Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten
Afbeelding van GedichtenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.14 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Editeurs

Willem Kloos

Carel Vosmaer

Illustrator

J.B. Heukelom



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten

(1914)–Jacques Perk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige

III

En nù: een echt kritikus, dat is een, die in staat is, krachtens de soliede en toch subtiele innerlijke ontwikkeling van zijn keurenden geest, om de werken, die hij bespreekt, inderdaad te beoordeelen, niet volgens eenige aangeleerde en vooropgezette beginselen, want dàt zou slechts onvruchtbaar dogmatisme wezen, maar door de algeheele macht eerst van zijn scherpe waarneming, dán van zijn instinctief intellekt en objectief gevoel, die hem doen dringen door de verschijning heen tot in de diepste diepte daarachter, - zoo'n eenigwaarachtig kritikus, herhaal ik, wordt eigenlijk nooit moede, om over Perk te schrijven, omdat, hoe wezenlijker en dieperin men zijn werk als tot een deel van ons zelf gaat maken door gewetensvolle zintuigelijke en geestelijke benadering, die, bij 't ernstig bestudeeren van een dichter, elkanders gelijkloopende weêrzijden zijn, men dat werk noodzakelijk hoe langer hoe schooner vinden moet.

Perk toch was, in zijn rijpen tijd, dat is dus in de laatste twee jaren zijn levens, geen man, die ijverig-wilskrachtig op

[pagina 277]
[p. 277]

rijm zat te schrijven, om aan 't onbeduidendste en nuchterste en meest prozaïsche, wat in hem op kon komen, door middel van rijm-en-maat een uiterlijken schijn te verschaffen, alsof het waarachtige poëzie waar' geweest. Die periode had hij, als bijna alle dichters, doorgemaakt, zonder het zelf te willen, in zijn allerlaatste, den jongelingsleeftijd naderende, kinderjaren, en het vroeger door mij besprokene, tweedeelige boek van Jacques' tante, Mejuffrouw Betsy Perk, zal altijd als een mijngroeve kunnen dienen voor wie, in later tijd, merkwaardigheidshalve, zal willen onderzoeken, hoe Jacques Perk reeds met de dichterlijke vormen wist te spelen, nog vóórdat hij een waarachtig dichter geworden was.

Maar in dien laatsten, voor zijn onsterfelijkheid beslissenden tijd, die, helaas, al te kort heeft mogen duren, schreef hij uitsluitend dán in verzen, als hij door een eigenaardige, zijn heele Wezen vervullende, en den wezenlijken dichters alleen bekende gewaarwording voelde, dat hij in het teeken stond der dichterlijke inspiratie, en dat dus de onzichtbare poorten, die 's menschen diepste onbewustheid gewoonlijk afsluiten ook voor dien mensch-zelf, op dat oogenblik een beetje openkierden tot doorlating der daar als-sluimerende, maar nu wakker gewordene muzikale emotie naar de onverschillige, nauwlijks even-luistrende ruimten van der menschen buitenlucht.

Neen, Jacques Perk zat niet, in die laatste tijden, verzen te vervaardigen met technisch-wetend, bedenkend bewustzijn, zooals de eergierig-wilskrachtige, maar ook eindeloos-vervelende verstandsrijmers doen. Integendeel, de sluizen van zijn diepste geestelijke Binnenwezen openden zich spontaan, in

[pagina 278]
[p. 278]

die wonderschoone, maar ook, voor hem, zoo melancholische slotjaren zijns levens, telkens zoodra de harmonische macht van zijn psychisch voelen en de schoone gezichten van zijn innerlijk verbeelden zich baan wilden breken om te komen aan het licht. En het is hem gelukt: hij heeft, vóór te sterven, kunnen zeggen, neen, heerlijk mogen uitzingen, wat zijn binnenste Wezen in zich borg aan dichterlijke voeling en ziening en muziek.

Juli-Augustus 1907.

WILLEM KLOOS.



illustratie

[pagina 280]
[p. 280]


illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken