Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz) (1789)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)
Afbeelding van Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)Toon afbeelding van titelpagina van Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.68 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

reisverhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)

(1789)–Gerrit Paape–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 112]
[p. 112]

Dertigste hoofdstuk.
De schrijver; de schoone en het kaarsje.

Eindlijk gaf zij een zugtje,

En, -

Sloeg het bovenkleed open.

Maar, gij Goden van den ouden en nieuwen Tijd! hoe groot was mijne verwondering, - hoe onbegrijplijk mijne verbaasdheid! toen ik op dat Rustbed den Dominé zag leggen, die van Abimelech gepredikt, en door wiens toedoen, ik den gevaarlijken Naam van Jothamist gekreegen had.

Ik sloeg een verwijtend oog op mijne Geleidster, die mij even stijf bleef vasthouden.

Eenige oogenblikken stonden wij spraakloos.

Eindlijk berstede zij al lachende uit: En waant gij, mijn Vriend! dat ik u verraaden heb?

Ik hield mijn hand voor haar mond, ten einde zij deezen mijnen gedugten Vijand niet mogt doen ontwaaken.

Vrees niets, voer zij voort: met deezen uwen Vijand kunt gij al verrigten wat gij wilt. Zie eens!

[pagina 113]
[p. 113]

Zij greep hem bij zijn neus; en trok hem halverwege van het Rustbed af; de Dominé bromde zonder wakker te worden.

Laat hem in Gods naam stil leggen! riep ik, want als hij ontwaakt, -

Hij kan niet ontwaaken, antwoorde ze mij, en met een gaf zij hem een stoot, dat hij te midden, op de vloer rolde, alwaar de Verklaarder van Judicum Negen bleef slaapen en ronken als van te vooren.

Ik stond met verbaasdheid deezen wrevelmoedigen Man te beschouwen, zonder dat er echter de minste wraakzugtige gedagten in mij opkwam.

En gij wreekt u niet? vroeg de Schoone, die den Slaapenden reeds verscheiden schoppen met den voet gegeeven had.

Hij verdiende mijn wraak, antwoorde ik haar, - Maar - de wraak past geen Jothamist! - Het eenigste dat ik, - maar, neen!

de schoone .

Neen! spreek helder uit. - Gij moogt mij alles zeggen!

de reiziger .

Het eenigste dat ik zou willen doen bestaat hier in, - dat ik op een briefje zou schrijven:

[pagina 114]
[p. 114]

wel eerwaarde zeer geleerde heer!

De Jothamist, dien Gij ten onrechte, met de kwaardäartigste wreedheid en wrevel vervolgd hebt; die door uw toedoen, bijna het leeven verlooren heeft; en om wien te vermoorden, gij zoo veel oproer gestookt en zo veel onheilen aan onschuldigen gebrouwen hebt; deeze Jothamist leeft nog; is uwe raazernij weeten te ontkomen, en heeft in de geleegenheid geweest, om deeze uwe Godtergende behandeling u betaald te zetten: getuige daarvan zij dit briefje; dit heeft hij met eigen handen, op uw blooten boezem gelegd. - In dat zelfde oogenblik had hij uw huichelagtig, uw eerloos hart kunnen doorsteeken! - maar in stede van dit, verkoos hij, u te laaten leeven; - u overtegeeven aan uwe eigen wroegingen, en zelve een geluk te genieten, waarvoor gij onvatbaar zijt.

de jothamist .

Dit briefje zal ik hem op den boezem leggen. Als dan u duizenmaal mijnen dank betuigen en vertrekken.

de schoone , mij tederlijk omhelzende.

Aan deeze edele verhevenheid van Ziel herken ik den waaren Jothamist. - Grootmoedige! - Gij zijt waardig mijn ontwerp te weeten. Zet u naast mij neder.

[pagina 115]
[p. 115]
Zij zettede zig op de sponde van de rustbank, en trok mij aan haare zijde.

De Jothamisten kennen niet alleen elkander, bijna op den eersten aankijk, maar zij beminnen ook elkander met eene liefde, welker grootheid en getrouwheid, nog eenmaal de waereld in verwondering zal opvoeren, en de schoonste vrugten voortbrengen.

Ik kende u, -

ik verwonderd.

Gij kendet mij?

de schoone .

Ik zag u in de Kerk, en uit de gebaarden en gelaatstrekken besloot ik dat gij een Jothamist moest zijn. Ik had mijn werk er van gemaakt, om u na kerktijd te spreeken te komen, dan het noodlottig toeval van den hond kwam tusschen beiden.

De Dominé rekte zig uit.
ik schrikte.

Wat is dit? - Hij word wakker!

de schoone .

Ontzet u niet, hij slaapt op zijn minst nog vier en twintig uuren.

ik .

Heeft hij dan Opium in.

[pagina 116]
[p. 116]
de schoone .

Neen! - maar op den gelukkigen uitslag van zijn werk, dat is, van zijn ophitsen der Plunderaars tegen u, en om dat gij, naar zijn gedagten, den hals gebroken hebt, heest hij zig stom dronken gezoopen.

ik .

Dat is recht Abimelechs!

de schoone .

Maar om voort te gaan. Toen de woeste Hoop bezig was met het huis om verre te trekken, stond ik eenige schreden van het zelve af; onder de menigte balken, pannen en steenen, die van boven neder rolden, kwam er ook een Sluitmande aanzetten, die voorbij mij heen snorde en in een grep liggen bleef.

Niemand had eenige attentie op deeze Mande, om dat een ieder het veel te druk had, met plunderen en afbreeken. Stil en zagt ging ik naar de mande. Ik bespeurde eenige beweegingen van dezelve, die noodwendig veroorzaakt moesten worden door iemand, die er zig in verborgen had.

Dit is niemand anders dan de Jothamist, dagt ik. Ik besloot u te redden; maar op dat tijdstip was er geen mooglijkheid toe.

De Schoolmeester, de Koster en meer anderen passeerden dien weg, maar, tot mijn en uw ge-

[pagina 117]
[p. 117]

luk, zonder de mande te zien, voor zo veel ik merken kon.

de dominé , zig omrollende.

o Jeetje! - o Jeetje! -

ik , van schrik opspringende.

In 's Hemels naam, laaten wij hier niet langer blijven.

de schoone .

Blijf zitten! - Hij zal niet wakker worden.

ik .

Maar als hij eens wakker word?

de schoone .

Kruip dan in 't bed onder de dekens; dan blaas ik mijn kaarsje uit, en zal bij u komen.

ik , bij mij zelve.

‘o! Dat hij wakker mogt worden!’

(Ik gaf den Dominé een schop, quasi om hem wat verder op te doen rollen.)
de schoone .

Helaas! hij zal niet wakker worden!

(Hier viel het lantaarntje haar uit de hand, en 't kaarsje ging van zelf uit.)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken