Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– AuteursrechtvrijStemme: Schoon lief wilt my troost geven, &c.
| |
[pagina 108]
| |
2 De Lelijtjens die ruycken,
Daer Tulpjens onder duycken,
Met vlammigh root geboort:
Met paers en purpre stralen:
Narcissen lof behalen:
Met geel en wit geboort.
3 De Hyacinthen proncken,
Die met den Iris loncken,
Bedeckt van d'Eglentier:
De Sonne-bloem staet schoone,
De roode Martagone
Bemint den Lauwerier.
4 De Violetjens aerdigh:
De Crocus is soo waerdigh
Als Vinkoord of Damas:
Laet Iaspis en Rubijnen,
Laet Esmaraud verschynen,
Sy zijn als 't slechte glas.
5 Anemon' is te prijsen,
Tijm en Lavendel rijsen
Van onder 't Roosmarijn:
De Angeliertjens geurigh,
Gesprenckelt en coleurigh;
Verkies ick voor de mijn.
6 ‘Al 's Konings heerlijckheden,
‘In pronckery van kleeden,
‘Of wat de prael om-vat:
‘Moet dadelijck beswijcken,
‘Ja voor de schoonheydt wijcken
‘Van eenigh Lely-bladt.
7 Of wildy sien de Zaden?
De bedjens zijn geladen
Met Beet' en met Zalaet:
Met Rapen en Meloenen,
Asperges en Pompoenen,
Radijs en ander zaet.
| |
[pagina 109]
| |
8 De Boomkens overtogen,
Met goud' en purper ooghen,
Van allerley fatsoen,
Met allerhande vruchten,
Tot nut of tot genuchten,
Ons hert en ziele voen.
9 O aengenaem vermeyen!
Ick wil mijn kapjen spreyen,
En kreucken 't groene gras,
De schaduw van de boomen,
Heeft ons den brand benomen,
Die ons soo lastigh was.
10 Ey set u hier te rusten,
En wilt u wat verlusten,
‘En schouwen Godes lof:
‘Van elck bladt kondy leeren
‘Het wonder-werck des Heeren,
‘Met over-vloedigh stof.
11 ‘Wilt uyt dees Bloemkens lesen,
‘Dat niets blijft in sijn wesen,
‘'t Is schijn en ydle roem:
‘Want of des menschen leven,
‘Schijnt heerlijck en verheven,
‘'t Verstuyft gelijck een bloem.
|
|