Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh (1648)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
Afbeelding van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sanghToon afbeelding van titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.79 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

(1648)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 186]
[p. 186]

Verklaringhe
Van het
Loon des Werreldts.

HEt dunckt my de pijne waerdigh, dat ick tot meerder vermaeck van onse Gesangen, die selve verrijcke met eenige ongemeene Fabels en Leeringen, die weynigh bekent noch tot yders ooren zijn gekomen: Om te kennen te geven, hoe aerdigh het Loon des Werrelds, by de Oude, is afgebeelt. Zy seyden, dat seecker Boer een Adder-slange uyt een rotse hadde verlost, die daer in by nae was verstickt, met belofte dat hy hem het Loon des Werrelds wilde geven: Wanneer hy nu de Slange hadde verlost, soo wilde hy den Boer om hals brengen: Want de Slange seyde, dat dit het Loon des Werrelds was, wie men goet dede, dat hem quaet daer voor geschiede. De Boer die op soodanigh bedrieghlijck Loon niet was verdacht, seyde dat hy sulcks niet konde gelooven: En daer over beriep hy sich voor het eerste Dier dat hen mocht gemoeten. De Slange was te vreden: juyst bejegent hun een Hond, die mager, lam, en van schurft, by nae, was op-gegeten, waer inde vloyen hem boven maten plaeghden: Desen armen kalen Rekel wierde haer verschil voorgeleyt: De Hond seyde, dat de Slange het recht hadde gewonnen, want seyde hy, 't is my oock also gegaen, na dat ick mijn Meester lange jaren hadde gedient, des nachts zijn huys troulijck bewaert, des daeghs op mijn Meester gepast, met hem op der Jacht geloopen, Wachtels en Eend-vogels uyt het water gehaelt, soo heeft my mijn Meester het Loon des Werrelds gegeven, en voor alle mijne weldaet heb ick slagen ontfangen, ben uyt den huyse gejaeght, en eyndelijck ben ick den Viller overgegeven. De Boer beriep sich wederom op 't

[pagina 187]
[p. 187]

eerste Dier dat hen mocht bejegenen. Doe gemoete hun een oudt dor en mager Paerdt, dat eertijds een fraeye Henghst was geweest, maer dat nu van sijnen Heere verkost en in een Meulen was gespannen: Die seyde oock dat de Slange groot recht hadde, want seyde hy, dit is my oock wedervaren, want na dat ick mijn Heer aen sijn Iuffrou hadde gebracht, als hy in het Tournoyen, Rennen, en Ringh-steecken groote eere in leyde, soo heb ick hem Ridderlijck gedragen en tot alle heerlijckheyt geholpen, maer eylaes! seyde hy, soo krijgh ick oock voor alle dese deugd, het Loon des Werrelds. De Boer staende beteutert en verslagen, seyde, och! laet my noch eenmael toe, dat ick het eerste Dier dat ons sal gemoeten, daer van mach spreken, en dan sal ick my in alles gerust stellen. Doe bejegende hun de Vos: die seyde, voorwaer Boer dijn sake staet slecht, maer legh in stilte, wat ghy my wilt geven, so sal ick raed vinden om dy te helpen? De Boer beloofde den Vos alle sijne Hennen. Doe seyde de Vos totte Slange, nadien dit het laetste appél is, en hier aen deses Mans leven hanght, soo diende ick de sake wel eerst recht te ondertasten, en de plaetse besien al waer dit geschiet is. Zy trecken heen, onderwegen seyt de Rechts-geleerde Vos totten Boer, wanneer ick mette Slangh in 't hol gae, soo past daer op, dat het gat, soo haest ick daer weder uyt keere, met een steen gestopt zy, en soo treft dan ontrouw zijnen eygen Heere. 't Geschiede soo. De ondanckbare Slange bleeft in 't hol. De Vos eyschte sijn loon, de Boer neemt hem mede na sijn huys en vertelt sijn Wijf, wat gevaer hy hadde uyt gestaen, en dat hy door hulpe van desen Vos by 't leven was behouden, en voor dese weldaedt hadde hy den Vos alle sijne Hennen belooft. De Boerin seyde, heb dy Hennen, geeft die, maer dese Hennen hooren my toe, en begost op den Boer dapper te kyven. Ick sie wel, sey de Vos, hoe geern dat wel yemant soude vroom zijn, liet men hem vroom blijven; ja men leert hem steelen en maeckt selve dieven, en doe begost hy daer na, op de Hennen van

[pagina 188]
[p. 188]

de Boerin te loeren, daer van hy nu en dan eenige wegh stal. De Boerin dacht op list, en stelde Honden op der wacht die op den Vos pasten: die oock Reyntjen so dapper op de hielen saten, tot dat sy hem eyndlijck vingen en om hals brachten, en aldus kreegh Reyntjen, oock, hoe loos hy was, het Loon des Werrelds. Hier in kondy Leser de Geestigheyt van dese Fabel mercken, die u oock sal een spiegel wesen, dat ghy u op de ondanckbare Werreld niet al te seer sult verlaten, om dat gemeenlijck haer loon is, quaed voor goed te doen.

En tot meerder verlustinge, moet ick hier stellen de straffe, die eertijdts tegens de Ondanckbare gedaen is, waer van dese seltsame geschiedenisse of Fabel u een proeve sal verstrecken. Sabbas van Castillon, Milanois Ridder van S. Jan van Ierusalem, seyt gelesen te hebben, dat eertijdts een Wet in Calabrien soude zijn geweest, dat wanneer hem yemandt van ondanckbaerheydt vonde beswaert, so gingh hy in een sekere Capelle die daer toe was gestelt, en trock aldaer seecker kloxken: Waer op dan eenighe van de Raedt vergaderde, die d' uytspraeck over de straffe van de Ondanckbare dede. Nu gebeurdet op seeckere tijdt, dat een arm Mager, afgemat en half blindt Paerdt, van sijnen Heere, die het veel Iaren getroulijck hadde gedient, uyter stal gejaeght, en van alle voeder berooft, in de Stadt most om heer swerven, om hier en elders, sijn kost te soecken, wesende vast den Vliegen en Muggen een proye, oock by geval in dese Capelle geraeckte: alwaer beneden aen 't klock-touw, een groene tack van een Boom was gebonden, waer nae de oude gorre hongerigh en begeerigh sijnde, aen desen tack begost te knablen en te trecken, sulcks dat de klocke daer door begost te kleppen: waer over eenige Raedts persoonen terstond inde Capelle verscheenen, die desen dorren Ruyter aldaer vonden, die terstont na zijnen Meester deden ommesoecken, en hem by uytspraeck opleyden. dat hy dat arme afgematte Paerdt, van wegen sijn voorighe

[pagina 189]
[p. 189]

dienst, wederomme soude aen-nemen, en dat selve, by hooghe straffe, als of het noch sterck en Iongh ware, met bequaem voeder, ten eynde sijns levens, versorghen. Gewis soo daer oock tegenwoordigh een Recht-banck tegens d'Ondanckbare was gespannen, daer soude genoegh te rechten en te pleyten vallen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken