Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn tegenstem (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn tegenstem
Afbeelding van Mijn tegenstemToon afbeelding van titelpagina van Mijn tegenstem

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.35 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn tegenstem

(1975)–Hugues C. Pernath–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Gedichten 1966-1973


Vorige Volgende
[pagina 51]
[p. 51]

45-50

 
Omdat ik nog leef.
 
En snauw of zing terwijl ik koffie drink
 
Aandachtig luisterend
 
Naar wat ik bijna niet meer hoor.
 
 
 
Omdat ik na iedere reis brieven meebracht -
 
O ijdelheid, o blijdschap, o liefde -
 
En samen met mijn dromen
 
Ook de dromen van iemand anders invoerde
 
En dacht: ‘Dit wordt mijn buit en dat ook,
 
Het vechten is voorbij.’
[pagina 52]
[p. 52]
 
Het landschap was de herinnering
 
Die afschrikte.
 
Het verbergen van zoveel zon.
 
Alles bedekte alles en het vuur gloeide
 
Eenmakend wat een moest worden
 
Na het begrijpen van voortplanting en organisatie.
 
En dan opeens en nachten lang, het verleden
 
Dat zich ontkende.
 
De vierentwintig voorbije jaren
 
Die struikelden over wat nog restte.
 
 
 
Ik ben leeg.
 
Op jou vertrouw ik.
 
Op jou en op jouw kinderen.
 
 
 
De waarheid is een spoorweg
 
Die roestig eindigt in een berkenbos.
 
O hopeloze, zwarte nacht.
[pagina 53]
[p. 53]
 
Op 20 mei 1940
 
Kwamen hier de dertig eerste misdadigers aan
 
Om hun nieuwe burgerplichten te vervullen.
 
Vijfentwintig dagen later
 
Kozen Duitse en Mechelse schapers
 
Hun eerste slachtoffers.
 
Dit was niet de hel, dit was de rede.
 
 
 
Verdorren terwijl je nog bloeit.
 
Vanwege de onverschilligheid.
 
Vanwege je bondgenoten en je zieleherders.
 
 
 
En tussen de vertrapte bloemen van die kortste zomer
 
Dwarrelde het stof van Rotterdam.
 
En om nog eens terug te komen op de moed:
 
De toekomstige prins-gemaal droeg vreemde anjers
 
Terwijl mijn koning, die ook aan zijn kinderen dacht
 
Jachtgeweer en golfclubs in koffers deed.
[pagina 54]
[p. 54]
 
Ik was toen negen jaar en veroverde dit vasteland
 
Achterop een fiets die mijn vader had geleend.
 
Mijn bange moeder was nog altijd een dochter
 
En keek me lachend aan toen haar vader volhield
 
Dat hij altijd viel omdat er drie sardienenblikjes
 
Aan zijn stuur bengelden.
 
Want vallen, zelfs van een fiets,
 
Was voor een gewezen thesaurier geen grapje.
 
 
 
Het Franse landschap lag verdeeld
 
In beter goed en slechter kwaad.
 
In de dorpen zag ik kinderen
 
Maar soms toch ook een soldaat.
[pagina 55]
[p. 55]
 
Voor wie naar deze wereld terugkeert
 
Zwijgend en eenzaam.
 
En zonder geleide.
 
 
 
Auschwitz 1967.
 
Het museum omvat de overgebleven barakken
 
Nummer 4, 5, 6, 7, 11 en 15
 
En alles wat nog gerestaureerd kon worden
 
Of de moeite loonde.
 
Het museum is dagelijks te bezichtigen
 
Vanaf acht uur tot achttien uur, behalve op maandag.
 
De toegang is vrij en er zijn gidsen beschikbaar.
 
 
 
Waar zijn de ogen waaruit de pijn te voorschijn barstte?
 
Waar zijn de handen
 
Die in het beton hun nagelsporen trokken?
 
Waar drijft de stank die de dennegeur verdringt?
 
 
 
Het licht smaakt naar metaal,
 
Wie herkent de brillen, het kinderspeelgoed
 
Het vrouwenhaar?
 
Vergeelde foto's tussen ledige busjes cyanidezuur.
 
Een vlucht in de wanhoop.
 
Afstanden schattend in de ultieme sekonde van het leven.
 
 
 
De mens die zijn afstervend verlangen uitbraakte
 
Over de zwellende aders der stenen,
 
De mens die daarin heeft geleefd
 
Tot hij niet meer bestond.
 
Die stierf, kronkelde en dan dood was.
[pagina 56]
[p. 56]
 
Onze democratie
 
Is een democratie van toevalligheden,
 
Een brakke grond temidden een brakke grond
 
Een IJzertoren waar niemand wat om geeft.
 
Wat hier rust en roest
 
Wat voorbestemd is om te rusten en te roesten.
 
 
 
De waarlijke pijn van andere systemen.
 
De razernij, de omschreven verbazing,
 
De huid en het bloed.
 
Wij dwingen de opstandige tot schaamte
 
Terwijl in onze kerken het vertrouwen wordt gewekt,
 
Terwijl men enkele meters verder
 
Toch opnieuw het Horst Wessel-lied zingt.
 
 
 
Onze literatuur is een angstaanjagende wereld
 
Wij wandelen met de dragers van de haat
 
En zwijgen iedere vriendschap dood.
 
Wij vinden onze nationale vrede
 
In het zwaarwichtige gemopper van anderen.
 
In commissies beslissen wij
 
Over onze tijdschriften, over ons protest.
 
En niemand wordt nog verontrust
 
Want niemand stelt nog kinderlijke vragen.
 
 
 
Misschien kan alles anders. Maar nu is het zó.
 
Zelfs geen kus zal ons ooit wekken
 
Uit onze grote volmaaktheid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken