Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh (1648)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
Afbeelding van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sanghToon afbeelding van titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.79 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

(1648)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]

Inleydinge
Van de Scheppinge der Werreld.

Nae dien ick myne gedichten van den eersten Mensche hebbe aen-gevangen, soo sal 't niet on-aengenaem zijn, dat ick een korte Voor-rede van de Scheppinge der Wereldt, als tot een inleydinge toe stelle, en den Leser, tot verwonderinge deser heerlijckheydt, als buyten sich selve, voere, op dat hy met lust alle dese overtreff'lijckheydt magh aenschouwen.

 

NA dat de groote onbegrijplijcke God en Schepper aller dingen, dese groote Werrelt, in 't begin, uyt niet hadde geschapen, heeft hy die te gelijck met verscheyden gedaenten en uytmuntende schoonheden geciert, als met ontallijcke klaer-blinckende Sterren, die hy wonderbaerlijck in de circulen of ronden heeft gestelt, en door de stoffen onderscheyden, stortende in de bovenste lichaemen vreemde invloeyingen, om dese onderste deelen, te voeden en te onderhouden, gevende 't vuur kracht om te branden, en alle schadelicke dingen te verteeren, en de noodige te verwarmen en te bewaren. En nae dat hy dit alles in ordre hadde toe-gestelt,

[pagina 7]
[p. 7]

heeft hy de locht met seer schoone beeldenissen onderscheyden, en dieselve met allerhande slagh van lieflijcke en quinckelerende Vogeltjes vervult: het water heeft hy met Walvisschen en Zee-schepselen, als mede met ontallijcke Visschen versorght. En wie soude konnen uyt-spreken hoe wonderbaerlick hy 't aerdrijck met verscheyden revieren, bergen, en selsame slagh van boomen en gewassen, kruyden, bloemen, dieren en krachten heeft geciert, die als, uyt haer ingewant, voort-komen, als metalen, te weten, het goudt, silver, tin, koper, yser, edel-gesteenten, sware steenen om te bouwen, met springende en Christalline fonteynen en beecken, die over al uyt bortelen. Doch alle dese wonderheden, waren in Godts oogen niet met alle, ten ware by in dit heerlijck Paleys eenen badde gestelt, die dit alles met groote verwonderinge kost beschouwen en overwegen, en te gelijck tot sijn lust en onderhoudinge gebruycken: op dat hy, daer door, opgeweckt zijnde, altijdt soude stoffe hebben, om den heerlijcken Schepper deser dingen, te loven, prysen en dancken. En om dit uyt-voeren, heeft hy daer in een Mensche gestelt, die der was gemaeckt na sijn Evenbeeld, die hy tot desen eynde daer in sette, even als een groot Koningh, die een stadt bouwende, daer eenen in-stelt, die een yder om sijnent wille, moet gehoorsamen en onderdanigh zijn, en die door sijn gesagh en aensien, alles most uytvoeren. Alsoo heeft onse God, de Koningh aller Koningen en Heere aller Heeren, den Mensche, daer in alle gewelt en macht over-gegeven, op dat hy soude heerschen over alles wat leven hadde

[pagina 8]
[p. 8]

ontfangen, niet alleene, dat by de dieren en aerde sich soude onderdanigh maken, maer oock dat hy daer door te meer sijnen Schepper en Godt soude beminnen en eeren, die het opperste eynde en goedt is, en waer door hy een Mensche is geworden, die met reden is begaeft. En als men dit overweeght, soo heeft men wel stoffe, om uyt te roepen, O groote en goedertierene Godt ! die ons en alle Creaturen, jae Hemel en Aerde, met alle vercierselen, rijckdommen en wellustigheden geschapen, en ons soo veele gaven en weldaden hebt geschoncken ! En in 't tegendeel. O ghy trage en ondanckbare Mensch! die so slaeprigh en verduft, alle dese dingen niet erkent, noch sich over dese heerlijckheden en wonderen niet ontroert noch beweeght, om dien heerlijcken Schepper van alle dese dingen te prijsen en te dancken. Maer de reedelijcke Mensche, wanneer hy alle wercken Godts soude overwegen, voorwaer hy soude stoffe vinden, om in yder deel, van de geschapene dingen, hoe slecht sy oock in onse oogen mogen schijnen, des Scheppers wijsheydt, mogentheydt, goetheyt en voorsorge te prijsen, die een yder dingh nae sijn ordre en aert, soo bequaemlijck heeft gevoeght, en toe-gestelt, dat al des Menschen wijsheyt, oock in de alderslechtste dingen daer over moet verstommen. Want wat is doch de wereld anders als een open Boeck, waer uyt de volwassene, God konnen leeren en sien, jae daer de kleyne Kinderkens haer voedtsel uyt-trecken? Ja uyt de leesinge van dit Boeck, te weten, de Wereld, hebben de Heydenen geleert datter een God was, alhoewel d'eene

[pagina 9]
[p. 9]

op dees, en d'ander op die wijse. Ja als wy de Werlt van den oosten tot den westen, van zuyden ten noorden overloopen, en de verloopene eeuwen overwegen, en de Koninghrijcken en Herders hutten doorsien, soo sal men altijdt bevinden, datse hare gewoonten, Godsdiensten en Offerhanden hebben gehadt, hoewel verwart en sonder grond. Niet te min quamense hier in doorgaens over een, datter een God most zijn, die dit alles hadde geschapen. En als men de Wereldt en alle deelen wel overweeght, soo zijnder vijf dingen, die door een geloovige spieghlinge, ons hier van konnen overreden en leeren, te weten: 1. Datter een Godt is. 2. Dat hy eenigh is. 3. Dat de Wereld een begin heeft. 4. Dat die van God bestiert wort en onderhouden. 5. Dat alles is geschapen tot lof en prijs des Scheppers. En dit na 't gevoelen der Christelijcke en geleerde Schryvers in-gevoert hebbende, sal sich yder in de heerlijcke schepselen Godes verheugen, op dat hy een levendigh wercktuygh mach wesen, om door de kennisse Godts, en Jesu Christi, sijne schepselen te beminnen, en God voor alle dese weldaden te dancken. En om dit alles met stichtinge en vermaeck te plegen, hebben wy onse gesangen daer na gerecht, dat daer in Gods lof over al soude uyt blincken. Gebruycktse tot stichtinge, gelijckse uyt goeder meeninge van ons zijn in-gestelt: beginnende van den eersten Mensche Adam af, en wat ons voorts soo uyt het Oude en Nieuwe Testament, als andere zeedelijcke stoffen, tot opweckinge der Godsaligheydt is voor-gevallen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken