II
G. Gezelle, Dichtwerken 3, bezorgd door F. Baur, 2 delen, z.j.
1. Den stiet bieden, in: Niemand, die.../ die / bieden den / stiet ons zal! in Gierzwaluwen, Laatste Verzen, Dichtw. II 665.
‘Stiet - stuit, het stuiten. Den stiet bieden = tegenhouden’ (Verklarend Glossarium, Dichtw. II 877a).
Deze verklaring lijkt mij niet de juiste te zijn; zij schijnt uit te gaan van de abstracte betekenis stuit = het stuiten, die stuit inderdaad kan hebben (V. Dale stuit IV), maar die wij niet zo maar aan stiet kunnen toekennen; den stuit bieden zou dan gewoon een verwaterende omschrijving van stuiten = tegenhouden zijn.
Ik zou liever uitgaan van de concrete betekenis stuit (of stiet) = onderste of achterste uiteinde van de ruggegraat: (iemand) de stuit bieden is dan hetzelfde als iemand de stuit tonen, laten zien door hem (in dit geval) voorbij te vliegen = sneller kunnen vliegen.
2. Wee, in: wind en - en wolken, in Als de ziele luistert, Kleengedichtjes, Dichtw. I 489.
Wee is, met uitsluiting van de betekenis pijn, die hier niet in aanmerking komt, zeker niet zonder meer duidelijk. Het wordt nochtans nergens verklaard of, indien verklaard (o.a. Verkl. Gloss. 887b), dan wordt er niets anders van gezegd dan = weide. Dit kan geen zin geven in dit verband, overigens schrijft Gezelle, behalve om het rijm, zowel wei(de) als wee (of weê).
Maar wee in de hier gezochte betekenis komen wij nog elders tegen bij onze dichter, voor zover door mij opgemerkt ten minste eenmaal, ook gekoppeld met wolken. In Wolkensnee (Rijmsnoer VIII, Dichtw. II 485) wenst hij dat wee noch wolken het hemelsblauw zijns levens zouden verduisteren, alleen wolkensnee, zomerwit.
Dit wee is blijkbaar iets dat in de lucht waar te nemen is, een meteorologisch verschijnsel. In Als de ziele luistert is het iets niet nader bepaalds tussen de twee bekende begrippen wind en wolken, maar in Wolkensnee