer ondersteunen,
 
Als ick wierd' ontrust in mijn gemoed
 
Quam mijn ziel op uwe bystandt leunen,
 
Vw' vertroosting heeft mijn ziel verquickt.
 
Souw den vreck die 't alles in sich slickt,
 
En is op den Rechterstoel geseten,
 
Yetwes hebben met den Heer gemeen?
 
Souw' in Godts geselschap zijn geleen
 
Die valsch oordeelt tegens sijn geweten?
 
 
 
7.   Samen loopen sy gelijck een vloedt
 
Om de ziel der Vromen te vertreden,
 
Sy verdoemen het onnoosel bloet;
 
Doch de Heer was my een vaste stede,
 
Mijne steenrotz, tot de blaeuwe lucht
 
Hoogh verheven, daer 'k was opgevlucht;
 
Hy sal hare moetwil weer doen keeren
 
Op haer eygen kop, hy salse slaen,
 
In haer overtreden doen vergaen,
 
En, gelijck het vuur het stroo, verteeren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken