Arlekijntje(ca. 1926)–Jan Peeters– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] [pagina 7] [p. 7] Arlekijntje Een zwarte krullebol, Een bruingebrand gezicht, Twee kijkers groot en klaar Waaruit een zonne licht. Op 't nooit gesloten hemd Een vestje van katoen; Een flink gelapte broek; Zijn voet kent kous noch schoen. En lachen! lachen doet Zijn kersenroode mond, Alsof hij niets of niets Van al 't verdriet verstond. Steeds helpt hij waar hij kan, Is ieders kameraad; Ook vindt men hem gereed Voor alle kattekwaad. Vorige Volgende