Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerker (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerker
Afbeelding van De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerkerToon afbeelding van titelpagina van De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerker

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.22 MB)

ebook (5.63 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerker

(1993)–Max Paumen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 126]
[p. 126]

Hoofdstuk 9
Het milieu

Het stoken van kolen is slecht voor het milieu. Dat is vooral te merken in de landen van het voormalige Oostblok. Bij de verbranding ontstaan naast vaste afvalstoffen - vooral as - ook zwaveldioxyde (so2), stikstofoxyden (nox) en kooldioxyde (co2). so2 en nox kunnen in combinatie zorgen voor de vorming van nog een vervuilende stof: ozon. De uitstoot van so2 en nox wordt gezien als de belangrijkste veroorzaker van de zure regen, waardoor onder meer bossen worden aangetast. Kooldioxyde (co2) kan het broeikaseffect vergroten. Het in de kolen aanwezige methaangas kan uit de mijn ontsnappen en draagt daarmee eveneens bij aan dat effect.

Veertig procent van de elektriciteitsproduktie in de wereld kwam in 1990 uit kolengestookte centrales, waaruit enerzijds het belang van de kolen spreekt, maar anderzijds ook de aanslag die ze op het milieu doen. In Nederland werd in 1992 40 procent van de elektriciteitsproduktie opgewekt met behulp van kolen. De meeste kolen kwamen uit Australië, gevolgd door de Verenigde Staten, Colombia, Polen, Indonesië en Zuid-Afrika. Het Gemeenschappelijk Kolenbureau Electriciteitsproduktiebedrijven gke koopt de beste kolen, dat wil zeggen kolen met een grote energetische waarde en een laag zwavelgehalte. ‘Ook in de toekomst zal het zwarte goud zijn aandeel blijven leveren omdat in de steeds modernere centrales de negatieve effecten van kolen volledig beheerst worden. (...) Kolen zijn een goedkope brandstof met een stabiele prijs.’Ga naar eind1.

In Nederland werd in 1992 in het Structuurschema Elektriciteitsvoorziening van de regering gesteld dat er moet worden gestreefd naar een beperking van het kolenvermo-

[pagina 127]
[p. 127]

gen tot eenderde in het jaar 2010. Het kolenvermogen zou dan niet mogen uitkomen boven 5500 tot 6000 megawatt. De regering vindt dat de centrales dan niet meer op de traditionele manier moeten werken maar met behulp van de vergassing van kolen, een techniek waarop later in dit hoofdstuk nader wordt ingegaan. Een elektriciteitscentrale met een vermogen van 600 megawatt produceert per jaar ongeveer 200 000 ton as. In de landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling oeso bestaat het voorschrift dat 99,5 procent daarvan moet worden afgevangen, zodat het niet in het milieu terechtkomt. Het as zou kunnen worden opgeslagen in verlaten mijnen of in die delen van nog producerende mijnen die zijn uitgeput. De uitstoot van zwaveldioxyde (so2) moet in het jaar 2000 met 50 procent zijn teruggebracht, wat werd afgesproken in 1990, toen de Clean Air Act werd aangenomen. Centrales zijn overgegaan op rookgasontzwaveling, waardoor de uitstoot van stikstofoxyden (nox) aanzienlijk is teruggebracht. Ook gebruiken ze steeds meer zwavelarme kolen. De uitstoot van stikstofoxyden (nox) is teruggedrongen door wijzigingen in het ketel- en branderontwerp in combinatie met rookgasbehandeling.

Vooral in de westerse wereld worden pogingen gedaan om het gebruik van steenkool voor de elektriciteitsopwekking milieuvriendelijker te maken. Er zijn diverse technieken ontwikkeld: de circulerende wervelbedverbranding, de drukwervelverbranding en de kolenvergassing. Bij de wervelbedverbranding worden steenkool en kalksteen in een wervelende beweging gebracht. De verbrandingsprodukten worden van het rookgas gescheiden en naar de vuurhaard teruggeleid. Het van de zwavel in de steenkool afkomstige zwaveldioxyde (so2) reageert met de kalksteen zodat de emissie daalt, terwijl lagere verbrandingstemperaturen leiden tot een verminderde uitstoot van stikstofoxyden (nox). In de hele wereld stonden in 1992 ongeveer 200 van dergelijke centrales. Het principe van de drukwervelverbranding verschilt niet zoveel van die van het circulerende wervelbedsysteem. Beide systemen hebben het voordeel dat van de gebruikte kolen zo min mogelijk energie verloren gaat.

In 1993 zou in het Limburgse Buggenum een proefcentrale

[pagina 128]
[p. 128]

met een capaciteit van 250 megawatt in gebruik worden genomen die is gebaseerd op het kolenvergassingssysteem: een derde proces om milieuvriendelijker met kolen om te gaan. Slaagde het experiment, dan zou er rond 1998 een grote elektriciteitscentrale voor kolenvergassing van 600 mw worden gebouwd in het Zeeuwse Borssele. De steenkool wordt vergast in een vuurhaard die onder druk staat. Het gas wordt gekoeld, gereinigd en vervolgens als brandstof voor een gas-turbine gebruikt. Zwavel wordt chemisch uit het gekoelde gas verwijderd.

De afgelopen jaren was er in Nederland een discussie over de bouw van een kolengestookte centrale op de Maasvlakte bij Rotterdam. De oliemaatschappij Texaco wilde daar een centrale bouwen, die op het kolenvergassingssysteem zou werken. De minister van Economische Zaken opteerde echter voor een poederkolencentrale. De (Nederlandse) Stichting Natuur en Milieu, die overigens liever ziet dat centrales gas in plaats van kolen stoken, pleitte toen voor de kolengascentrale omdat die veel minder belastend voor het milieu is. Delibereren over dit soort zaken is een luxe-discussie. De westerse landen kunnen zich immers dure investeringen in een milieuvriendelijkere toepassing van kolen permitteren, maar in de oosterse landen en in de ontwikkelingslanden ontbreekt het geld daarvoor. Zo hebben India en China aanzienlijke kolenreserves, die ze op grote schaal willen gaan exploiteren, maar ze beschikken niet over het kapitaal om te investeren in de technologie voor een schoon en efficiënt gebruik ervan met alle gevolgen voor het milieu vandien. Wie in de mijnstreken van Oosteuropese landen is geweest, zal er hebben gezien hoe ernstig lucht, bodem en water zijn aangetast en hoe er hele gebieden zijn verworden tot woestenijen, waarin leven nauwelijks meer mogelijk is en waar de gemiddelde levensduur van de mensen met tien tot twintig jaar is bekort.

Niet alleen het stoken, maar ook het winnen en het transport van kolen veroorzaken milieuproblemen. Gedolven steenkool bevat vaak steen dat niet gebruikt kan worden. Die mijnsteen werd vroeger bovengronds opgeslagen, waardoor de steenbergen ontstonden die nu nog wel de skyline markeren in verschillende Europese mijnstreken. Tegen-

[pagina 129]
[p. 129]

woordig worden de steenbergen beter aan het landschap aangepast en worden ze benut in openbare parken, op golfterreinen of bij andere recreatiedoeleinden; dit alweer alleen in het rijke Westen. Wat er in die steenbergen zit is overigens ook niet zo fris. Er treden chemische processen in op, die schadelijk voor het milieu kunnen zijn. Bacteriën werken samen met lucht en water in op de in de steenbergen aanwezige pyriet (ijzersulfide) waardoor sulfaten en zwavelzuur ontstaan en schadelijke elementen vrijkomen zoals arseen, waardoor grond en grondwater aangetast kunnen worden.Ga naar eind2. Soms komen de steenbergen intern tot ontbranding waardoor er een soort sintels ontstaan, die handige zakenlieden in België verkopen als gravel voor sportvelden.

In Nederlands Limburg ligt nog minstens 36 miljoen ton mijnsteen. Vlak voor het verschijnen van dit boek werden plannen bekend om dit te gebruiken in de weg- en waterbouw, maar de milieuproblemen moesten nog worden opgelost.

In dit boek gaat het om diepe steenkoolwinning. Maar in sommige delen van de wereld, zoals in Australië en de Verenigde Staten, wordt aan dagbouw gedaan omdat de steenkool daar dicht onder het aardoppervlak ligt. Het is interessant te weten dat de kolen die de Nederlandse elektriciteitscentrales gebruiken voor 75 procent afkomstig zijn uit dagbouw. De winning in dagbouw veroorzaakt veel lawaai en stof, wat vooral in dichtbevolkte gebieden hinderlijk is. In Groot-Brittannië verzetten milieugroeperingen zich er zo fel tegen dat British Coal, die tot in 1992 de Britse mijnen beheerde, die mogelijkheid niet of nauwelijks meer kon benutten.Ga naar eind3.

eind1.
InSpanning, publikatie van de N.V. Samenwerkende Electriciteits Produktiebedrijven sep, januari 1992.
eind2.
Steenbergen, stenen des aanstoots?, J. Caroline Roest.
eind3.
Steenkool en milieu, Shell 1991.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken