Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz) (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)
Afbeelding van Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)Toon afbeelding van titelpagina van Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

Scans (9.14 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Editeur

P.J. Buijnsters



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)

(1972)–Gerrit Paape–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Agtste hoofdstuk
Het groot ontwerp

449Toen ik bijna in den top des booms mijn geleider gevolgd had, wees 450hij mij, met een uitgestrekte poot, den tak aan, waarop ik mij moest 451nederzetten.

[pagina 71]
[p. 71]

452Gezeten zijnde, onderhield hij mij over 't voorgevallene.

453Hij verwonderde zig ten hoogsten over mijne onkunde.

454Immers, dus zei hij onder anderen, weet gij ten minsten dat al- 455gemeene gebruik onder ons, - althans gij hebt het geweeten, - dat 456wij elkander door Nommers, in stede van Naamen onderscheiden.Ga naar voetnoot456 457Dus ben ik Nommer Een; mijn Buurman, in dien boom, is Nommer 458Zestienhonderd; die daar, Nommer Vijfhonderd twee en tagtig en 459zo vervolgens; en dus hebt gij ook toen gij nog in den Okkernooten 460boom op den Berg woondet, altoos Nommer Zevenduizendagt- 461honderdvierenvijftig geheeten. Dit weet gij immers wel.

462Ik bekende, dat er mij niets van te vooren stond.Ga naar voetnoot462

463Vergeeten dan de Aapen, vroeg hij, wanneer zij Menschen wor- 464den, dat zij Aapen geweest zijn?

465Dit is een bestendig gebruik, antwoorde ik, onder het Mensch- 466dom, waarmede ik verkeerd heb. Men zou het zelf geweldig kwalijk 467duiden, wanneer men hen dorst erinneren, dat zij ten eenigen tijde 468Aapen geweest waren! Dit gaat zelf zo verre, dat Menschen, die 469buiten de menschlijke gedaante, weezenlijke Aapen zijn, en in alle 470dingen hunne aapägtigheid doen uitblinken, het voor de grootste 471beleediging houden, wanneer men hen Aapen durft noemen, - 472vooral, als zij in hoogen stand geplaatst zijn.

473Gij zoud mij welhaast doen afschrikken van het groote Plan, 474dat het Aapendom beslooten heeft alhier ten uitvoer te brengen.

475En waarin bestaat dat Plan?

476Om deeze Aapenmaatschappij tot den Rang van een Menschen- 477maatschappij te verheffen. - Dan! Vermits dit alles in uwe af-Ga naar voetnoot477 478weezigheid geschied zij, zal ik de eer hebben, u nader daarvan te 479onderrigten.

480De eer zal aan mij weezen, Heer Baviaan!

481Eenige Baviaantjes en Aapjes, door het Menschdom gestoolen 482en in het Land der beschaafdheid overgevoerd zijnde, hadden het 483middel gevonden, om de handen hunner Heeren te ontsnappen, en 484wederom veilig onder ons te komen.

485Deeze wedergekeerden verhaalden ons hunne Lotgevallen. Dus 486waren zij op meest alle kermissen tegenwoordig geweest. Zij hadden

[pagina 72]
[p. 72]

487op de balkons der Theaters van het Vierkroonen en JanklaasenspelGa naar voetnoot487 488gezeten. Zij waren, op honden en beeren, even als op paarden zitten- 489de, door de voornaamste Steden rondgereeden. Zij hadden in allerlei 490kleedjes, van Heertjes en Juffertjes, op 's Heeren straaten gedanst, 491- met een woord, zij hadden geleegenheid gehad, om den eersten 492Adel en het laagste Canailje van nabij te leer en kennen.

493Die geleegenheid kan hen niet ontbroken hebben.

494Zij hadden zelf het geluk gehad van door Prinsen en Graaven 495bezocht te worden.

496Ik weet het.

497Dan, het voornaamste, waarvan zij melding maakten, was de 498voortreflijkheid, waarin het Menschdom bijna in alle zaaken, boven 499ons Aapen uitmuntede.

500(Mijn borst begon niet weinig te zwellen.)

501Zij gaven ons een kleine schets van de voortreflijkheid der Consti-Ga naar voetnoot501 502tutie, Regeeringsvorm, Godsdienst, Zeden, Gewoonten, Plegtig- 503heden, enz. die onder het Menschdom stand greepen; en lieten van 504ter zijden niet onduidlijk blijken, dat ook dit alles onder ons Aapen 505kon ingevoerd worden. - En waarom niet? - Want, wel be- 506schouwd zijnde, dan zijn wij immers ook Menschen?

507(Ik verwonderde mij.)

508Gij verwondert u, Nommer zeventien! Ik hoop immers niet, dat de 509Menschwording medebragt, om met veragting op zijne Natuur- 510genooten neder te zien?

511Neen! neen! maar 't is er wel eens het gevolg van. - Doch, ver- 512schoon mijn zwak geheugen! - zijn de Aapen ook Menschen?

[pagina 73]
[p. 73]

513Hebt gij dan nooit die Volkspreuk gehoord; Dat de Aapen welGa naar voetnoot513 514spreeken kunnen maar niet willen?

515o Zeer dikwils!

516En hebben uwe Katechismussen u niet geleerd, dat alle dingenGa naar voetnoot516 517even als een ketting aan elkander hangen? - dat men dus, van een 518zandkorrel af tot een Engel toe, eene bijna onmerkbaare trapswijze 519opklimming vindt?

520Men heeft dit duizendmaalen geschreeven.

521Weet gij dan niet, dat een Aap het digtst bij den Mensch komt, 522en dat, wanneer uwe Natuurkundigen ons recht wilden doen, en zij 523niet bang waren voor uwe Godgeleerden, ons even zo billijk Men- 524schen zouden moeten noemen, als zij de naam van Dier aan eenenGa naar voetnoot524 525veeltakkigen Zeeplant geeven?

[pagina 74]
[p. 74]

526(Ik stond verwonderd over de Natuurkunde en natuurlijkeGa naar voetnoot526 527Rechtsgeleerdheid van deezen Baviaan, en kon niet anders, dan hem 528toestaan, dat de Aapen ook Menschen waren. Nog schoot mij eene 529zwaarigheid van 't hart. Ik bemerkte, naamlijk, uit zijne redeneering, 530dat de verhuizing der zielen, en dus ook de verhuizing van mijn 531Vrouws ziel, hier geen plaats vond.)Ga naar voetnoot531

532Wat belet ons derhalven, om uit dien woesten en onbeschoftenGa naar voetnoot532 533staat, waarin wij gedompeld liggen, den kop op te beuren, en Men- 534schen te worden? - dat wil zeggen, - om in dien grooten kettingGa naar voetnoot534 535eenige schakeltjes hooger te klimmen? -

536Niets!

537Zijn niet veele Baviaanen en Aapen, die hier in geen tel waren, 538of die uit hoofde van hun wangedrag, botheid, of met een losseGa naar voetnoot538 539kop van hier waren weggeloopen, onder de Menschen gekomen? 540zijn ze aldaar niet als Menschen ontvangen en erkend, en zijn veele 541hunner niet tot aanzienlijke Posten opgesteigerd? - en is het niet 542algemeen bekend, dat deeze Deserteurs met weinig moeite hun

[pagina 75]
[p. 75]

543fortuin gemaakt hebben? Veelen hadden niet anders te doen, dan 544hunne staarten in hunne broeken te verbergen?

545Welk eene voortreflijke Menschkunde! dagt ik.

546Wij hebben derhalven, na het gansche Aapehdom daaröver ge- 547hoord te hebben, goedgevonden een plan te ontwerpen; strekkende, 548om ons tot den rang van Menschen te verheffen en ons daarvoor te 549doen erkennen.

550Ik bekende, dat hij gelijk had met zulk een Plan ter uitvoer te 551brengen; en ik twijffelde ook niet aan de mooglijkheid, om het standGa naar voetnoot551 552te doen grijpen, want ik maakte deeze regelmaatige gevolgtrekking: 553Een meenigte Aapen hebben zonder moeite, zonder het zelfs te wee- 554ten, zig tot den rang van Menschen verheeven. Dus is de zaak moog- 555lijk. Maar hoe veel mooglijker word zij niet, wanneer Aapen moeite 556willen aanwenden, om Menschen te worden, en wanneer die Aapen 557reeds verstand betoonen te bezitten? Alleenlijk blijft de vraag: 558Zal het Menschdom de Aapen voor Menschen erkennen? - Welk 559eene gedugte omwenteling zal dit niet in een meenigte Stelzels van 560allerlei soort van Geleerden veröorzaaken; en zal men daarom niet 561algemeen besluiten, om bij de oude Grondregelen te blijven?

voetnoot456
in stede van: in plaats van.
voetnoot462
te vooren stond: voor de geest stond, dat ik er mij niets van herinnerde; zie WNT XV, 108, waar één bewijsplaats (uit Poot) wordt gegeven.
voetnoot477
Dan!: echter.
voetnoot487
Vierkroonen spel: een omstreeks 1709 door Paulus Alexis uitgevonden poppenspel, waarvan de vertoningen zowel qua karakter (ridderspelen e.d.) als door ‘de fraaiste kunstwerkingen en perspective gezichten’ meer voor het deftige publiek bestemd waren. Zulks in tegenstelling tot het Jan Klaassenspel, dat bedoeld was ‘voor het greetige oog der nederige en nutte Landslieden’ (A. Fokke Simonsz, De Amsterdamsche kermis, Haarlem 1801). De oudste beschrijving van het Vierkroonenspel vinden we in J. van Hoven, Schilderij van de Haagsche kermis, nevens de Rarekiek van de Amsterdamsche kermis, 's-Gravenhage 1715. Zie voor dit en voor het Jan Klaassenspel: W. Meilink, Doopceel van Jan Claeszen, Amsterdam 1969, p. 24-30, alwaar ook een afb. van het spel met de vier kronen.
voetnoot501
Zij gaven ons een kleine schets...: naar het voorbeeld van de talrijke 18e-eeuwse reisverslagen (ook de imaginaire), die steeds getuigen van een kosmopolitische belangstelling voor vreemde zeden en regeringsvormen.
voetnoot513
Die Volkspreuk: reeds aan het begin van de 17e eeuw bestond in Spanje het volksgeloof volgens hetwelk bavianen weigerden te spreken uit angst dat zij daardoor gedwongen zouden worden om in dienst van de mens te werken. Zie H.W. Janson, Apes and ape lore in the middle ages and the renaissance, London 1952, p. 337.
voetnoot516
uwe Katechismussen: schrijver zinspeelt hier niet op de Heidelbergse catechismus of dergelijke godsdienstige leerboekjes maar op werken als de Katechismus der Natuur van J.F. Martinet (Amsterdam 1777-1779 in 4 dln.; 5e dr. ald. 1782-1789). De idee van de keten der wezens vindt men daar o.a. uitgedrukt dl. I, p. 14: ‘Er vertoont zich in alles eene allengskens van soort tot soort opklimmende volmaaktheid, stijgende de eene soort boven de anderen met zagte en langzaame schreeden. Men vindt dus eene geduurige betrekking tusschen alle deelen der wijde Schepping, waardoor het kleinste met het grootste, de Mensch en de Zandkorrel wordt zamengevoegd’. Zie Bert Paasman, J.F. Martinet. Een Zutphens filosoof in de achttiende eeuw, Zutphen 1971, hfdst. VI. Pieter 't Hoen publiceerde in 1779 onder het pseudoniem Taco Brans een op Martinet gebaseerde Catechismus der natuur, ten gebruike van kinderen.
voetnoot524
eenen veeltakkigen Zeeplant: de zeepoliep, waarvan men zich in de 18e eeuw pas realiseerde dat het geen plant maar een dier was; een soortgelijke ontdekking dus als die van Trembley met betrekking tot de zoetwaterpoliepen (zie Inleiding, p. 41). In ons land kreeg het verschijnsel veel aandacht, bijv. in J. Baster, Natuurkundige uitspanningen, behelzende eenige waarnemingen over sommige zee-planten en zee-insecten, Haarlem, bij J. Bosch, 1762-1765, 2 dln.
voetnoot526
Natuurkunde: kennis van de natuur in het algemeen, nog niet in de engere zin van thans.
natuurlijke Rechtsgeleerdheid: op juridisch gebied manifesteert de Verlichting zich in een sterke belangstelling voor het natuurrecht (ius naturae) dat, in tegenstelling tot het positieve recht, de nadruk legt op algemene, voor alle volkeren geldende rechtsprincipes. Doordat het natuurrecht zich bij opeenvolgende grondleggers van die wegenschap: Samuel Pufendorf (1632-1694), Christian Thomasius (1655-1728) en Johann Christian Wolff (1679- 1754) steeds duidelijker baseerde op de menselijke rede als autonome kenbron, riep het vanzelf de argwaan op van vele streng-orthodoxe theologen. Volgens Luther en Calvijn is de natuur substantialiter bedorven. Ze kan dus niet meer de grondslag vormen van enig recht. Dat verklaart mede waarom een bekend nederlands vertegenwoordiger van deze nieuwe denkrichting, de groningse hoogleraar Frederik Adolf van der Marck, in 1773 wegens onrechtzinnigheid ontslagen kon worden. Zie W.J.A.J. Duynstee, Geschiedenis van het natuurrecht en de wijsbegeerte van het recht in Nederland, Amsterdam 1940; J. Lindeboom, Frederick Adolf van der Marck, een achttiende-eeuwsch leeraar van het natuurrecht, 's-Gravenhage 1947.
voetnoot531
geen plaats vond: niet gebeurde; versta: geen geloof vond.
voetnoot532
onbeschoften: onbeschaafde. Wij ontmoeten hier het voor de Verlichting typerende streven naar zedelijke verheffing mèt het optimistisch vertrouwen in zodanige perfectibiliteit.
voetnoot534
dien grooten ketting: zie aantekening bij r. 516 en Inleiding, p. 40.
voetnoot538
botheid: domheid, onverstand.
voetnoot551
stand doen grijpen: plaats doen vinden, bewerkstelligen; zie WNT V, 740-741.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Reize door het Aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)