Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh (1648)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
Afbeelding van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sanghToon afbeelding van titelpagina van Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.79 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh

(1648)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 169]
[p. 169]

Van de broosheydt des Menschelijcken levens, sal ons dese dienen, waer uyt de Groote deses Werrelds, hare broosheyt oock konnen bemercken.

ALs Alexander Magnus, na dat hy Darium hadde overwonnen te Babylonien was, quam in 't Koninghlijck Paleys een vreemde Vogel vliegen, en dalende in Alexanders schoot, leyde aldaer een Ey, vliegende stracks wech. Uyt dit Ey kroop terstont een kleyne Worm, die sich om 't Ey slingerde, vvederom in 't gat vermeende te kruypen, maer die bleef aldaer dood. Soo vvierde oock een vvan-schepsel gebooren, dat boven den Navel, een dood Mensch, maer beneden een levend dier vvas. Hy hier over seer nieuvvs-gierigh zijnde, vvilde de bediedenisse uyt sijne Wichlaers na-vorsschen. Dese, na datse lange met een ander hadden beraetslaeght, verklaerden, dat sijn eynde vvas voor handen. Waer over eene, uyt hun alles dese rede voerde. O Alexander! dit Ey bedied de Werreld, en de Worm die om 't Ey gekroopen heeft, zijt ghy. En gelijck als dese Worm om 't Ey kruypende, is gestorven; alsoo hebt ghy ô Alexander! de Werreld oock alreede om-gereyst, en zijt nu vvederom tot het nest van Grieckenland gekomen. En hier suldy sterven. En tot bevestinge deses, soo heeft een Wijf een Zee-schepsel ter Werreld gebracht, dat boven de navel dood is, en of dat vvel een Mensch gelijckt, soo vvort ghy daer door beduyt. Maer het onderste deel zijn dyne nakomelingen, en die sullen de beesten gelijck zijn. Ghy sult sterven, maer sy sullen leven. Hier over ontsettede Alexander sich dapper, soo dat hy versuchtende uyt-riep, O Iupiter! wat is des Menschen leven! een swack geschenck? Ick hadde gemeent, soo lange te leven tot ick de geheele Werld soude hebben t'onder-gebracht. Eylaes! ick moet alsoo wel sterven, als de slechte Menschen. En dat gevvislijck.

Als nu de Groote Alexander te Babylonien gestorven, en met heerlijcke pracht soude vverden begraven, soo spraecken eenige Philosophen onder malkanderen van de broosheyt des Menschelijcken levens. Waer onder eene seyde, voor

[pagina 170]
[p. 170]

vveynigh dagen sat Alexander in sijn Koninghlijck Paleys, maer nu leyt hy dood, onder dese Sarck. De ander sprack, voor vveynigh dagen, vvas hy een Groot-machtigh Koningh, die de aerdbodem te enge vvas, maer nu vvort hy in een kleyne hoeck vvech gestopt. De derde seyde, voor desen vvas sijn Tafel met Koninghlijcke spijse op-gedischt, vvaer mede hy sijn lichaem versadighde, nu sullen sich de vvormen vvederom met hem verlustigen. De vierde seyde, des Menschen leven is even gelijck een brandende keerse, en gelijck die allenskens verteert, soo neemt oock des Menschen lichaem af, en sooder een stercke vvind op aen set, soo vvertse licht uytgeblasen, sulcks datse een vuyle stanck nae laet: En even soo gingh het oock met den Mensche, die men daerom oock stracks most met de aerde decken: hoe lief hy oock vvas. En om dit naeder uyt te drucken, gingh een ander stil-svvijgende, d'eene deure in en d'ander uyt. Waer mede hy te kennen gaf, dat ons leven slechts vvas een ingangh en een uytgangh in de Werrelt. Gregorius seyt, Onse begeerten zijn groot, maer een kort leven breeckt die af. Antiphon seyt: Ons leven is als de gevanghnisse van eene dagh. en ick soude het gantsche leven, den tijd van eene gelijcke dagh mogen naemen, daer door wy slechts in de Werld sien, en den Nakomelingen het licht en het leven na-laten. Petrarcha singht,

 
Ick schick my alsoo veel ick kan,
 
En sie mijn eynd' van verre an:
 
't Is morgens als een jeughdigh kind,
 
Maer nu soo word ick oud en blind.
 
Ons leven is maer eene dagh,
 
Broos, wanckel, en vol naer' geklagh,
 
Vol wolcken, dampen en verdriet:
 
Het schijnt wel schoon, maer 't isset niet.

De H. Schrift gelijckt de broosheyt onses levens, by een bloem, een vvind, roock, schaduvv, droom, Wevers spoele, en damp, &c. Waer over, als sich een Christen, dit alles te gemoed voert, soo heeft hy overvloedige reden om dit leven, met ootmoed en needrigheyt over te brengen, gedenckende, dat yder dagh de laetste is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken