Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beatrijs. Het middeleeuwse verhaal van de verliefde non (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beatrijs. Het middeleeuwse verhaal van de verliefde non
Afbeelding van Beatrijs. Het middeleeuwse verhaal van de verliefde nonToon afbeelding van titelpagina van Beatrijs. Het middeleeuwse verhaal van de verliefde non

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.30 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

marialegende


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beatrijs. Het middeleeuwse verhaal van de verliefde non

(2007)–Anke Passenier–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]

Voorwoord

De Beatrijs is zonder twijfel één van de meest beroemde Middelnederlandse verhalen, een echte topper, waarmee sinds jaar en dag talloze scholieren in het literatuuronderwijs hebben kennisgemaakt. Wie kent het verhaal niet van de verliefde non, die met haar geliefde het klooster ontvlucht en na vele jaren berooid en berouwvol terugkeert om dan te ontdekken dat Maria al die tijd haar plaats als kosteres had ingenomen? Opvallend genoeg is de tekst van de Beatrijs echter maar in één enkel middeleeuws handschrift overgeleverd, wat de indruk wekt dat het verhaal in de middeleeuwen slechts bij een klein publiek bekend was. Toch is dat ook weer niet waarschijnlijk. De tekst uit de prachtig verluchte verzamelband - die nu verblijft in de Haagse Koninklijke Bibliotheek - gaat duidelijk terug op oudere versies en de Beatrijs moet voor de optekening rond 1374 al langer bekend zijn geweest als voordrachtstekst. Men neemt tegenwoordig aan dat de oorspronkelijke componist van de Beatrijs een rondtrekkende Brabantse beroepsdichter was, een zogenaamde minstreel of sprookspreker, die verhalen op rijm maakte om voor te dragen voor het cultuurminnende publiek in de kastelen en in de steden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de beroemde openingsregels ‘Van dichten comt mi cleine bate’, waarin typisch de broodschrijver zijn nood klaagt.

De Beatrijs moet zijn ontstaan in de 14e eeuw en is duidelijk bedoeld voor een hoofs, aristocratisch publiek, misschien zelfs specifiek voor het Brabantse hof. De dichter/voordrager heeft voor zijn verhaal een oudere Latijnse bron gebruikt, maar op basis van dat summiere verhaal een heel eigen uitgebreide versie vervaardigd, vol met verwijzingen naar het hoofse leven. Beatrijs wordt in zijn bewerking niet zoals in de Latijnse bron door zomaar een man verleid, maar er is sprake van ware, we-

[pagina 7]
[p. 7]

derzijdse liefde tussen beschaafde, hoogstaande mensen. De dichter verweeft in zijn verhaal allerlei hoofse motieven, zoals het smachtende zuchten van de gelieven achter tralies, de rozenstruiken in de appelboomgaard als ontmoetingsplek, de luxueuze kleding die de jongeman zijn geliefde schenkt en de beschrijving van het idyllische plekje aan de bosrand waar vogels kwelen uit duizend kelen. De romantiek wordt breed uitgesponnen. Hier wordt het hoofse leven bezongen - schoonheid, luxe, rijkdom, fraaie kleding, genieten met alle zintuigen van alles wat de wereld te bieden heeft. Het aristocratische publiek zal ervan gesmuld hebben. Maar... het loopt niet goed af met onze hoofse non. Al vanaf het begin laat de dichter doorschemeren dat deze hoofse liefdesrelatie, hoe mooi ook, uiteindelijk tot mislukken gedoemd is. Nog maar net is het paar op weg of het hoofse minnegesprek glijdt af naar een fikse ruzie over het onhoffelijke voorstel om bloemetjes te gaan plukken en elkaar maar meteen in het gras te beminnen. Wat!, zegt Beatrijs woedend, zou ik in de berm gaan liggen als de eerste de beste tippelaarster?! Deze felle uitval blijkt een omineuze vooruitwijzing. Na zeven jaren van luxe en lustig leven volgt zodra het goede geld op is bittere armoede, er ontstaat verwijdering tussen de geliefden, hij laat haar zitten met twee kinderen en Beatrijs ziet geen andere oplossing dan het verkopen van haar lijf om te kunnen overleven. In haar ogen nog net iets minder beschamend dan openlijk te gaan bedelen. Zo eindigt dus het hoofse geluk, weinig verheffend.

Nu zet de dichter met volle kracht in op de religieuze liefde tot God en het hemelse geluk, waartoe hij zijn hoofse publiek wil opwekken. Na weer zeven jaar wordt Beatrijs, die overigens gedurende heel haar wereldse leven trouw tot Maria was blijven bidden, overvallen door hevig berouw. Ze kapt met ‘het leven’, geeft haar laatste restje kapsones op en trekt met haar kinderen bedelend door het land om op een gegeven ogenblik op haar oude klooster te stuiten. Wanneer ze daar in de buurt bij

[pagina 8]
[p. 8]

een menslievende weduwe overnacht, komt zij desgevraagd te weten dat de kosteres van het klooster haar taak al die jaren op onberispelijke wijze heeft vervuld en nooit afwezig is geweest. En die kosteres is onmiskenbaar zijzelf! In haar dromen krijgt Beatrijs daarop tot drie maal toe te horen dat Maria haar plaats heeft ingenomen tijdens haar afwezigheid en dat zij terug moet gaan naar het klooster. Uiteindelijk geeft zij aan de oproep gehoor, dekt haar kinderen toe met haar kleren en keert 's nachts terug naar de abdij, waar zij haar nonnenkleren terugvindt bij het altaar en haar plaats als kosteres weer inneemt zonder dat iemand er ook maar iets van merkt. Aldus had Maria Beatrijs' terugkeer gewaarborgd en haar reputatie gered. Ze bleef haar hele verdere leven in het klooster zonder dat haar vroegere misstap ooit werd ontdekt.

Was het verhaal daarmee afgelopen? Was de auteur dan een liberale geest die meende dat een berouwvolle zondaar goddelijke genade kon vinden zonder biecht en zonder tussenkomst van priester en kerk? Heeft een conservatieve geestelijke de slotpassages over het lot van de kinderen en over Beatrijs' biecht later toegevoegd om de positie van kerk en gezin veilig te stellen? Dit wordt wel aangenomen, zij het ook op uiteenlopende gronden. Maar misschien moet de subtiliteit van onze Brabantse dichter niet worden onderschat. Hij wilde wellicht bewust bij zijn hoofse publiek de indruk wekken dat met de terugkeer van Beatrijs de kous af was. De familie-eer was immers gered, de schande voorkomen, de misstap voorgoed in de doofpot en de kinderen waren weggemoffeld. Deftige dames en heren konden een zucht van verlichting slaken. Maar dan neemt de dichter tegen de verwachting in het verhaal opnieuw op. Nee beste mensen, we zijn er nog niet!, lijkt hij te willen zeggen. Er zijn nog een paar losse eindjes, die vragen om een verdere ontknoping. Ten eerste het lot van de kinderen, de aardse gevolgen van Beatrijs' misstap, die zich niet zomaar laten uitwissen. De barmhartigheid van Maria als moeder bij uitstek moest zich

[pagina 9]
[p. 9]

toch ook tot hen uitstrekken? In de tweede plaats is het verhaal niet af, omdat naar religieuze maatstaven het redden van Beatrijs' reputatie niet het hoogste doel kon zijn van Maria's ingrijpen, al zou dat misschien naar wereldse normen nog zo aantrekkelijk lijken. Beatrijs zou haar aristocratische trots moeten overwinnen en biechten, anders kon geen enkele religieuze inspanning haar baten en was haar nonnenleven voor niets. Het visioen van de jongeman met het dode kind maakt dit op een indringende manier duidelijk. Pas met de biecht is het verhaal werkelijk ten einde en worden ook de toehoorders in het gebed tot Maria opgenomen. De dichter dwingt ze met de slotepisodes van het verhaal als het ware om verder te kijken dan hun adellijke neus lang is. Je goede naam is één, maar innerlijke ommekeer is twee - dat was wat hij zijn publiek uiteindelijk wilde meegeven.

Al met al is de Beatrijs een oervroom verhaal, qua inhoud bepaald andere koek dan de middeleeuwse ridderromans, ook al kennen deze soms ook de dubbele structuur van het avontuur in de wereld dat door een geestelijke queeste wordt gevolgd. Het verhaal bevat lange gebeden en heeft een duidelijke catechetische strekking: het onderwijst over zonde, genade, boete, gebed en de barmhartigheid van Maria. Toch spreekt het ook nu nog aan, ondanks de tijdskleur, om de originele manier waarop de dichter wereldse en spirituele waarden tegen elkaar afzet en oproept om van een buitenkantmentaliteit naar een binnenkantmentaliteit te gaan. Om de onnavolgbare wijze ook waarop de dichter de grenzeloze barmhartigheid van ‘Onze Lieve Vrouwe’ heeft uitgebeeld met een letterlijke plaatsbekleding. Instaan voor een ander kan moeilijk verder gaan. Ingenieus is de manier waarop hij dit gegeven plastisch uitwerkt met het verwisselen van kleding: Beatrijs neemt het blauw en rood - de kleuren van Maria! - aan, Maria trekt Beatrijs' habijt aan. De auteur moet haast zelf een kledingfanaat zijn geweest met een passie voor verkleedpartijen. Opvallend is hoe hij met onverholen ple-

[pagina 10]
[p. 10]

zier beschrijft hoe Beatrijs' lover fraaie, modieuze kleding en allerlei accessoires voor haar koopt, hoe zij in haar hemd in de appelboomgaard verschijnt en daar van een grauw nonnetje wordt omgetoverd tot schone jonkvrouw. Dit is één van de charmantste aspecten van het verhaal, dat juist ook het vrouwelijke publiek zal hebben aangesproken.

 

Deze nieuwe bewerking op rijm van de Beatrijs heb ik te boek gesteld om het middeleeuwse verhaal leesbaar en invoelbaar te maken voor een breed publiek, maar ook om scholieren op een prettige manier kennis te laten maken met de tekst. Evenals mijn eerder verschenen berijmde bewerking van ‘Karel ende Elegast’ (Karel en Elegast 2006), die ik inmiddels enkele malen op scholen ten gehore mocht brengen, is deze Beatrijs vooral ook een tekst om voor te dragen en door hedendaagse minstreels tot leven te wekken.

Hoewel ik in mijn bewerking de originele tekst vrijwel geheel op de voet volg, is het toch geen letterlijke vertaling. Hier en daar is een enkele regel weggelaten of zijn enkele woorden toegevoegd. Om de leesbaarheid te vergroten heb ik de tekst in hoofdstukken verdeeld en strofen van vier regels gemaakt. Verder heb ik in mijn woordkeuze zoveel mogelijk het beeldende karakter en de emotionele lading van het oorspronkelijke verhaal willen laten uitkomen.

Tot slot wil ik graag Margot de Wit, docente Nederlands te Culemborg, hartelijk danken voor het meelezen van de tekst, het uitproberen ervan in de klas en vooral voor haar enthousiaste bemoediging!

 

Anke Passenier


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken