Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz) (1789)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)
Afbeelding van Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)Toon afbeelding van titelpagina van Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.68 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

reisverhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)

(1789)–Gerrit Paape–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 96]
[p. 96]

Vijf en twintigste hoofdstuk.
De dieven.

De nootlottige reis, die ik, in mijn sluitmande gepakt, deed, had voor mij die gevolgen niet, welken ik vreesde; want van een hoogte van negenëntagtig voeten tuimelende, in compagnie van eenige honderden dakpannen, sparren, binten, balken en brokken muurs, had ik geen ander letzel, dan een geringe kneuzing van mijn elleboog.

Door het manden werk heen ziende, ontdekte ik, dat niemand zig met mijn mandenhuis bemoeide. Alles stond bij of omtrent de puinhopen van het ingestorte Logement. Veelen zag ik nog bezig met het omver trekken van stukken muurs, die nog blijven staan waren; anderen groeven onder de puin, zekerlijk met oogmerk, om er mij te vinden, en verscheiden hielden zig in 't geheim bezig, om hier en daar een stuk van waardij op te raapen, en in hunne zakken, of in hunne boezems te verbergen. Onder anderen zag ik, dat de koster een zilveren tafelbel, en de School-

[pagina 97]
[p. 97]

meester een psalmboek met gouden slooten opraapte en wegmoffelde.

Toen alles genoegzaam kort en klein gemaakt was, hief de menigte een algemeen vreugdegejuich aan; de Dominé lag de handen saamen en deed een korte dankzegging, en de Barbier veegde zijn zweet af en trad zo moedig daar heenen, als een oude kruisvaarder, die van het vermoorden der Saraceenen wederkeerde.

De Koster en Schoolmeester gingen strijkelings voorbij mijn sluitmande heen, zonder dat zij die scheenen te bemerken; een oogenblik daarna echter werd er eenig vuil hooi over heen gesmeeten, zo dat mijn mande onzigbaar werd.

Dit verheugde mij; want nu kon ik zonder vrees den nagt inwagten, om mij uit dit vervloekte land weg te pakken.

Ik bespeurde, dat alles verder op het Dorp in rust geraakte en een iegelijk zijnen arbeid hervattede. De Smit smeedde als van te vooren; de Kuiper kuipte, als of er niets gebeurd was; de Snijder naaide als of er het logement nog stond, de Bakker builde net als toen de Dominé predikte; de Schout wandelde even als of de heilige Justitie geene de minste beleediging ontvangen had, en de Dominé, deeze bestuudeerde de lief-

[pagina 98]
[p. 98]

de tot den naasten, even gerust, - als of hij nooit Dominé geweest ware.

De avond viel. Het werd donker. Ik dorst het echter nog niet waagen, om uit mijn gevangenis te kruipen, vermits er nog te veel gewoel op de straat was, en ik mij noch niet veilig rekende.

Bij den aanvang van den nagt meende ik mijn hand ter zijde door de mande heen te steeken, om aldus met de sleutel het slot open te doen, - dan, gerugt hoorende, trok ik mijn hand weder binnen.

Het waren twee luiden, die saamen praatteden.

Hun gesprek zal ik opschrijven.

de een .

Die arme Duivel! - Ik beklaag hem toch. -

de ander .

Wij hebben er toch schoon voordeel mede.

de een .

Maar hij heeft er den bek mede ingeschooten.

de ander.

Dat is onze schuld niet, waarom was hij een Jothamist?

de een .

Maar zeg mij toch eens, wat is een Jothamist?

de ander .

Bij mijn ziel! ik weet het niet.

[pagina 99]
[p. 99]
de een .

Ik weet het ook niet, en al wie ik er naar gevraagd heb wist het niet.

de ander .

Dat het een slegt soort van Menschen is, welken niet waardig is te leeven, dat is zeker.

de een .

En waarom is dat zeker?

de ander .

Om dat Dominé het zegt.

de een .

Heeft die het dan van deezen Man nu ook gezegd?

de ander .

Wis en waaragtig heeft hij. - De Karel had nooit den hals gebroken, had de Dominé ons niet opgestookt. Want wat kan het ons scheelen of er Jothamisten zijn of niet? wij hebben er geen voor noch nadeel mede.

de een .

Maar wat kwaad doet dan zo een Jothamist?

de ander .

Hebt gij dan niet gehoord wat de Dominé gezegd heeft?

de een .

o Neen! Ik kwam daar maar aan gaan, en toen ik zag, dat er zo veel bezig waren, om het loge-

[pagina 100]
[p. 100]

ment om verre te trekken, wilde ik de minste niet zijn, maar stak ook een hand toe. -

de ander .

Zo ik het wel heb staat de mande hier.

de een .

Dat doet hij ook.

de ander .

Hier onder dit hooi.

de een , aan de mande ligtende.

Maar wat zou er in weezen. - Mij dunkt hij is zoo zwaar.

de ander , ook ligtende.

Dat is hij voorzeker.

de een , van vreugd in de handen wrijvende.

Wie weet of er geen geld in zit!

de ander .

Laaten wij eens schudden! als er geld in zit zal het wel rammelen.

(Fluks werd mijn pakmande opgetild, en ik op een allerfurieuste wijs heen en weder geschud.)
de een .

Hij rammelt niet.

de ander .

Hij geeft zulk een dof geluid. - Maar wij zijn hier niet veilig. Brengen wij de mande wat verder van hier.

[pagina 101]
[p. 101]
de een , na de mande weggedragen te hebben.

Laaten wij de mande eens omkeeren, dan zullen wij misschien beter ontdekken, wat er in is.

de ander .

Maar mooglijk is er breekende waar in.

de een .

Dat geloof ik niet, want dan zouden wij het kunnen hooren.

de ander .

Kom, keeren wij hem dan 't onderst boven.

(En nu was het noodlottig tijdstip genaderd, dat ik ongelukkige Doctor op mijn hoofd gezet werd, in de allermoeilijkste en pijnlijkste houding van de waereld. Eindelijk werd er een schop tegen de mande gegeeven, zo dat dezelve, na eenige omrollingen, weder regt kwam te staan.)
de een .

Weet gij, wat ik er van denk?

de ander .

Laat hooren!

de een .

Ik geloof dat er hammen in zijn.

de ander .

Dat kunnen wij althans spoedig weeten.

de een .

Hoe dat?

[pagina 102]
[p. 102]
de ander .

Dan hebben wij er maar met onze messen intesteeken, en dan aan onze messen te ruiken; de spekreuk verraad zig zelve.

Beiden trokken zij hun messen uit.

o Goede, genadige Hemel! dagt ik, moet ik rampzalige Sterfling, dan eindlijk door een steek zes, zeeven, in mijn huid, omkomen?

Reeds hoorde ik de punten der messen op de mande, toen het instinct, of liever de ingeschapen zugt om te leeven, mij met eene verschriklijke stem deed uitroepen.

Laat af, Canailjes!

Elk een van hun gaf een geweldige gil en liep als of de Duivel hen agter her zat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken