Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh (1648)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
Afbeelding van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sanghToon afbeelding van titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.79 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

(1648)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

David worden van den Propheete Gad, drie straffen voor-gestelt, 2, Sam. 24.

Stemme: Psalm 9. Heer ick wil u, &c.

 
GOds toorn ontbrand' op Israël,
 
Dat tegen sijn woordt en bevel,
 
Ontsagh noch straf noch harde slagen,
 
Dies dreyghd' haer God met sware plagen.
 
 
 
2. Hier over pord' hy David aen,
 
Hy sou tot Isrels Stammen gaen,
 
En Iudaes, en haer macht op-stellen,
 
Haer monstren en al 't krijghs-volck tellen.
 
 
 
3. Als 't was geschiet, wiert Davids hert,
 
Gantsch overstulpt met rouw en smert,
 
Want hy voeld' in sijn Ziel de steecken,
 
En 't wroegen van sijns selfs gebreecken.
 
 
 
4. Ick heb gesondight voor den Heer,
 
Sprack hy, ey straf my niet soo seer:
 
Neem wegh de misdaet en mijn sonden,
 
Die ick my dwaes heb onderwonden.
 
 
 
5. Des morgens quam des Heeren woort,
 
Tot Gad, en sey, seght David voort,
 
Dat hy een, uyt drie straffen, kiese,
 
Wil hy niet Godes gunst verliesen.
 
 
 
6. Of dat de dierte seven jaer, Ga naar margenoot+
 
V volck verslind' in dit gevaer,
 
Door 't scherpe swaert van hongers nooden,
 
Dat op 't gebeente haer sal dooden?
 
 
 
7. Of dat ghy wilt drie maenden langh, Ga naar margenoot+
 
Voor 's vyands wapens vluchten bangh,
 
En swervende als ballingh sweven,
 
In schrick en vreese van het leven?
 
 
 
8. Of dat de pest drie dagen sal, Ga naar margenoot+
 
Haer seyssen slaen, in dit geval,
 
En scheeren af den draet der geenen,
 
Die in u oogh soo prachtigh scheenen?
[pagina 36]
[p. 36]
 


illustratie
David worden van den Propheete Gad,


[pagina 37]
[p. 37]
 
9. Vyt dese drie kiest wat u lust.
 
Mijn Ziel is bangh en gantsch ontrust,
 
Sprack David, ghy zijt Heer genadigh,
 
De Menschen wreet en seer moordadigh.
 
 
 
10. Ick wil niet in der Menschen hand,
 
My overgeven tot mijn schand:
 
Maer kies dat God my wil kastijden,
 
Want hy kan my hier nae verblijden.
 
 
 
11. Hier volghde Godes straffe nae,
 
Van Dan af tot aen Barseba,
 
Daer God seventigh duysent zielen,
 
Door pestilentie liet vernielen.
 
 
 
12. Doen d'Engel Gods sijn swaert uyt-toogh,
 
En had nae Ierusalem 't oogh,
 
Doen rouwd' het God: houd af u handen,
 
Het is genoegh, verschoon de landen.
 
 
 
13. Doch David als hy d'Engel sagh,
 
Deed' in sich selve groot geklagh.
 
Ach Heer! wat heeft dit volck bedreven?
 
Laet dese schapen doch by 't leven.
 
 
 
14. Ick heb gesondight, keer dit kruys,
 
Besoeck my en mijns Vaders huys,
 
Verschoon dit volck, wiens diepe wonden,
 
Hun, door mijn quaed, sijn toe-gesonden.
 
 
 
15. Doch Gad sprack David aen daer naer,
 
Gaet bouwt den Heere een Altaer,
 
En offert danckseggingh en beeden,
 
Dat hy Israël verlost heeden.

2. Sam. 24: 9. Ioab gaf David de monster-rolle des volx, en vvaren de Israëliten, achtmael hondert duysent strijdtbare Mannen, die het svvaert uyt-toogen, maer de Mannen van Iuda waren vijfmael hondert duysent Mannen. Siet oock 1. Chron. 21: 9.

[pagina 38]
[p. 38]


illustratie
Salomon wordt tot Koningh gesalft.


margenoot+
I. Straffe.
margenoot+
II. Straffe.
margenoot+
III. Straffe.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken