Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
ABN-uitspraakgids (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van ABN-uitspraakgids
Afbeelding van ABN-uitspraakgidsToon afbeelding van titelpagina van ABN-uitspraakgids

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.44 MB)

XML (2.13 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

ABN-uitspraakgids

(1978)–P.C. Paardekooper–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina X]
[p. X]

4. Letter en klank

Als één wetenschap onafhankelijk moet zijn van letters, dan toch zeker de fonetiek. Ook de registratie in deze uitspraakgids moet dat dus zijn. Ik heb me daarom bij elk woord zo veel mogelijk gedwongen om m'n ‘spontane’ uitspraak ervan te beluisteren, en om de klanken daarvan op te tekenen. Maar in een paar gevallen was dat bijna ondoenlijk, bv. bij de weergave van a-achtige, vooral voortonige klanken (zie hierachter onder de a), van een eventuele h in het achtervoegsel -heid, van een svarabhaktiklank enz.

Zulke dingen gelijkstrijken door bepaalde regels in acht te nemen, is onwetenschappelijk omdat het een deel van de feiten negeert; ik heb bewust gekozen voor een weergave daarvan (naar best vermogen), en dus voor bepaalde inconsequenties, waarover gebruikers kunnen mediteren: soms betrap je invloeden van tekst, soms die van kleine accentverschillen, soms die van spreektempo. Natuurlijk is het van belang dat een gebruiker dit soort nuances als zodanig leert herkennen en waarderen.

Ik bespreek nu een aantal detailproblemen alfabetisch.

aIn een aantal (vooral vreemde) woorden zitten een of meer klanken die variëren tussen ə en ɑ of soms tussen ɑ en a; de goeie notatie van de laatste vergt een apart teken, maar die stap heb ik nog niet kunnen zetten.
Een woord dat je spelt als academie kun je uit horen spreken als ɑkə'demi, ɑkɑ'demi, ɑka'demi of als aka'demi (de laatste is een leesuitspraak, m.i. in spontane taal uitgesloten). Ik heb in dit soort gevallen genoteerd wat me het frekwentst leek. Inconsequenties zijn het onvermijdelijke gevolg daarvan.
Datzelfde verschijnsel komt voor bij vergelijking van sommige woorden en gelijkluidende woorddelen, bv. aardappel en pootaardappel. Nauwkeurig luisteren geeft als mogelijkheden bij het eerste woord ardəpəl en ardɑpəl, terwijl het tweede enkel potardɑpəl kent en m.i. niet potardəpəl. Kleine klemtoonverschillen hangen samen met die klankverschillen. Hier is de taal dus ‘inconsequent’, en de taalbeschrijver moet dat registreren.
Afgezien van tussenwerpsels als bv. bah bɑ, komt de ɑ-klank in het ABN nooit aan het eind van een woord voor: de uitspraak ɑ'zaleɑ is dus fout; het is ɑ'zalea.
De klinker in nou (dezelfde natuurlijk als die in nauw) is een tweeklank. Het eerste deel ervan ligt tussen de ɑ en de ɔ in; ik heb evenwel altijd ɔu gekozen, o.a. omdat veel Brabantse dialecten au zeggen.
dBij vinden onderscheiden we twee gevallen:
1.in de letterlijke betekenis (‘resultaat van zoeken’) is er geen speciaal uitspraakprobleem: ɪkfɪnt, vɪɲə, ɪkfɔnt enz.;
2.in de figuurlijke betekenis (‘een mening hebben enz.’) is er daarentegen een speciale uitspraak in een aantal vormen in het enkelvoud:
ik vind het goed ɪkfɪnətxut vind je het goed vɪɲətxut vindt ie vɪnti
ik vind dat je... ɪkfɪndɑcə je vindt dat... jəvɪntɑt hij vindt hɛivɪnt
ik vond het goed ɪkfɔnətxut je vond jəvɔnt hij vond hɛivɔnt
enz.    
[pagina XI]
[p. XI]

Speciale problemen zijn er bij de uitspraak van de d tussen twee klinkers en enkele verwante gevallen. Voor de keus tussen d en j of tussen d en w is het ABN-oor vaak erg gevoelig.

In het algemeen is de d wat formeler, plechtiger, tenwijl de j en de w vertrouwelijker en gemoedelijker klinken. Het kan gebeuren dat ik een treincoupé binnenga en de onbekende mensen goede middɑg wens, terwijl ik na een gezellig babbeltje uitstap en dan goeie middag zeg.

De vergrotende trap ouder klinkt als ɔuər, maar m'n ouders heeft altijd een d; daar zou een w dialektisch klinken of van ‘gebrek aan eerbied’ getuigen. Je zegt ook een dooie mus, een dooie vlieg; hier zou dode belachelijk klinken. Maar de doden, de dodenwacht, de dodenherdenking verdragen absoluut geen j.

Hieronder volgt een lijst met de meest voorkomende woorden waarin het d-probleem kan spelen; de ster-woorden zijn de belangrijkste.

aanduiden andœydə
*aanhouden an(h)ɔuə
aanraden anradə;
anrajə
*aanrijding anrɛidɪŋ
afgeladen vol ɑfxəlajə vɔl
*afglijden ɑfxlɛiə
afhouden ɑfɔuə
afpoeieren ɑfpujərə
*afscheiden ɑfsxɛidə
afstrijden ɑfstrɛidə
baden pootje baden badə pocəbajə
bedevaart bedəvart
behouden (tekst) bə'hɔudə
bekleden  
(met een stof) bə'kle(d)ə
(met een ambt) bə'kledə
*beneden bə'neə
benijden bə'nɛidə
*bereiden bə'rɛidə
*berijden bərɛiə
bescheiden bə'sxɛi(d)ə
besnijdenis bə'snɛidənɪs
bezuiden bə'zœy(d)ə
blaren (ook mv van blad) blarə
bloeden bludə;
blujə
*blijde blɛiə
*braden brajə;
bradə
*brede breə
broeden brujə
broeds brujs;
bruts
broeder (‘kloosterling’) brudər
buidel bœydəl
bijhouden bɛiɔuə
chocola ʃoko'la
*-d+ing (bloeding, houding enz.) -dɪŋ
dode (zn) dodə zie tekst hierboven
eenvoudig eɱ'vɔudəx
gebeden (vd en mv van gebed) gə'bedə
geladen gə'lajə
(‘woest’)  
(vd van laden) gə'ladə
*geleden (een tijd geleden) gə'lejə
genade gə'nadə
geraden (het is je maar geráden ook) gə'rajənok
getijden (tij ‘eb en vloed’) gə'tɛidə
*glijden, gleed, gleden, gegleden glɛiə, glet, gleə, gəgleə
glijder glɛiər;
glɛidər
*goede gujə
(maar ten goede komen tɛŋgudə)

[pagina XII]
[p. XII]

goedertieren gudər'tirə
*gouden gɔuə
*-heden -hedə
hei (maar Heidemaatschappij) hɛi
*houden həuə
*-houder -hɔuər
houding hɔudɪŋ
*huishouden hœysɔuə
huishouding hœysɔudɪŋ
huishoudster hœysɔutstər
huishoudelijk hœy'sɔudələk
inboedel ɪmbudəl
inhoudelijk ɪn'hɔudələk
inhouden ɪnɔuə
*inrijden ɪnrɛiə
*inwijden ɪɱwɛidə
ka (mv kades) ka (of kadə)
kleden (mv van kleed + ww) kledə;
kleə
klokkeluider klɔkəlœyjər
*kou (zn) kɔu
*koude (bn) kɔuə
koukleum kɔukløm
kouwelijk kɔuələk
*kruiden (mv van kruid én ‘met kruiwagen rijden’) krœyjə
*kruidenier krœyjə'nir
*kwade (bn) kwajə
verlos ons van het kwade ətkwadə
la (mv laden) la (ladə)
laden (ww) ladə
ladenkast ladəkɑst
leden (mv van lid) ledə
leeg (niet ledig; wel ledigheid in teksten) lex
leer (niet leder) ler
Ieerwaren (niet lederwaren; dat is tekst) lerwarə
legen (niet ledigen) legə
leiden lɛidə
Leiden lɛiə;
lɛidə
*Ieren (niet lederen) lerə
lieden (tekst voor lui ‘mensen’) lidə
liederen lidərə
loden (wel looien pijpen stelen, samen delen) lodə
luiden (tekst: met luider stem) lœyjə
lijden, leed, leden, geleden lɛiə, let, le(d)ə, gəle(d)ə
medeklinker (zn's hebben meestal mede en niet mee; uitz. meeIoper, meeëter, meespeler: afgeleid van een ww) medəklɪŋkər
mededeelzaam (bn's hebben meestal mede) medə'delzam
meedelen (ww's hebben meestal mee, maar mede-ondertekenen enz. ‘ook ondertekenen’) medelə
meelij melɛi
naast  
plechtiger  
medelijden medəlɛidə
meelijwekkend melɛi'wɛkənt
meewerkend voorwerp mewɛrəkənt forwɛrəp
moe mu
moedeloos mudəlos
nederlaag nedərlax
nederzetting nedərzɛtɪŋ
neergooien nergojə
neerhalen nerhalə
neerleggen nerlɛgə
neerzetten nerzɛtə
onbescheiden ɔmbə'sxɛi(d)ə
onderhouden ɔndə'r(h)ɔuə
onderscheiden ɔndər'sxɛidə
*onthouden (‘niet vergeten’) ɔnt'hɔuə
onthouden (‘niet geven’)  
(tekstachtig) ɔnt'hɔudə
onweer (onweder is tekst) ɔɱwer

[pagina XIII]
[p. XIII]

onweersbuien ɔɱwersbœyjə
ophouden ɔp(h)ɔuə
*oude ɔuə
(ook: het Oude testament) ɔuətɛstɑ'mɛnt
*ouder (bn) ɔuər
ouderdom ɔudərdɔm
ouderling (protestantse kerkelijke functionaris) ɔudərlɪŋ
*ouders ɔudərs
*ouderwets ɔuər'wɛts
oud-strijder ɔut'strɛidər
overlijden (tekst voor ‘doodgaan’) over'lɛidə
overleden ovər'ledə
*poeder pujər
predikant predi'kɑnt
predikheer (tekst voor ‘dominicaan’) predəkher
preek prek
preekstoel prekstul
preken prekə
raden, geraden (maar zie ook geraden) radə, geradə
rede redə
reden redə
reder redər
roe, roeden ru, rudə
*rode rojə
rode hond rojə'hɔnt
*rodekool rojə'kol
*rijden, reed, reden, gereden rɛiə, re(t), reə, gə'reə
rijder rɛidər
schaatsenrijden sxatsərɛiə
schaatsenrijder sxatsərɛi(d)ər
schede sxedə
scheiden sxɛidə
*schouder sxɔuər
schouderen sxɔudərə
*sla (salade hoogstens in fruitsalade enz.) sla
slaatje slacə
slee, sleden sle, sleə
*snee, sneden sne, sneə
snijboon snɛibon
*snijden, sneed, sneden, gesneden snɛɪə, sne(t), sneə, gəsneə
steden stedə
strijden strɛidə
teder (tekst) tedər
tederheid (tekst) tedər(h)ɛit
teer (zn ‘pek’ en bn ‘zacht’) ter
tegenhouden tegəhɔuə
*tevreden tə'vreə;
tə'vredə
tij (‘eb en vloed’) tɛi
tijden (ik heb hem geen tije gezien) tɛidə
tijdens tɛidə(n)s
toebereiden tubərɛidə
tree, treden tre, treə;
tredə
uitbreiden œydbrɛidə
uitglijden œytxlɛiə
uithouden œyt(h)ɔuə
*uitscheiden schee uit, uitgescheeën (‘ophouden’) œytsxɛiə, sxe œyt, œytxəsxeə
*uitscheiden, scheidde uit, uitgescheiden (‘vocht produceren’) œytsxɛidə sxɛidə œyt, œytxəsxɛidə
uitscheidings-produkt œytsxɛidɪŋs-prodʌkt
vederwolk (tekstachtig) vedərwɔlək
veer ver
verblijden (tekst) vər'blɛidə
verbreden vər'bre(d)ə
vergaarbak vər'garbɑk
vergaderen vər'gadərə
vergadering vər'gadərɪŋ
verkleden vər'kleə;
vər'kledə
*verkouden vər'kɔuə
verleden tijd vər'ledə tɛit
*verleden week vle'wek;
vər'leə wek
verleiden vər'lɛidə

[pagina XIV]
[p. XIV]

vermoeden vər'mudə
verouderd və'rɔudərt
verraden (maar emotioneel: və'rajə) və'radə
verrader (maar emotioneel: vuile və'rajər) və'radər
verspreiden vər'sprɛidə
voer vur
voerbieten vurbitə
voeren (‘eten geven’ en ‘voering innaaien’) vurə
vrede (maar: laat me met vree ‘met rust’) vredə
vrijhouden vrɛi(h)ɔuə
wedstrijden wɛtstrɛidə
*weer (niet weder) wer
(‘opnieuw’ en ‘toestand dampkring’)  
*weerbericht werbərɪxt
wethouder wɛtɔuər
*zei, zeiden zɛi, zɛiə
zenuwlijder zenylɛiər
*zouden zɔuə
zuidelijk zœydələk
zij (‘stof’ en ‘deel van romp’) zɛi
zijrups zɛirʌps
zijdeteelt zɛidətelt

eEen e in voortonige lettergrepen klinkt vooral in frequente woorden vaak als een ɪ, zo bv. in telefoon, telegram enz.: tɪlə'fon, tɪlə'grɑm.
gIn het noordwesten van ons taalgebied bestaat geen onderscheid tussen g en x, tenzij misschien tussen twee klinkers: lagə ‘lagen’ en lɑxe ‘lachen’.
Er is geen enkele reden om die samenval te propageren.
De scherpe x die diep achter in de keel gevormd wordt, klinkt veel mensen lelijk in de oren; ze vinden de zachte x en g beter. Ook de propaganda voor de scherpe x is zinloos.
hIn veel gevallen spellen we de h waar we hem nooit of zelden uitspreken. In het bestaat die bv. nooit (tenzij in de spellingsuitspraak in de vaste uitdrukking: het was jé van het). In het kind en het regent is de uitspraak dus ətkɪnt en ətregənt.
Het achtervoegsel -heid klinkt bijna altijd als -ɛit.
Ook in andere gevallen is afwezigheid van een h waar die gespeld wordt, normaal. Zo bv. bij vormen van hebben of heten:
wat heb je daar wɑtɛpjədar hoe heet je huecə
je hebt hem jɛptəm je hoort het wel jortətwɛl
In dit soort gevallen spreek je de medeklinker vóór de letter h nooit erg krachtig uit: afhouden of afvouwen geven we allebei fonetisch weer als ɑfɔuə, maar die notatie is grof en verbergt het feit dat de f-klank in het tweede woord veel krachtiger kan klinken als die in het eerste.
iIn vreemde woorden als bv. internationaal is de uitspraak met een i in de meeste gevallen fout; dat moet een ɪ zijn.
jTussen een ɛi en een klinker is een j onmisbaar; die heb ik dus niet aangegeven (voorbeeld brɛiə en niet brɛijə). Maar na een œy geef ik de j wel, omdat die daar misbaar is: bœyjə enz.
kEr is weinig of geen uitspraakverschil in de woorden hij zingt en hij zinkt; m.a.w. tussen de ng en de slot-t laten we onwillekeurig een k horen. Ook die tussenklank heb ik niet weergegeven.
[pagina XV]
[p. XV]
lIn woorden en morfemen op -lf, -lg, -lk, -lm, -lp, -lv en -lx horen we vooral vlak na een hoofdklemtoon een kleine klinker (ə). Ik heb die genoteerd.
nIn meervouden van zn's en pv's, in ow's en vd's (op -en) wordt die n normaal niet uitgesproken, tenzij het woord erna met een klinker begint (vooral bij een ə); verplicht is die n daar niet eens in alle gevallen:
de mensen in de tuin dəmɛnsɪndətœyn of dəmɛnsənɪndətœyn
gebeten en geslagen gəbetɛŋgəslagə of gəbetənɛŋgəslagə
In meervouden van woorden op een ə (gespeld als en) is de n erg formeel in gʌldə(n)s, dekə(n)s enz.
Absoluut verplicht is de n na een tweede hoofdvorm (= vt) + 'm, 't enz.:
hij pakte het hɛipɑktənət
ik schopte hem ɪksxɔptənəm
Woorden op -en die bij een andere woordsoort horen gehoorzamen meestal aan dezelfde regel:
tegen andere mensen tegɑndərəmɛnsə of tegənɑndərəmɛnsə
de toren op de hoek dətorənɔptəhuk
Bij een woord als hoorn zou ik zelfs aan het eind van een zin de n niet kunnen missen. - In het algemeen gehoorzamen gelede woorden aan een dergelijke regel:
tegenover tegənovər
binnenin bɪnənɪn
Maar met een n, ofschoon daar geen klinker achter staat:
tegendeel tegəndel
bovendien bovəndin
Bij werkwoorden op ənə (afbakenen, natregenen, rekenen, tekenen, zegenen enz.) is de n aanwezig in pv's zonder uitgang: ɪkrekən, rekənɪk, rekəɲə).
In omgangstaal is de n (ook de l) voor het woord je vaak afwezig na de pv's begin, kan, kun, wil, zul en zal:
bəgɪjəməten, hɛikɑjədɑtxevə, kʌjəkomə, wɪjevəwɑxtə enz.
Een zuidelijke sandhi-variant (zie § 5) die sterk verspreid is maar een ABN-spreker weinig of niet opvalt is het handhaven van de slot-n in gevallen als aan Mark, ɑɑn Gerɑrd, ɑɑn Wim, ɑɑn Ben, en aan Jan waar de meeste ABN-sprekers zeggen a'mɑrək, aŋ'gerɑrt, aɱ'wɪm, am'bɛn en a'ɲɑn. Maar de n is hier niet fout.
oSommige ABN-sprekers maken nog onderscheid tussen twee soorten korte o's zoals in bot (iets dichter bij de ɑ) en bod (iets dichter bij de u). Dat onderscheid verdwijnt in een vlug tempo; ik heb daarom overal één teken gebruikt: ɔ.
pTussen de m en de t is een hele ‘lichte’ p als overgangsklank soms onvermijdelijk: ik heb die niet weergegeven; vgl. bv.:
hemd hɛmt (en niet hɛmpt)
komt kɔmt (en niet kɔmpt)
[pagina XVI]
[p. XVI]
rHet ABN aanvaardt zowel een tong-r als een keel-ʀ; ik heb overal het teken r gebruikt. Niet aanvaardbaar is de j die somrnige noorderlingen wel laten horen, vooral aan het eind van een woord:
hoor hoj
maar maj
Wel is een zwakke ə-klank aanvaardbaar: hoə, maə enz.
In woorden en morfemen op -rf, -rg, -rk, -rm, -rn, -rp, -rv en -rx horen we vooral vlak na een hoofdklemtoon een kleine klinker (ə). Ik heb die genoteerd.
sDe groepen -sj- en -stj- spreken we meestal als ʃ uif.
sjaal ʃal
vaasje vaʃə
nestje nɛʃə
tDe lettergroep -tie kent twee uitspraken: si en tsi. De eerste is overal in ons taalgebied bekend, de tweede is tot het noorden beperkt, en dan nog tot een beperkt aantal mensen die hem meestal niet consequent gebruiken.
Bovendien is tsi onnodig moeilijker als si, dat om al die redenen ver de voorkeur heeft. Ik vermeld daarom nergens tsi.
In woorden met -si + klinker (niet ə), is ʃ de meest voorkomende uitspraak, maar daanaast bestaat ook si: provɪn' ʃal naast provɪnsi'al, ɛfi' ʃɛnt naast ɛfisi'ɛnt enz.
Ik heb allebei die uitspraken gegeven.
De lettergroep tj klinkt aan het begin van een woord als een zachte t, dus als een ploffer (een klank die je niet aan kunt houden): tjalk cɑlɔk.
Maar in verkleinwoorden en in woordcombinaties klinkt de tj bij de meeste mensen als een glijder, en wel als een klank die sterk lijkt op de eindklank van het Duitse ich: mannetje, mɑnəcə, matje mɑcə, moet je mucə, met je mɛcə enz. Het inoefenen van de goeie uitspraak is voor de meeste Vlamingen erg moeilijk maar tegelijk erg belangrijk omdat deze c-klank zo veel voorkomt. (In feite heb ik dus twee verwante klanken met hetzelfde c-teken weergegeven.)
Bij drie woorden op een t valt die klank soms weg: wat, dat en niet.
1.In de zinnetjes wat is dat en wat is dit is de uitspraak wɑs'tɑt, wɑstɪt (wɑzdɑt, wɑzdɪt) normaal zolang het zinsaccent op dát/dít ligt; daarnaast blijft wɑt als vormelijker variant mogelijk:
wɑs'tɑt (‘wat is dát?’) wɑtɪstɑt'buk (‘wat is dat bóék?’)
'wɑtɪstat (‘wát is dat?’) dɑtət'wɑtɪs (‘dat het wát is’: nooit wɑs)
wɑ'tɪstɑt (‘wat ís dat?’)  
Voor p, t, k, b, d, f, s, x valt de t meestal weg; anders niet:
wɑ'prɛtəx wɑ'kɔsbar wɑ(t)'snʌgər wɑ(t)xrot (‘wat prettig, kostbaar, snugger, groot’)
wɑt'wɪljə wɑt'loptihɑrt     (‘wat wil je’, ‘wat loopt ie hard’)
[pagina XVII]
[p. XVII]
In alle andere gevallen klinkt wɑ dialectisch: wɑløk, wɑɛrɔgər, hɛikɑɱwɑ (‘wat leuk’, ‘wat erger’, ‘hij kan wat’).
2.Begint een zin met dat is en ligt het zinsaccent niet op is, dan is de normale uitspraak dɑs (dɑtɪs blijft een vormelijker variant):
'dɑstəbədulɪŋ (‘dát is de bedoeling’)
dɑstəbə'dulɪŋ (‘dat is de bedóéling’)
dɑ'tɪstəbədulɪŋ (‘dat ís de bedoeling’)
In andere posities is weglating van die t dialect of op z'n minst niet aan te bevelen, afgezien van de verbinding - t + k-:
dɑklɛinəkɪnt (‘dat kleine kind’)
3.De t in dit is altijd aanwezig.
4.In niet is de t zelfs voor een w, r, l, m, n en voor klinkers vaak afwezig in vertrouwelijke taal:
ni'wɛrək ni'rak ni'lop ni'ɑndərs (‘niet werk’, ‘niet raak’, ‘niet loop’, ‘niet anders’)
Aan het eind van een zin heeft niet altijd een t.
5.Na een -t zijn v-, z- en g- aan het begin van een woord uitgesloten; je krijgt dan f-, s- en x-. Maar de combinatie -t + b- bestaat wél:
pi'tbrɛŋtət (‘Piet brengt het’)
De t is hier beperkt tot de zg. implosie, en misschien kan die klinken als de eerste helft van de t of van de d.
De combinatie van -t + d- klinkt bijna altijd als d:
pi'drɛixt (‘Piet dreigt’)
'nidun (‘niet doen’)
Maar een aantal Zuidnederlandse dialecten heeft hier een t, en dat is een ernstige fout.
Iets anders is de t-variant in het ABN, die beperkt is tot de, dat, dit, die, deze, daar, dan, dus, d'r (‘haar’) en er als tweede woord:
ɪstəbashir (‘is de baas hier?’) ɪzdəbashir
ɪkblastɑtœyt (‘ik blaas dat uit’) ɪkblazdɑtœyt
hɛikɔmtar (‘hij komt daar’) hɛikɔmdar
ɪstərbukwəx (‘is haar boek weg?’) ɪzdərbukwɛx
dɑtmutɑmar (‘dat moet dan maar’) dɑtmudɑmar
Wie in z'n dialect nitun, dɑtʌrəfɪk enz. zegt, kan het best consequent een d aanleren.
Een sandhigewoonte veranderen is erg moeilijk; enkel gevorderde ABN-sprekers zullen de fout met kans op slagen kunnen gaan verbeteren.
In gelede woorden als postzegel pɔsegəl, postkantoor pɔskəntor, mistbank mɪsbɑŋk, kunststof kʌnstɔf, waarin het eerste deel op st eindigt en het tweede met een medeklinker begint, is meestal geen t aanwezig. Wel voor een klinker: kunstacademie kʌnstɑkademi, kunsthɑndel kʌnstɑndəl, winstobject wɪnstɔbjɛkt enz.
uIn vreemde woorden als bv. ultrasonoor is de uitspraak met een y in de meeste gevallen fout: het is dus ʌltrasonor enz.
[pagina XVIII]
[p. XVIII]
De ui kent twee varianten: œy en œi. Ik heb overal de eerste gebruikt. Vooral aan het eind van een woord komt de laatste nogal es voor: bui bœi.
vDe v eist een goed-stemhebbende uitspraak; alleen in de woorden veertig en vijftig is de f verplicht: niet in eenenveertig enz. en eenenvijftig enz. die weer een v hebben. Zie ook de z.
wIn woorden als nauwe, blauwe kun je er niet buiten om een tussenklank-w te laten horen. Ik heb die niet weergegeven.
De w is in het ABN een liptandklank en geen liplipklank zoals in veel zuidelijke dialecten. Maar zolang die liplipklank maar geen u-achtig karakter heeft, stoort die niet: uatər voor water is dus erg fout.
De lettergroep eeuwlieuw aan het eind van een woord of van een morfeem voor een medeklinker (eeuwfeest, kieuwbreedte) spreek je uit als eu, resp. iu. Maar voor een klinker is ew en iw normaal, al zijn eu en iu daar niet fout (liefst dus lewə en kiwə, maar leuə en kiuə zijn toegestaan).
Medeklinker + uw met woordaccent aan het eind van een woord of (in een morfeem) voor een medeklinker, spreek je uit als medeklinker + yu: dyu, ryu, slyu, sxyu, dyubot, sxyuhɛit enz. Maar voor een klinker heeft yw de voorkeur al is yu ook goed: rywə naast ryuə, dywə naast dyuə enz.
Ligt het woordaccent niet op yu, dan is ook de uitspraak zonder u mogelijk: sxady (mv sxadywə/sxadyuə), zeny (mv zenywə/zenyuə), naast sxadyu, zenyu enz.
De lettergroep wr- aan het begin van een woord of een morfeem klinkt als vr of fr: vrɪŋə/œytfrɪŋə; vret/nojt fret enz.
zDe z eist een goed-stemhebbende uitspraak; alleen in de woorden zestig, eenenzestig enz., zeventig, eenenzeventig enz. en zigeuner is de s verplicht. Zie ook de v.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken