Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– Auteursrechtvrij
[pagina 112]
| |
Stemme: 129. Psalm, Van der Ieughd, &c.
HEt wonder-werck van Christi mogentheyt,
Blinckt stadigh uyt gelijck een heldre baecken!
Hy toont alsins sijn ware Godtlijckheyt,
Tot onderhoudt der menschelijcke saecken.
2. Als u de sorgh verruckt en maeckt gedwee,
Als of u troost en voorraet mocht ontbeeren:
Gedenckt hoe Godt den Menschen en het Vee,
In overvloet haer noodruft wil bescheeren.
3. Sijn zegen streckt sich in de Werelt uyt,
Een yder smaeckt de kruymkens der genade,
Een yder maeyt een over-rijcke buyt,
Ja landt en zee is swanger en geladen.
4. Hoe soud een mensch soo dapper zijn ontaert,
Dat hy dit niet in 't hert sou overwegen?
Ick danck u Godt, die lijf en ziel bewaert,
Voor uwe gonst en over-groote zegen.
5. V milde handt is nimmermeer verkort,
My heeft doch naeckt, het Sonne-licht omscheenen,
Al wat ick heb, van u verkregen wort,
Mijn eerste stem was jammeren en weenen.
6. Dees oorsprongh mensch! altijdt gedachtigh zijt,
En wilt u noyt in voorspoet overheffen:
Maer weest in Godt, hoe dat hy 't voeght, verblijt,
Want storm en ramp die sal den trotsen treffen.
|
|