Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 1 (1880)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 1
Afbeelding van Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 1

(1880)–Georg Penon–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 183]
[p. 183]

Nalezingen en verbeteringen.

[pagina 185]
[p. 185]

Nalezingen en verbeteringen.

I. Nalezing op bl. 10.

Eenige dagen, nadat het bovenstaande over Willem van Nassau was geschreven, las ik in De Gids, 1879, November-aflevering, IV, bl. 251 het volgende:

‘Willem, heer van de Leck, admiraal van Holland en West-Friesland, reeds in 1622 voor Bergen op Zoom gekwetst, en in de genoemde zeewaardigheid “op Spaansen boôm,” sneuvelde in 1627 voor Groenlo. In 't voorbijgaan, de vraag, waar hij begraven werd, en of geenerlei gedenkteeken zijn geboortejaar onthult. Den 18 Juni 1625 werd hij tot Admiraal benoemd. Wordt hij door Vondel een manhaftigh jongelingh geheeten, geen onzer bekende schrijvers geeft zijn leeftijd: zelfs ontbreekt de aanwijzing zijner optreding in 's lands dienst. Bij zijn heldendood was hij getrouwd met Anna van der Noot, wier lelieblanke armen in de Otia II, 60 van Huygens vereeuwigd worden; hij liet zijne weduwe een goed jaargeld na, en zij trouwde later den heer Boetselaar van Asperen.’

De Heer J.G. Frederiks, die dit heeft geschreven, geeft dus eene andere verklaring van het op ‘Spaenschen boôm’ van Vondel, dan Mr. van Lennep (II, 621 en 556) en ik doen, om hier van Mr. J. Bosscha's uitlegging (zie boven bl. 10) maar niet te spreken. Ik veroorloof mij de vraag, hoe men, zoo men de opheldering van den Heer Frederiks als de ware aanneemt, dan den geheelen regel moet verklaren:

‘Doen op den Spaenschen boôm hy stal hiel by Reael’?

Of lees ik de woorden van den Heer Frederiks verkeerd, en zegt deze dat Willem twee maal is gekwetst geweest a) voor Bergen op Zoom en b) op Spaenschen boôm? Dan zoude ik

[pagina 186]
[p. 186]

gaarne het bewijs voor b zien gegeven, want vooreerst zouden Vondels woorden veeleer het tegendeel doen vermoeden en verder leert mij de geschiedenis (voorzoover ik de bronnen kan raadplegen) niets van die verwonding van Willem in die expeditie tegen Spanje.

De vraag, waar hij (n.l. Willem, heer van de Leck) begraven werd, kan ik ook niet in bijzonderheden beantwoorden. Doch zeker is het dat hij in den Haag is begraven. Ik vind bij J. Commelijn, Frederick Hendrick van Nassauw, Prince van Orangien, zyn leven en bedryf (Amst. 1651), I, bl. 30 het volgende: ‘Na dese overwinninge is het Lijck van den Zeevoocht Jonckheer Willem van Nassau, op krijgs-maniere bij den Doorluchtighsten Vorst, nevens andere Graven, Heeren en Bevelhebberen tot buyten 't legher geleydt, van duysent soldaeten naer Zutphen gebracht; om van daer nae den Hage vervoert en ter aerde bestelt te werden.’

De mededeeling van den Heer J.G. Frederiks dat Willem getrouwd was heeft mij iets nieuws geleerd. Totnogtoe had ik met Bosscha, van Lennep en van Vloten (t.a.p.p.) gemeend dat Willem de verloofde was van Anne van der Noot. De woorden van Vondel in zijne Verovering van Grol bewijzen duidelijk dat Vondel Willem niet voor den echtgenoot, maar den bruidegom van Anne houdt. Reaels Lyckdicht geeft geen opheldering, evenmin als Huygens' Latijnsch vers.

Doch de Heer Frederiks heeft medegedeeld dat Willem getrouwd was, en de bijvoeging van ‘een goed jaargeld’ voor Anne van der Noot, brengt mij tot het vermoeden dat het bericht steunt op een mij onbekend gebleven mededeeling in een onzer tijdschriften. Ik wil dan ook aan de geloofwaardigheid niet twijfelen, doch het bevreemdt mij a) dat ik bij Beckman, Beschrijving van Asperen, bl. 259 niet vermeld vind dat Anne, toen ze met van den Boetselaer huwde, weduwe was, en b) dat in van der Aa, Biogr. Wb. XIII, 78 Lodewijk van Nassau broeder en erfgenaam van Willem van Nassau wordt genoemd.

[pagina 187]
[p. 187]

II. Nalezing op bl. 28.

Toen bijna het geheele Eerste Deeltje reeds was afgedrukt, ontving ik (1 November 1880) de derde aflevering van het derde deel van de Nieuwe Reeks der Dietsche Warande, waarin de bestuurder der Warande J.A. Alberdingk Thijm eene Geslachtlijst der Familie Hooft publiceert.

Daaruit blijkt, dat de vraag, die ik in § 18 deed, ontkennend dient beantwoord te worden.

Cornelia Hooft, die met David Leeuw huwde, was de eenige dochter van Pieter Gerritszoon Hooft en Wijntjen Schouten.

Volgens de Geslachtlijst (p. 257) had het huwelijk in April 1651 plaats. Brandt geeft (zie boven, bl. 21) als datum op 14 Mei 1651.

Juffrouw Geertruid Hooft, wier dood Staeckmans herdenkt, heb ik in de Geslachtlijst niet kunnen vinden. Ze is volgens dat gedicht de oudste dochter van eene weduwe, juffr. H. Hooft genoemd, die drie kinderen had.

III. Nalezing op bl. 81.

Over de quaestie van het Grieksche origineel is niet onbelangrijk wat Prof. Erwin Rohde (der griechische Roman, S. 413) daarover schrijft: ‘Mit all diesem ist noch nicht gesagt, dass der Verfasser der Geschichte des Apollonius ein Grieche war und griechisch seinen Roman zuerst geschrieben habe. Es bliebe ganz wohl denkbar dass irgend ein lateinisch redender Zeitgenosse der spätgriechischen Sophistik in seiner eigenen Sprache eine Nachahmung griechischer Vorbilder der erotischen Romandichtung gewagt habe. Wenn ich dennoch, gleich andern Gelehrten, mich der hergebrachten Ansicht zuneige und die uns vorliegende lateinische Fassung der Geschichte des Apollonius nur für eine Uebersetzung eines griechisch geschriebenen Romans halten möchte, so bewegen mich, unter den Gründen welche der jüngste Herausgeber (Riese)

[pagina 188]
[p. 188]

für eine solche Ansicht vorgebracht hat, weniger die nicht sonderlich deutlichen und tiefen Spuren graecisirender Redeweise, welche derselbe in dem lateinischen Texte erkennen will, als der ebendort gelieferte Nachweis einer doppelten Schicht griechisch-heidnischer und christlich-lateinischer Vorstellungen, Lebensgewohnheiten und Redewendungen, welche in diesem Roman so völlig gesondert und unvermischt über einander liegen wie etwa in einem Palimpsest die groben Züge einer christlichen Mönchsfaust über den edlen halbverwischten Buchstaben der ersten Hand, die uns ein werthvolles Stück alter Redekunst überliefern wollte. Es ist nach jenem Nachweis deutlich genug, dass der heidnisch-antike Untergrund des Ganzen und die plump aufgesetzten christlichen Zuthaten nicht von Einer Hand herrühren können; und wenn wir somit an dem ältesten uns erreichbaren lateinischen Texte zwei verschiedene Arbeiter thätig sehen, so ist allerdings kaum eine einfachere Erklärung dieses heidnisch-christlich schillernden Doppelwesens denkbar als die von dem Herausgeber befolgte, wonach ein ursprünglich von einem griechischen Anhänger des alten Glaubens griechisch geschriebener Roman von einem Christen der lateinischen Reichshälfte in seine Sprache frei übertragen wäre.’

IV. Verbetering op bl. 3.

Ik vind het niet noodig alle drukfouten op te geven, doch zou gaarne zien dat op bl. 3, r. 6 v.o. § 17 veranderd werd in § 16. Ik wilde namelijk op bl. 3 wijzen op hetgeen op bl. 26 in de noot te lezen is.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken