De kerstboom.
De geheele week voor Kersttijd had er in het huisgezin van den Heer Van Marle iets geheimzinnigs geheerscht. Wat anders nooit het geval was, wanneer de kinderen nu uit de school te huis kwamen, was ma er steeds op uit. Kwam zij terug, dan was het met een pakje onder den arm, en vroegen de kinderen: ‘Ma, wat heeft u daar?’ dan was het antwoord: ‘Kinderen, die vragen, kunnen niet behagen.’ Vervolgens opende ma de zaaldeur en deed ze zorgvuldig achter zich toe, niet alleen, maar draaide zelfs 't slot af, bleef in de zaal een kwartier, soms wel een half uur lang opgesloten en was in al dien tijd in 't geheel niet voor de kinderen te spreken. Alleen pa werd binnen gelaten, na eerst behoorlijk aangeklopt en op mama's vraag, ‘Wie is daar?’ met zijn zware stem: ‘Ik, Lize!’ te hebben geroepen: want zoo heet ma. En dan stonden de kinderen wel met het oor dicht aan de deur, maar pa en ma spraken zoo zachtjes tegen elkander, dat zij er niets van konden na vertellen. Pa en ma wilden den kinderen een prettig kerstfeest bereiden, maar hielden zich gesloten, opdat de verrassing te grooter mocht zijn. ‘Lize’, zoo had pa tegen ma gezegd, ‘je weet beter dan ik, wat de kinders gaarne willen hebben; je moest, dunkt me, maar eens op je koop gaan.’
En toen had pa zijn porte-monnaie voor den dag gehaald, en ma een paar glimmende geeltjes in de hand gestopt, met de woorden, dat, als 't niet genoeg was, ma 't dan maar moest zeggen.
Daarop had mama een strookje papier genomen en was aan 't opteekenen gegaan, eerst van de namen der kinderen, en daar achter had ma den naam van het voorwerp gezet, dat ze aan elk kind geven wilde. Hiermede gereed, liet zij pa 't papiertje zien, die er echter maar half vrede mee had en zei: ‘Hoor eens, mamaatje, dat moesten we nu van 't jaar eens anders doen. De kinderen hebben 't zoo goed op school gemaakt en ze zijn thuis zoo lief geweest: me dunkt, als 't niet al te druk voor je is, moesten we er een partijtje van maken. Laten we de kinderen van uw broer Theo er bij vragen, die heeft er geloof ik zes, en de kinderen van mijn zuster Mina, rijdt die niet een dubbel vierspan? Dan onze zes er bij maakt net de twintig vol.
En mama, die niet tegen een beetje drukte opziet, had ja gezegd en de geheele week werd besteed om inkoopen te doen en met pa een Kerstboom in gereedheid te brengen, die vol gehangen werd met alleraardigste geschenken en waarin op den feestavond tal van lichtjes zonden branden.
De uitnoodigingen werden aangenomen, en op Kerstavond daverde het huis van den heer Van Marle van de luide vreugdekreten, die uit een twintigtal gezonde kelen opstegen. De kinderen waren in de zijkamer ontvangen. Tegen acht uur werd er een wals georganiseerd, die in den gang zou plaats hebben. Papa en ma openden den wals, draaiden eerst den gang door en ten laatste de zaal in, door de kinderen gevolgd die, bij den fraai verlichten boom gekomen, elkander loslieten en niet uitgeroepen kwamen van vreugde en bewondering, leder kind ontving een aardig kerst-geschenk en waren zij allen blijde, niet minder verheugden zich de heer Van Marle en zijne echtgenoot in den heerlijken aanblik van zoovele opgeruimde kindergezichten.