Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerker (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerker
Afbeelding van De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerkerToon afbeelding van titelpagina van De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerker

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.22 MB)

ebook (5.63 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De laatste gang. Het verdwijnen van de Europese mijnwerker

(1993)–Max Paumen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]

Epiloog

Bij het schrijven van dit boek heb ik soms mijn best moeten doen om mijn hart niet te laten winnen van mijn verstand. Dat komt omdat ik groot respect heb voor een beroepsgroep die meer dan menige andere in de zware industrie was of is verbonden met zijn werk. De mijnwerker als symbool voor wat hard werken is. Ik heb me aldoor afgevraagd wat er kan zitten achter de bevlogenheid van deze mensen, van wie ik er in heel Europa enige tientallen heb gesproken. Terwijl ze wisten of weten dat ze grote kans lopen door het mijnwerk ziek te worden, zweren ze er toch bij. Ik bewonder ze des te meer omdat ik zelf werk heb waarbij ik niet vuil word en waarbij ik niet dagelijks in angst hoef te zitten dat me iets zal overkomen. Bovendien zijn mensen die het aandurven in nauwe ruimtes diep onder de grond hun werk te doen voor mij altijd helden, omdat ik lijd aan claustrofobie en de afdalingen in de verschillende mijnen me hartkloppingen van angst bezorgden. Ik besef dat ik me bij het schrijven van dit boek vooral heb geconcentreerd op de ondergronders, de delvers van het zwarte goud, de frontsoldaten. Dat werk trekt me als een magneet aan. Daarover vooral, denk je, willen de mensen lezen. Maar evenmin als een krant zonder technische dienst kan bestaan, zou een mijn kunnen werken zonder de mensen bovengronds, zowel de arbeiders, de beambten, het hoger kader als de mijndirecties.

Eerder in dit boek heb ik geprobeerd in des mijnwerkers ziel te kruipen. Maar dat is me natuurlijk maar half gelukt, want wie kan zich helemaal inleven in wat andere mensen beweegt? Met elke beschrijving toucheer je slechts de werkelijkheid zonder er echt in door te dringen. Maar meer dan

[pagina 162]
[p. 162]

het vaak in de vluchtige journalistiek gebeurt, waar men enkel even aan de dingen ruikt om de dag erop weer naar een ander onderwerp te snellen, kon ik me nu eens verdiepen in een onderwerp dat me al tientallen jaren bezighoudt. Ik ben mijn krant NRC Handelsblad dankbaar dat ze me met behulp van het drs. A.S. Spoor Fellowship deze kans heeft gegeven.

 

Ik schreef dit boek in mijn huidige woonplaats in Midden-Brabant (Nederland) - ver weg van de mijnwerkers - maar toch in het besef dat diep onder mij in de grond vele miljarden tonnen steenkool zitten, die misschien nog wel eens zullen worden aangesproken als andere energiebronnen uitgeput raken. Vaak zaten mijn gedachten tijdens het schrijven bij de mannen die tegelijkertijd ergens in de Europese aarde in het zweet huns aanziens en zich voortdurend bewust van het gevaar bezig waren met hun kolenslag. Als het me eens niet meezat, dan keek ik naar de brok steenkool die ik tijdens mijn Europese zwerftocht van een Belgische mijnwerker kreeg. Op de brok zitten in koper het mijnsymbool - de twee gekruiste hamers -, een speciaal geslagen munt van 50 Belgische centimes die in 1958 werd uitgegeven en een minuscuul mijnlampje. De brok is gevernist, anders zou ze in de lucht oplossen. Ook dit boek zal oplossen, want niks heeft eeuwigheidswaarde, te meer daar de situatie in de mijnindustrie voortdurend verandert. Onder de brok staat ‘Glück auf’. ‘Glück auf’, ‘Noroc Bun’, zoals ze in Roemenië zeggen of ‘Szczesc Boze’ (Pools). Dat wens ik iedereen toe, zeker de mijnwerkers. Ik zal de zwarte zwoegers missen. De kolen hebben in Europa dan misschien wel hun diepste schittering verloren; voor mij waren de contacten met al mijn informanten warm alsof ze met de beste kolen waren gestookt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken