Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh (1648)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
Afbeelding van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sanghToon afbeelding van titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.79 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

(1648)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Des Ouderdoms vermaeck.

Stemme: Cest ce Mars. Of, 'k Wil van 't Honigh-Byken singen. Siet de Musijck-nooten in Lust tot VVijsheyt, Fol. 127.

 
'k WIl van het oude Gilde singen, en haer vreughd,
 
'k Wil mijne pen te rugge dwingen, van de jeughd,
 
En sien an, d'oude Man,
 
Hoe die in sijne staet, de lust vergaet.
 
2. 's Werrelts vermaeck en d'ydelheden, vliegen heen,
 
Dies wil hy sijne tijdt besteeden, in gebe'en,
 
En 't gemoedt, dat ons voed',
 
Bereyden tot dien dagh, die 't al vermagh.
 
3. Min en de lust en snoode daden, gaen voorby,
 
Dies is hy los en onbeladen, van 't gevry,
 
Van 't gewelt, dat ons quelt,
 
En ons ter zijden voert, en 't hert beroert.
 
4. Al 't tijdt-verdrijf en minne-vlagen, zijn vergaen,
 
Dies hy verslijt sijn oude dagen, en siet aen,
 
Al 't geraes, en hoe dwaes,
 
De Menschen in haer doen, de lusten voen.
 
5. Hy stelt sijn hoop en sijn vertrouwen, op den Heer,
 
En soeckt paleys noch burgh te bouwen, maer let meer,
 
Op een baer, die hem naer,
 
Het duyster graf geleyt, dat hem verbeyt.
 
6. Schoon hem de rampen overkomen, hy verstaet,
 
Dat oock de jeughd en alle vrome, dit aengaet:
[pagina 165]
[p. 165]
 
Dies leeft hy, stil en vry,
 
En denckt in dit geval, elck sterven sal.
 
7. Schoon hem de uyterlijcke oogen, 't licht verbien,
 
Soo pooght hy doch, nae al 't vermogen, meer te sien,
 
Want hy let, in sich bet,
 
Hoe dat hy sal bestaen, nae God te gaen.
 
8. Dies hy gebruyckt verstant en reeden, en bescheyt,
 
Wijsheyt en deughd, en goede zeeden, matigheyt,
 
Om bequaem, aengenaem,
 
Voor God den Heer te zijn, in daed en schijn.
 
9. Schoon hem de leden heel verstijven, 't hert is gau,
 
Hy weet dat niemandt hier sal blijven, dies hy nau,
 
Stelt sijn perck, en sijn merck,
 
Op Godes pad en Woort, nae 's Levens poort.
 
10. O, wie dat in sijn jonge dagen, dit kan sien,
 
Die sal al jongh, voor ramp en plagen, d'ondeughd vlien,
 
En sijn oogh, slaen om hoogh,
 
Nae Christi Leer' en Wet, ons voor-geset.

CIcero seydt in sijne Philippica, De lange slaep, de wellusten, het speelen en alle jeughdige vermaecklijckheden, verdrijft de tijdt uyt den Ouden, gelijck een Medicijn: maer daer en tegen verkrijgen sy andere gaven des gemoedts, als wijsheyt, matigheyt en andere deughden, die den oude Luyden betamelijck zijn.

 

Diogenes Laërtius seydt in 't Leven van Solon den Athenienser, Dat men de Iongelingen, die noch de wellusten waren onderworpen, van het Overigheyts Ampt most af-weeren, maer Oude daer in stellen, die van dese herts-tochten vry waren.

 

Seneca seydt, Wanneer de oogen des lichaems in den Ouden verdooft werden, datse dan te scherper met de oogen des verstants, beginnen te sien.

 

Horatius spreeckende tot den Ouden begeerlijcken en hooghmoedigen, seydt, Ghy siet dat de eene dagh den anderen voort-drijft, en dat de nieuvve Manen altijdt ver-

[pagina 166]
[p. 166]

dvvijnen, en ghy laet marmorsteenen, om Paleysen te bouvven, doorsagen, niet gedachtigh zijnde, dat ghy tot u lijck een graf-steede behoorde toe te stellen.

 

O ellendigh lot veeler Ouden! die hoe vvelse een seer kleyne reyse hebben te doen, nochtans om veele reysgelt, en om hare huysen en schatten zijn besorght.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken