Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz) (1789)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)
Afbeelding van Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)Toon afbeelding van titelpagina van Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.68 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

reisverhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)

(1789)–Gerrit Paape–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Twaalfde hoofdstuk.
De historie van Abimelech.
Tweede Vervolg.

Het gordijn toegehaald zijnde, en de Gemeente de oogen weder op de Predikatiemaaker geslagen hebbende, ging de Redenaar dus voort:

Een allerduidelijkst bewijs, dat Abimelech het Volk niet aangehitst of omgekogt had, ligt er in het vierde vers van dit ons Texthoofdeel.

Ende, (dus lees ik daar, en kunt gijlieden daar leezen) ende zij gaven hem zeventig zilverlingen uit den huize van Baalberith, en het geen er meer staat.

Ziet gij wel, Toehoorders! Abimelech gafgeen

[pagina 41]
[p. 41]

geld aan het Gemeen, noch aan zijne Vrienden, - neen! maar zij gaven hem zeventig zilverlingen.

[Hier volgde eene wijdloopinge verklaaring, wat zilverlingen waren; hoe veel gangbaar geld, tot eenen penning toe, de zeventig zilverlingen bedroegen, en wat het huis van Baalberith was: de geleerde Man bragt hier zevenenveertig minuuten mede door. Ik wil mijn Leezers met deeze dorre geleerdheid niet pijnigen, maar sla dit gedeelte van de Predikatie over; te meer, daar de Leeraar betuigde, een sterke aanzoek van zijn Gemeente te hebben, om dergelijke Ophelderingen van Godgewijde Oudheeden, zo als hij het noemde, in twee quarto Deelen te willen uitgeeven; welk aanzoek hij vreesde niet lang te zullen kunnen wederstaan, waarom hij op 't punt was, om 'er toe te besluiteu. De Verzaamelaars van dergelijke fraaije Boeken, hebben dus een schoon Werk te verwagten, en naar dat toekomstige Werk wijzen wij allen, die meer van de zilverlingen en Baalberith willen weeten.]

Dit geld, mijne Toehoorders! dus vervolgde de Prediker, ontving Abimelech, tot een zeker einde.

Dan vooraf, moet ik meer zeggen, want anders vervalt Abimelech in uw hoogste ongenade.

[pagina 42]
[p. 42]

I. Het staat een Koning vrij, om te doen, het geene zijne Onderdaanen niet vermoogen te doen.

II. Er kunnen omstandigheden zijn, waarin men zig bedienen moet van middelen, die, in alle andere gevallen, ongeöorloofd zouden weezen.

III. Wanneer men in de noodzaaklijkheid is van te moeten kiezen, dan moet men altoos van twee kwaaden het minste kiezen.

IV. Men moet de tijden, de zeden en de gewoonten der Volken vooral in opmerking neemen, wanneer men hunne bedrijven beoordeelen zal, volgens de regels der billijkheid.

Abimelech nu stond veel vrij. - 't Is waar, hij was nog geen Koning, - maar hij wierd er een. Hij was het dus reeds bij voorbeschikking.

De omstandigheeden waren zo, dat zij hem rechtvaardigen konden.

Hij was in de noodzaaklijkheid, om van twee kwaaden het minste te kiezen.

De gewoonten dier tijden waren ten zijnen voordeele, want doorgaands, of liever altoos stelde de sterkste de wet, en elk deed zijn best om de sterkste te worden.

Gij vergt van mij niet, beminde Toehoorders! dat ik over dit alles breedvoeriger zij; dit zou uwen aandagt verveelen; wij zouden er veel

[pagina 43]
[p. 43]

tijd bij verliezen, en veele nuttige zaaken, om agterwege moeten laaten.

De Prediker hoefte. Hij haalde zijn neusdoek uit; rochelde; snoot zijn neus, en keek, van onder zijn neusdoek, de gemeente eens over.

Ik bloosde van zijnen wegen: want de gansche Gemeente toonde zig ten uitterste over hem voldaan te weezen,

Een oud Man echter, die eenige publique waardigheid scheen te bekleeden, schudde het hoofd. - Naderhand bespeurde ik, dat deeze Man een beroerte had, want op alles schudde hij den grijzen bol, wat vervolgens gezegd werd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken