Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De woeste avonturen van de Bokkerijders (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van De woeste avonturen van de Bokkerijders
Afbeelding van De woeste avonturen van de BokkerijdersToon afbeelding van titelpagina van De woeste avonturen van de Bokkerijders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.84 MB)

Scans (21.64 MB)

ebook (6.06 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De woeste avonturen van de Bokkerijders

(1972)–Theo Pasing, Ger Ramaekers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 149]
[p. 149]

XXIII

Niet alleen de Limburgers hebben in de achttiende eeuw te lijden gehad van de Bokkerijders, ook de Belgen hebben in die tijd met hun eigen bende der Bokkerijders te kampen gehad. De Belgische Bokkerijders vormden weliswaar een zelfstandige bende, maar stonden in verbinding met de Bokkerijders van de Landen van Overmaas. Het dorpje Wellen kan men als middelpunt van het gebied van de Belgische Bokkerijders beschouwen. Dit dorpje is midden in de driehoek Tongeren - Hasselt - St.-Truiden gelegen. De Belgische bende had negen diefstallen gepleegd en ongeveer 10 brandbrieven gelegd toen zij opgerold werd. Een brandbrief was een soort dreigbrief, waarin werd geëist, dat een geldsbedrag op een bepaalde plaats werd neergelegd. Deed men dit niet dan zou het huis in brand gestoken worden. In het Rijksarchief van Hasselt worden nog verscheidene authentieke brandbrieven bewaard.

Aan de hoeve van Jan Corfs in de Herenstraat te Russelt (een dorpje bij Wellen) werd in 1773 een brandbrief gelegd. Jan Corfs reageerde niet op de eisen van de brandbrief. Op 4 november, enkele dagen nadat de brandbrief bij hem gedeponeerd was, brandde tussen 19 en 20 uur zijn hoeve tot de grond af. De boer kon alleen zijn geld redden, de rest ging in vlammen op. De Bokkerijders staken niet alleen zijn hoeve in brand, maar zorgden ervoor voortdurend bij het drama aanwezig te blijven. Zij hielpen met blussen en hielden daarbij ogen en oren open. Bij die gelegenheid vernamen de bandieten ook, dat Corfs al zijn geld had behouden. Met dat geld bouwde Corfs een nieuwe hoeve. Op 27 februari 1774 - de hoeve was weer bijna geheel vernieuwd - vond de zoon van de boer een nieuwe brandbrief, die aan het ‘klincksnoer’ was vastgemaakt. Een uittreksel uit deze brief luidt: ‘Joannes Corfs, gij hebt van den keer te voren noch eenen brief van ons gehadt van u huys te verbranden en in assen te vergaen; nu wort u vermaent van de leste reyse noch eens; onsen hees (eis) is geweest 4 hondert guldens. Gij ende telden onsen hees niet; maer wilt gij gerust leven ende u vrinden beminnen van u na elfre, brengt 125 guldens op het bloeck (een omheind stuk land) ten u duyr over (tegenover uw voordeur), aen eenen eyken boem, omtrent den dicken peren boeijm van op het

[pagina 150]
[p. 150]


illustratie
Tussen de drie bomen zijn de Bokkerijders van Wellen ter dood gebracht. Het is de zogenaamde Bonderkuil, welke benaming enkele boerderijen uit de omgeving hebben overgenomen. Het huis op de achtergrond wordt bewoond door Pieter van der Smiessen. In de kuil tussen de bomen werden de Bokkerijders na geradbraakt of opgehangen te zijn, verbrand.


velt. Daer zult zij een kuyle vinden met eenen craeses reys (graszode) neven. Legt dienen daer op dan en sal u niks meer geschieden oft anders sult gij binnen jaer in asse liggen en segt nickx...... enz.’

Op de rugzijde van deze brief stond: ‘Desen brief sprick aen Joannes Corfs als van te verbranden, hetwelck hem oock geschit is ende het geld moet daer sijn sondach voor meert...... enz.’

Behalve in het leggen van brandbrieven waren de Belgische Bokkerijders ook zeer bedreven in het plegen van heiligschennis met geconsacreerde hosties. De vrouw van Bokkerijder Joannes Lycops, Catharina Billen geheten, dreef samen met haar man de herberg ‘De Pluym’ te Absweilen. Daarnaast verdienden zij de kost met het bakken van brood, het brouwen van bier en het maken van klompen. Catharina verklaarde op 27 juli 1775 op de

[pagina 151]
[p. 151]

pijnbank te Luik, dat zij rundvlees kookte en daarbij acht tot tien hosties deed. De hosties had haar man inde kapel te Brustem gestolen. De soep was echter zo bitter geworden, dat zij hem in de varkenskuip had gegoten. Het rundvlees met de hosties hadden haar kinderen opgegeten. Catharina Billen werd levend geradbraakt en haar lichaam in het vuur geworpen. Dat gebeurde op 17 augustus 1775 op de Bonderkuil te Wellen. Haar man Joannes Lycops was reeds op 1 augustus 1774 te Munsterbilzen terechtgesteld.

Joannes van Muysen was op 11 november 1737 te Wellen geboren. Op 4 juni 1774 belandde hij op de pijnbank te Munsterbilzen, waar hij verklaarde, dat hij de eed had afgelegd in de herberg van Hendrik Akkermans te Valkenburg. Tien of elf complicen waren op die dag in 1769 in de herberg aanwezig om in het kader van een korte plechtigheid lid van de bende te worden.

Een maand later zat Van Muysen in een herberg te Wyck bij Maastricht. (De herberg lag in die straete, gaende van die Maesbrugge naer de Wycker porte, omtrent het midden van die straete als men den hoeck om is). Eveneens waren Hendrik Akkermans, Peter Driessen en Gelis Tys, beiden uit Amstenrade en nog acht anderen uit de omgeving van Valkenburg aanwezig. Hier smeedden zij het plan om een hoeve links van de abdij Sint-Gerlach te gaan bestelen. Rond middernacht arriveerden zij bij de hoeve. De waakhonden gingen echter zo te keer, dat de mannen de benen namen.

Twee jaar later trof Van Muysen in dezelfde herberg te Wyck weer een groep Bokkerijders. Onder hen bevond zich ook Hendrik Akkermans. Men besloot toen de brouwerij (panhuis) bij Millen (België) te overvallen. Dit panhuis was gelegen op de weg van Tongeren naar Maastricht. In de herberg ‘Het Lindeboomke’, die dichtbij was gelegen, kwamen de mannen later op de dag opnieuw bijeen om daar de laatste voorbereidingen te treffen. De inbraak lukte. Akkermans en de twee Bokkerijders uit Amstenrade waren naar binnen gegaan, terwijl Van Muysen en de andere complicen op de uitkijk moesten gaan staan. De buit was niet erg groot. Ze hadden alleen wat kleren kunnen bemachtigen. Van Muysen kreeg voor zijn aandeel een blauwe ‘catoenen voorschoot’.

Peter Stassen woonde op de Steen te Wellen. Hij was lid van de Belgische bende, maar tegelijk ook van de bende van Overmaes. Van Peter Stassen vernam Van Muysen de plannen om bij de kapitein van Herderen in te breken. De woning van de kapitein van Herderen was vlakbij de kerk in Wellen gelegen. Nadat zij een gat in de zijmuur van de woning hadden gebroken, was de inbraak zelf nog maar kinderspel geweest. De Bokkerijders verdwe-

[pagina 152]
[p. 152]


illustratie
De boerderij van Jan Corfs te Russelt heeft de tweede brandbrief van de Bokkerijders overleefd. De boerderij bestaat nog steeds en wordt thans bewoond door René Gibbelmans met zijn vrouw en twee kinderen. Na de eerste brandbrief ging de boerderij van Corfs in vlammen op en werd geheel verwoest. Met het geld, dat Corfs had kunnen redden, bouwde hij de boerderij, die thans nog overeind staat. Hij gebruikte daarbij materialen van de eerste boerderij, die door het vuur enigszins gespaard waren gebleven. Op de hooizolder van de huidige boerderij zijn nog enkele zwartgeblakerde balken te zien, die ongetwijfeld uit de verkoolde resten van de eerste hoeve stammen.


nen met kleren en geld. Van Muysen kreeg 15 gulden en een ‘camisool’.

Er wordt vaak beweerd, dat Joannes van Muysen de hoofdman was van de Wellense Bokkerijders. Dat is beslist onjuist, want Peter Stassen trad als hoofdman op. Peter Stassen was 38 jaar oud. Hij was op 5 juni 1737 in Hoensbroek geboren. Op 23 juli 1774 was zijn tijd als Bokkerijder voorbij. Hij kwam op de pijnbank te Munsterbilzen terecht, waar hij verklaarde, dat hij in 1764 lid van de Bokkerijders was geworden. Hij had de eed in het huis van Hendrik Akkermans te Valkenburg afgelegd. Peter Stassen maakte zelf ook een Waal en een man uit Hoepertingen lid van de Bokkerijders. Dit drietal trok naar de Sint Rosa-kapel in Sittard, waar een ‘heer’,

[pagina 153]
[p. 153]

geheel in het rood gekleed hen de eed afnam. Officieren van de Wellense bende waren Joannes van Muysen en Ackermans van Meerssen.

Op de pijnbank legde Peter Stassen de meest eigenaardige verklaring, ooit door een Bokkerijder gedaan, af. Hij vertelde, dat in 1773 in een weide te Abswellen, ‘De Meer’ geheten, een vergadering van de Bokkerijders werd gehouden. Hij ontmoette er Van Muysen met tien andere Bokkerijders. Tijdens die vergadering werd besloten onmiddellijk naar Meerssen te gaan, waar Hendrik Ackermans van Meerssen op hen wachtte. De reis naar Meerssen werd gezeten op bokken gemaakt. Een bok was zo groot als een paard. Toen de mannen voltallig waren kwamen de bokken uit het niets naar hen toe. Op iedere bok namen vier tot vijf man plaats. Zo haastten zij zich door de nacht. Binnen een half uur waren zij in Meerssen, waar Ackermans met 40 complicen gereed stond. De Bokkerijders gingen naar een huis midden in het dorp, braken er in, knevelden de bewoners en plunderden de woning leeg.

Het rijden op een bok komt nog eens ter sprake bij een proces van een Bokkerijder uit de Landen van Overmaes. Matthys Smeets, alias ‘de kromme Thijs’, uit Beek zei hierover op de pijnbank te Valkenburg, dat de majeur (Joannes Eeverijns uit Beek) als capteyn en Walter Penders als Luytenant nadat hij de eed in de Sint Rosa-kapel te Sittard had afgelegd, gezegd had: ‘Komt jongens, laeten wij gaen. Dat zij als doen gegaen sijn tot op eenen kruysweg buyten Sittard. Dat de majeur als doen een seker geroep maekte, op welck roepen een seker lankwerpig ding afquamt (kunnende hij gedetineerde niet seggen, nadien te seer verbaest is geweest hoe het uyt gesien heeft) soo het hem nogtans voorstaet was het swart en niet hooger als een paer voeten van de grondt, nae aenkomst van welk ding of geytebok, den majeur als doen tot hunne complicen sterk 42 persoonen syede, kom jongens laeten wij hier op gaen sitten, dat sij alle doen tegelijk daerop sijn gaen zitten. Leonardus Pijls als voerman, de welke 't selve ook gemendt heeft en den majeur en Welter Penders aen 't hoofdt. Dat se doen in een ogenblik tijdt sijn geweest of omtrent 4 uuren voor Venlo achter Ruurmonde, alwaer sij een diefstal begaen hebben, en na begaene diefstal ook op deselfde maniere des morgens vroegtijdig wederom t' huys sijn gekomen....’ Bij de recollectie op 19 september 1773 verklaarde Smeets, dat hij bij zijn bekentenissen bleef, behalve op één punt. Het verhaal over de geitenbok wenste hij te herroepen, ‘als sulx niet waer te wesen, hebbende sulx alleen uyt pijn gesegt’.

Peter Stassen was lid van de bende van de brandstichters. Zeventien man legden de eed bij Arnoldus Vorst-

[pagina 154]
[p. 154]

mans in Wellen af. Peter hielp overal, waar hij kon om de streek onveilig te maken. Hij was er ook bij toen de bende van Overmaes een brandbrief legde aan het Witte Nonnenklooster te Maastricht. Peter Stassen was dragonder geweest in ‘Hollandsche’ dienst. In 1764 ging hij met zijn vriend Smits met verlof. Op weg naar Maastricht, in de buurt van Bemelen, overvielen zij een weerloos meisje, dat daar wandelde. Ze sloegen de jonge vrouw neer en namen haar het geld af, dat zij bij zich had. Het meisje beging daarna de fout van haar leven. De mannen waren inmiddels doorgelopen, toen zij hen nariep: ‘Ik ken jullie’. Stassen en Smits keerden daarop op hun schreden terug, grepen het meisje beet en doorboorden haar met de bajonet. Zij was onmiddellijk dood. Beide mannen kleedden het meisje geheel uit en sleepten haar lijk naar een mergelgrot, waar ze het verborgen.

Peter Stassen werd op 1 augustus 1774 te Munsterbilzen levend geradbraakt. Van de ongeveer 1200 inwoners van Wellen werden in twee jaar tijds 28 mensen ter dood veroordeeld. Van de gearresteerden ontsnapte er een, een kreeg vrijspraak en twee stierven in de gevangenis. Achttien Bokkerijders waren in Wellen geboren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken