Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoord (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoord
Afbeelding van Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoordToon afbeelding van titelpagina van Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoord

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.41 MB)

Scans (0.69 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoord

(1961)–P.C. Paardekooper–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Voor VHMO en ander voortgezet onderwijs


Vorige Volgende

Onderwerp

13 Hoe bewijzen we de tweede verwantschap van de pv: die met het onderwerp?

13 We doen dat op drie manieren:

1 één woord van het onderwerp heeft altijd hetzelfde getal als de pv: ze zijn óf allebei ev óf allebei mv:

(kinderen zoals die daar) (doen) zoiets niet
(een kind zoals dat daar) (doet) zoiets niet

[pagina 12]
[p. 12]

2 het onderwerp is meestal eerste, tweede of derde zinsdeel:

(dat huis) (was) dus niet erg stevig gebouwd (eerste zinsdeel)
(was) (dat huis) dus niet erg stevig gebouwd (tweede zinsdeel)
erg stevig (was) (dat huis) dus niet gebouwd (derde zinsdeel)

3 het vormt in de hoofdzin een Siamese tweeling met de pv (althans als het een onbeklemtoond pers. vn is; vgl. voor die term antwoord 52).

 

14 Wat zijn enkele moeilijkheden bij de getalsregel van het onderwerp?

14 We noemen er vier:

 

1 woorden als wie, die, wat, dat;

(wie) (heeft) dat gezien
(wie) (hebben) dat gezien

We vervangen wie, die enz. door welke jongen(s), die jongen(s) enz.:

(welke jongen) (heeft) dat gezien
(welke jongens) (hebben) dat gezien

2 woorden die niet in het ev of niet in het mv kunnen staan:

(de griep) (heerst) overal (de mazelen) (heersen) overal
(die ziektes) (heersen) overal (die ziekte) (heerst) overal

3 bij ww's als bv. zijn zijn soms twee zinsdelen gevoelig voor de getalsverandering bij de pv:

(m'n broer) (is) [de oudste soldaat van het regiment]
(m'n broers) (zijn) [de oudste soldaten van het regiment]

Hier gebruiken we daarom uitsluitend de plaatsregel:

(is) (m'n broer) [de oudste soldaat van het regiment]

Maar we kunnen ook een vraagzin hebben als:

(is) (de oudste soldaat van het regiment) [m'n broer]

Nu is dus de oudste soldaat van het regiment onderwerp.

Overigens zijn onderwerp en ‘naamwoordelijk deel van het gezegde’ (vgl. antwoord 19, 5e) zó sterk verwant dat het niet erg is als we ons hier 's vergissen.

 

4 gevallen met er als onderwerp. Hier gebruiken we eerst de plaatsregel:

(er) (loopt) waarschijnlijk toch weer een muis achter het behang
(loopt) (er) waarschijnlijk...

Er is hier onderwerp volgens de plaatsregel; we noemen het daarom plaats-onderwerp. - Nu gaan we de getalsregel toepassen, en die levert als resultaat dat een muis onderwerp is. We noemen een muis daarom getalsonderwerp. Plaats- en getalsonderwerp komen allebei tussen haakjes.

[pagina 13]
[p. 13]

Meestal hoeven we die termen plaats- en getalsonderwerp niet apart te gebruiken omdat één enkel zinsdeel plaats- en getalsonderwerp tegelijk is.

 

Bij een ‘koppelww’ (zijn e.d.; vgl. antwoord 30) benoemen we het getalsonderwerp zo nodig als niet-ww rest; we hebben zoëven bij punt 3 al gezien dat die twee begrippen elkaar heel weinig ontlopen:

(er) (waren) toch [twee oplossingen]
(er) (waren) toch (twee oplossingen) [mogelijk]

Vgl. voor er verder antwoord 36.

15 Hoe vinden we dus het onderwerp?

15 Zodra we de pv hebben, laten we die van getal veranderen:

illustratie

In één zinsdeel moet nu gelijktijdig met de pv een woord van getal veranderen. Dat zinsdeel noemen we onderwerp. In ons geval is dat ie; dat moet ze worden;

dat kind (hadden) (ze) niet gezien


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken