Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De woeste avonturen van de Bokkerijders (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van De woeste avonturen van de Bokkerijders
Afbeelding van De woeste avonturen van de BokkerijdersToon afbeelding van titelpagina van De woeste avonturen van de Bokkerijders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.84 MB)

Scans (21.64 MB)

ebook (6.06 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De woeste avonturen van de Bokkerijders

(1972)–Theo Pasing, Ger Ramaekers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 165]
[p. 165]

XXV

De familie Kerckhoffs, waarvan chirurgijn Joseph Kerckhoffs de meest lugubere geschiedenis weet te schrijven, woonde zowel in het land van 's Hertogenrade als in het land van Valkenburg. Voor de tijd van Joseph Kerckhoffs bewoonde een van de gebroeders Kerckhoffs, Franciscus Conrardus, het kasteel te Reimersbeek. Op 7 aug. 1732 schreef chirurg Franciscus een brief aan zijn broer Balthasar, die gerechtsdienaar in Herzogenrath was. Uit deze brief blijkt, dat Franciscus nog drie broers had. En wel Arnoldus, die vóór 1732 overleed, Henricus, die in Brühl woonde en Nicolaas, die in Afden bij Herzogenrath verbleef. Aan het slot van de brief schreef Franciscus, dat hij met verwondering vernomen had, dat Johanna, de dochter van Nicolaas, getrouwd was met een soldaat van de blauwe Garde. Door deze brief, die thans nog bewaard wordt in het archief van de handboogschutterij St.-Sebastianus te Herzogenrath, is onomstotelijk vast komen te staan, dat de kapitein van de Bokkerijders vier ooms had, waarvan een, Arnoldus, vroegtijdig is overleden.

De vader van de kapitein der Bokkerijders is Nicolaas Kerckhoffs. Nicolaas huwde met Catharina Doveren in Herzogenrath, waarna hij zich in Afden vestigde. Het echtpaar kreeg, voor zover bekend, zes kinderen, waarvan vijf jongens en een meisje. Het meisje heette Johanna. Zij was in 1705 in Afden geboren. Zij huwde de eerste keer met schoenlapper Reinerus Moll, die voorheen soldaat bij de blauwe Garde was. Het tweede huwelijk sloot zij met Wilhelm Flipps. Johanna overleed op 30 oktober 1785 te Herzogenrath. Het tweede kind, Johannes, werd op 13 februari 1706 in Afden geboren, terwijl Balthasar Petrus een jaar later op 27 september 1707 volgde. Baltus was evenals zijn zus twee keer getrouwd. De eerste keer huwde hij op 7 september 1732 met Maria Agnes Drescher in Herzogenrath, waarna hij met haar in Merkstein ging wonen. Maria overleed in 1752 in Merkstein. Elf jaar later, in 1763 huwde Baltus voor de tweede keer. Nu met Maria Notermans uit Schinnen. Op 7 maart 1771 stierf Baltus na een aantal gruwelijke martelingen in de kerker van het kasteel te Herzogenrath.

Het vierde kind van Nicolaas en Catharina heette Dionijs Heinrich. Hij was op 22 november 1708 in Afden geboren. Na de geboorte van Dionijs verhuisde het gezin Kerckhoffs naar Herzogenrath, waar nog twee zonen ge-

[pagina 166]
[p. 166]


illustratie
Het huis waar chirurg Joseph Kerckhoffs zich vestigde na zijn aanstelling als arts in Herzogenrath. Het huis was van zijn peetoom uit Brühl. Het lag aan de Hoofdstraat 32 te Herzogenrath. Enkele jaren geleden viel het onder de slopershamer. Een grote brok geschiedenis ging daarmee voor Herzogenrath en deze streek verloren. In de plaats van het huis is een café gekomen.


[pagina 167]
[p. 167]

boren werden. Een van deze twee jongste telgen zal later de kapitein van de Bokkerijders worden. Omdat de kerkelijke registers van Herzogenrath vóór 1731 zijn verbrand, is niet meer exact te achterhalen, wanneer beide laatste zonen zijn geboren.

Het vijfde kind was Peter, die zijn boterham als koster te Hoengen bij Alsdorf verdiende. Hij was ook lid van de Bokkerijders. Peter stierf tijdens zijn proces in de gevangenis van Gulik aan de tering. Op de zesde plaats kwam Joseph Henricus. Hij werd chirurg en kapitein van de tweede bende van de Bokkerijders. Joseph die per se chirurg wilde worden ging als leerjongen bij chirurg Johannes Wagener in Herzogenrath werken. Aan het einde van zijn leertijd reikte de Herzogenrathse dokter hem op 13 maart 1743 een zogenaamde ‘Lehrbrief’ uit. (Een bewijs van voltooid leerlingschap). Uit deze brief blijkt, dat de kapitein van de Bokkerijders tussen de jaren 1723 en 1725 geboren moet zijn.

In 1743 verliet Joseph Kerckhoffs Herzogenrath en ging in het Oostenrijkse leger onder de wapenen. In 1746 lag hij in winterkwartier te Kerkrade. Hij was toen ingedeeld bij de 2de compagnie van het 1ste bataljon van het infanterie-regiment van de Hertog van Lotharingen. Dit regiment stond onder bevel van de 1ste luitenant, graaf de Perony, terwijl graaf Van Spada zijn kapitein was. In de winter van 1746-1747 werd Joseph naar Bohemen gestuurd om er nieuwe recruten voor het regiment te werven. Na zijn terugkeer moest hij op bevel van kapitein graaf Van Spada naar de abt van Rolduc gaan om er paarden te halen voor het transport van de recruten naar het regiment. Na de oorlog (de Oostenrijkse successieoorlog) lag Joseph Kerckhoffs met zijn troepenafdeling in garnizoen te Brussel. In 1750 werd hij aangesteld als chirurg. (Opmerking: Er heersen misverstanden over het feit of Kerckhoffs al dan niet in Leuven heeft gestudeerd. Dat is beslist nooit gebeurd. Joseph is wel naar Leuven gegaan om er zijn ‘Approbation-zeugnis’ bewijs van officiële erkenning als chirurg te gaan halen).

Na 36 maanden als chirurg in het regiment gediend te hebben, hoorde hij dat er een chirurgijnsplaats te Herzozenrath vacant was gekomen. Op 28 september 1752 solliciteerde hij bij de abt Fabricius van de abdij Rolduc naar die betrekking. Aangezien hij een goed getuigschrift als chirurg kon overleggen kreeg hij die betrekking. Dit getuigschrift had Joseph gekregen van zijn commandant in het leger, Christiaan Jacob de Vogelsang. De hoofdaalmoezenier, de jezuïet Franciscus Gerecken had op 28 september 1752 een aanbevelingsbrief naar de abt van Rolduc gestuurd. Joseph vroeg ontslag uit de krijgsdienst. Dat werd hem op 23 februari 1753 verleend. Hij keerde naar Herzogenrath terug en vestigde zijn praktijk

[pagina 168]
[p. 168]

in het huis, dat zijn peetoom Henricus uit Brühl ter beschikking stelde. (Dit huis is enige jaren geleden afgebroken. Het lag in de Hoofdstraat 32. Op die plaats staat nu een café).

De chirurg trouwde in 1759 met zijn buurmeisje Anna Elisabeth Mans uit Herzogenrath. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren, vier jongens en twee meisjes, die allen in Herzogenrath werden gedoopt. De kinderen heetten Johannes Franciscus, op 16 februari 1760 gedoopt, Maria Josepha op 11 juni 1762 gedoopt, Franciscus Johannes op 10 januari 1765 gedoopt, Barbara Catharina op 9 juli 1767 gedoopt, Johannes Arnoldus op 21 juli 1768 gedoopt en Matthias Joseph op 13 september 1771 gedoopt.

Onmiddellijk na zijn terugkeer in Herzogenrath begon Joseph met zijn broer Baltus aan de reorganisatie van de tweede bende van de Bokkerijders. Tevens startten zij een grote ledenwervingsactie.

Tijdens de verhoren in het kasteel te Herzogenrath verklaarden verscheidene Bokkerijders herhaaldelijk, dat Joseph Kerckhoffs hun kapitein was en in die functie medeplichtig aan een groot aantal inbraken. Het belastende materiaal tegen de chirurg stapelde zich op. Op een gegeven moment besloten de rechters een arrestatiebevel tegen hem uit te vaardigen.

Het was woensdag 14 augustus 1771. Joseph Kerckhoffs was, zoals gewoonlijk naar de vroegmis in zijn parochiekerk St.-Marien te Herzogenrath gegaan. Toen de mis uit was, verliet Kerckhoffs de kerk en wilde naar huis gaan. Voor de kerkdeur stond echter de gerechtsdienaar van het hoofdgerecht op hem te wachten. Kerckhoffs werd gearresteerd. Hij zei niets. Zwijgend en ingetogen liet hij zich naar het kasteel brengen, waar hij in de boeien werd geslagen. Tijdens de verhoren en de diverse confrontaties met andere gevangen Bokkerijders bleef Kerckhoffs rustig. Hij ontkende alles wat hem ten laste werd gelegd en zei, dat hij met die dievenbende totaal niets te maken had. Hij beriep zich op zijn goede naam als chirurg. De justitie begon te twijfelen. Zij was door de houding van Kerckhoffs niet meer zeker van haar zaak.

Joseph zei bovendien voortdurend, dat op zijn gedrag niets aan te merken viel. Men moest de inwoners hierover maar eens raadplegen. De rechters besloten dat inderdaad te doen. Pastoor Kemmerling van Herzogenrath en pastoor Rhamen van Afden werden ontboden. Zij verklaarden beiden, dat chirurg Kerckhoffs een nobel man was. Het mocht evenwel niet baten, want op 10 oktober 1771 werd Joseph naar de pijnbank gebracht. Volgens het dagboek van de abdij Rolduc - de processtukken over Kerckhoffs zijn verloren gegaan - legde Kerckhoffs ook tijdens de hevige folteringen geen enkele bekentenis af.

[pagina 169]
[p. 169]

Vier dagen lang moest de chirurg de verschrikkelijkste kwelling doorstaan. Op 13 november verloor hij het bewustzijn. Nog altijd had Joseph het hem ten laste gelegde ontkend. De rechters besloten Kerckhoffs enige tijd rust te gunnen. Zijn lichaam was door de martelingen zo afgemat, dat het eerst moest herstellen. Het proces bleef daarom tot woensdag 6 mei 1772 rusten. Opnieuw werd Kerckhoffs gefolterd en ondanks het feit, dat hij ook nu hardnekkig bleef ontkennen ter dood veroordeeld. Het vonnis was nog maar amper voorgelezen of de beul vervolgde zijn werk. De jezuïet Zünder was aangewezen om de chirurg in zijn laatste uren bij te staan. De pater had op de morgen van de 6e mei alle kinderen van Herzogenrath bijeen gebracht in een kamer, die naast de folterkamer was gelegen. Samen met hen bad hij tijdens de tortuur tot ‘beternis en bekering van den zondaar’. Het bidden was tevergeefs. De chirurg wilde niets loslaten over de Bokkerijders. Toen alle martelingen faalden werd Joseph door het gerecht aan de biechtvader overgelaten. Nauwelijks had de beul hem uit de folterwerktuigen bevrijd of Kerckhoffs zei: ‘Mijne Heeren, hebt gij nu voldoening genoeg? Anders neemt mij en kapt mij van lid tot lid en werp mij zo op dit vuer, zoo zult gij zoo weijnig van mij weten als ge tot nu toe vernomen hebt’.

Hij liep daarna uit de tortuurkamer en kwam in de kamer waar de kinderen met pater Zünder aan het bidden waren. Kerckhoffs zei tegen Zünder: ‘Maer Pater, mag ik wel nae uwen naem vraegen?’ Zünder antwoordde: ‘Ik ben pater Zünder’. ‘God’, zei de chirurg, ‘dan zijt gij wél bij mij gekomen. Ik ben eenen grooten zondaer’. (Sünder). Pater Zünder prevelde daarop een gebed. Joseph Kerckhoffs viel op zijn knieën, strekte zijn armen uit en bad met de kinderen mee.

Even later moest Kerckhoffs opstaan. Hij werd uit de kamer geleid en weer in de kerker geworpen. Hier moest hij tot één dag voor zijn executie blijven. Pater Zünder bezocht Kerckhoffs herhaaldelijk in de cel. Zij spraken voortdurend over de ‘reyze naer de Eeuwigheyd’. Pater Zünder was een geleerd man. Hij schilderde Joseph de ‘reyze naer de Eeuwigheyd’ zo knap, dat Kerckhoffs beefde en sidderde ‘beveelende zijne ziele aan den Heere’. Zonder te zeggen of hij schuldig of onschuldig was, luisterde hij aandachtig naar de woorden van de pater.

Op maandag 11 mei brak het einde van Joseph Kerckhoffs aan. Hoofd-schout De Limpens van Herzogenrath voelde zich niet erg happy bij de kwestie Kerckhoffs. In feite was Kerckhoffs alleen op verklaringen van andere Bokkerijders ter dood veroordeeld. Zelf had hij nooit iets over de bende losgelaten. Daarom ging hij reeds in alle vroegte naar het kasteel in Herzogenrath. Hij sprak de gevangen Bokkerijders toe, dat als zij vals tegen de

[pagina 170]
[p. 170]

chirurg hadden getuigd, zij dit nu nog konden herroepen. Over enkele uren zou Kerckhoffs opgehangen worden. De Bokkerijders bleven echter bij hun eerder afgelegde verklaringen. Er waren er zelfs bij, die spottend zeiden, dat de kapitein beslist zou blijven zwijgen. Hij zou zich liever laten ophangen dan iets te verraden, want hij had ook de eed afgelegd, waaraan hij tot de dood trouw zou blijven, ‘zoals hij het ons op vergaderingen voortdurend heeft ingepompt’, aldus de Bokkerijders.

Tegen elf uur werd Joseph Kerckhoffs uit de kerker gehaald en naar de galg op de Beckenbergh gebracht. Hier had zich een grote mensenmenigte verzameld. Het was nog nooit zo druk op de Beckenbergh geweest. De scherprechter legde het touw om de hals van Kerckhoffs. Hij prevelde een gebed toen hij de ladder opklom. Het was doodstil. De laatste woorden van de kapitein der Bokkerijders klonken als een verschrikkelijke aanklacht. Hij sprak de woorden toen de scherprechter hem van de ladder gooide. Hij riep: ‘Jesu dir lebe ich, Jesu dir sterbe ich’. Daarna bleef het stil. Kerckhoffs was dood.

De vrouw van Joseph Kerckhoffs bleef met zes jonge kinderen achter. Zij varieerden in leeftijd van 1 tot 12 jaar. Zijn vrouw Anna had erg veel verdriet geleden van de aanhouding van haar man, de martelingen en zijn indrukwekkend sterven aan de galg. Eenentwintig jaar na de dood van Joseph overleed zij op 3 juli 1793 om 1 uur 's nachts. Zij werd als weduwe van Joseph Kerckhoffs op 5 juli op het kerkhof te Herzogenrath begraven. Na de dood van Joseph Kerckhoffs was de stemming onder de bevolking verdeeld. Sommigen beschouwden hem als martelaar, omdat hij op de pijnbank zo volhardend was geweest. Zij vereerden hem en veroordeelden de rechters, die hem ter dood hadden gebracht. Anderen echter vervloekten hem, omdat hij zoveel mensen in het ongeluk had gestort. Er waren ook mensen, die van mening waren dat de rechters te snel recht gesproken hadden. Misschien was de chirurg toch nog tot inkeer gekomen en zou bekend hebben. Misschien was men dan achter de bedoelingen van de bende gekomen. Hoe het ook zij: Kerckhoffs is zwijgend de dood ingegaan. Hij heeft het grote geheim, dat op zijn persoon en op dat van de bende lag, mee in het graf genomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken