Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
Afbeelding van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des VerstantsToon afbeelding van titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.75 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

(1971)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Principio. Begin.

Een heldere en blinckende straele, die in een klaere hemel vol sterren wort gesien, die het land, dat met veele planten rontom geciert is, van alle kanten, klaerschijnende maeckt. Waer in een naeckt Ionghman staet met een sluyer over dwers, die de beschaemde leden deckt, houdende mette rechter hand de beeldnisse van de Natuere, en in de slincker een vierkant, alwaer een griexsche letter [A] staet ingeschreven.

Dese naeme of Begin kan veele en verscheyden overeenkomende bediedenissen hebben: zy kan de eerste oorsaecke beteyckenen, de oorsprongh van alle dingen: gelijck Petrarcha seyt, waer van het begin van mijn dood voortkomt.

Somtijts bediet zy de grond van de wetenschappen en konsten, waer op daer nae alle de regelen moeten steunen, die daer in gegeven worden. Het bediet oock een besondere aenvangh of Begin, te weten het eerste deel van alle dingen, voor soo veel, als het onderscheyden wordt, van het midden, en van het eynde. Waer van de Poëet seyt; Soo het begin en 't eynde overeen komt, soo sal

[pagina 32]
[p. 32]

oock het midden met haer over een komen. 't Selve bevestight oock Plato, van het eenigh Begin aller dingen, alwaer hy seyt, de deelen van yeders bepaelinge zijn, het Begin, Midden, en 't Eynde. En ten laesten bediet het oock het eerste Begin, en het geheele A L, waer uyt alle dingen zijn gevloeyt, 't welck niet anders is als God, wesende dieselve het waerachtige en eenige Begin, van dewelcke, en door de welcke, alle de natuerlijcke lichaemen haeren oorsprongh hebben: en hy is niet alleene de eygene oorsproncklijcke, algemeene, werckende, bewegende, en voornaemste oorsaecke en voorbeeld, maer oock het algemeene laeste en uyterste eynde van alle dingen, die daer geschaepen zijn.

De inwendige beginselen van de natuerlijcke dingen, zijn verscheyden, eenige die het natuerlijcke lichaem toestellen, en daerom blijven die in 't selve lichaem: en dese zijn twee, de stoffe en de forme of gedaente. Het ander beginsel, 't welck dient totte herstellinge of veranderinge, is de natuerlijcke beroovinge, die niet anders is als een ydelheyt of holligheyt, of gebreck van de form in 't onderwerp, ofte de stoffe die deselve form of gedaente kan aennemen. En dit zijn de beginselen nae Aristotelis seggen in sijne Physica; stellende dese bepaelinge in den 22 text. De beginselen worden uyt andere dingen niet gemaeckt, noch uyt geen van beyden, maer uyt dese komen alle dingen voort. 't Welck oock Cicero in sijne Tusculaensche vraegen seyt: daer is geen oorsprongh des begins, want uyt het begin komen alle dingen voort.

En Plato in de bovengestelde plaetse bevestight het selve, seggende, 't eerste van alle dingen, is het begin, van een en van alle dingen, maer nae het begin geschieden alle dingen totten eynde toe: Waer over men kan seggen, dat het Begin het allereedelste deel is aller dingen, sulx dat het geene, 't welck geen Begin heeft, oock geen eynde kan hebben, waer over oock niet sonder reden van Plato gepresen is het goede begin, van de dingen: seggende, het Begin is de helste van het werck, en daerom seytmen voor een spreeckwoort, die wel heeft begonnen, heeft half gedaen, en die wel heeft begonnen, die prijsen wy al te saemen: maet my dunckt dat het begin meer is als het halve werck, en dat het Begin noyt van yemant genoegh is gepresen geweest.

De Poëet seyt mede:

 
Dimidium facti qui bene cepit habet.
 
Hy heeft soo veel als half gedaen,
 
Die wel heeft gevangen aen.

Maer om het beeld te verklaeren, segh ick, dat de heldere en klaerblinckende straele bediet, de oneyndlijcke macht Godes, waer van alle dingen haer wesen, kracht en werckinge hebben, overmits hy in alle dingen, de eerste wercker is, werckende krachtiger als alle de andere oorsaecken, wesende selve de eerste oorsaecke, waer van alle de andere oorsaecken haeren oorsprongh hebben, soo wel de tweede als de derde: en alle dingen die gevonden worden, sijn het werck sijnder handen: En of schoon alle dingen van hem voortkomen, en hy in der daet geen gemeenschap heeft met dieselve, soo heeft nochtans dese God sich vergeleken by het licht, seggende, Ick ben het licht des werelts: 't welck, soo wy wel willen overwegen, sullen wy bevinden, dat, gelijck de Sonne ses trappen heeft, die door ordre geschickt zijn, alsoo heeft oock God ses prerogativen of voorrechten, diewelcke met dieselve Sonne wel over een komen: het eerste van de Sonne, is haer wesen; het tweede is het licht, inwendigh en wesentlijck; het derde is het licht dat van de Sonne voortkomt; het vierde is de glants die het licht naevolght; het vijfde is de hitte, die door de glants ontsteecken is; het seste is, de voortteelinge van de hitte, die met den vlam vereenight is, en alsoo brenght de glants door de hitte voort, alle lichaemlijcke dingen. Maer alle dese dingen zijn noch met meerder kracht en met een onuytspreeckelijcker wonder in God: want d'eerste trap past op de Eenheyt; de tweede op de goedheyt; de derde op een seeckere Godlijcke sin, als een licht van een licht heervloeyende, het welck in sich bevat (om soo te seggen) Ideen of eerste voorbeeldingen van verscheyden gedaenten, niet anders, als van een licht, door een straele, veele straelen lichts voort komen.

Nae dese voorgebeelde werelt, volght ten vierden de ziele van dese lichaemlijcke werelt, de reedelijcke werelt, die eerst geteelt is van de verstandelijcke werelt, gelijck de glans van 't licht. Ten vijfden, soo volgt de natuere van alle dingen, te weten, de

[pagina 33]
[p. 33]

werelt, die vruchtbaer of vol saets is, spruytende uyt de bovengenoemde, als de hitte van den glans. Ten laesten komt dese lichaemlijcke wereld, alsoo van de voorgaende besaedede werelt voortgebracht, even gelijck de voort-teelinge der dingen, van de hitte haer begin en oorsprong heeft, gelijck als M. Ficinus, in sijn kort begrijp over de Timaeus van Plato, wijtloopigh beweert.

De hemel vol sterren, bediet de macht van de planeten, over de werelt die onder de maene is gelegen, en over de lichaemen die haer onderworpen zijn, diewelcke, hoe seer dieselve de voortteelinge van de sienlijcke en onsienlijcke dingen, door tusschenkomenge van de vier eerste qualiteyten of hoedanigheden vorderlijck is, daer aen is niet eens te twijfelen:doch ter sijden stellende 't gevoelen van eenige sterre-raeders, diewelcke willen, dat alle dingen in dese werelt, soodanigh zijn verknocht aen den hemel, datse nae de beweginge desselven worden bestiert.

Hy hout mette rechter hand het beeld van de Natuyre, wesende dieselve, gelijck Aristoteles seyt: Het Begin van de beweginge en van de ruste in 't geene daer in zy is. Waer uyt wy sullen trecken, dat zy is het Begin van alle voortteelinge; wesende de voortteelinge de voornaemste hoedaenigheyt der beweginge, onder de viere die van Aristoteles zijn uytgedruckt. En Plato in sijn boeck van't gemeene beste, stelt dieselve onder de gelijcknisse van de Colomne, wesende eenen band van den geheelen A L, seggende, dat de Natuere is levendigh, en dat haer een saedelijcke kracht, aen de stoffe des werelts, van de ziele des werelts selve, is ingestort. Diewelcke daeromme het Licht genaemt wort, want zy is levendigh en doordringende: te meer wordtse noch een rechte Colomne genaemt, om dat zy gelijck, van langhsaemer hand, alle de stoffen en materien van alle syden doordringht, en veele trappen van gedaenten, die onder sich verschillen, voortbrenght. Daer wort geseyt, dat zy sich uytstreckt door alle deelen, en zy verknoopt sich van alle syden te saemen metten hemel, want zy staet geheel, in wat plaets het oock magh wesen, en doordringende verspreyt zy sich, verspreyende vervult zy, en vervullende bestiert zy alle dingen, waer uyt dit spreeckwoord is: Spiritus intus alit. De Geest voed alles van binnen.

De menschlijcke beeldenisse, worter als het allereedelste Begin van alle andere geschapene dingen, by gedaen, overmits, terwijl de Allerhooghste God schepte, soo stelde hy niet veel moeyte toe, maer seyde alleene, het worde een firmament of uytspansel des hemels, en terstondt was het; hy maeckte de Sonne, de Maene, en andere Hemelsche lichaemen, en terstont soo waeren dese gemaeckt: maer wanneer hy den Mensche wilde scheppen, seyde hy: Laet ons den Mensch maecken, nae onsen beelde en gelijckenisse; om te betoonen dat de Mensche het allereedelste was van alle andere schepselen.

Het witte kleed bediet de suyverheyt van het Begin, 't welck alleene van de grootheyt, goedigheyt en suyverheyt van den Schepper voortkomt, en gelijck Mars. Ficinus over het kort begrijp van Timaeus aen 't VIII Capittel seyt: Het Begin behoort voorwaer allerslechst, eenvoudighst en allerbest te wesen, want daer is niet eenvoudiger als de Eenheyt, noch beter als de goedheyt: noch is de Eenheyt niet beter als de goedheyt, noch de goedheyt eenvoudiger als de Eenheyt.

Het vierkant waer in de Griexsche letter A staet, druckt seer wel uyt het Begin van alle dingen, wesende de eerste letter van 't A B C, en de eerste letter onder de vocalen of geluyt-gevende letteren, sonder de welcke men niet een woord kan uytdrucken, noch eenigh ontwerp te kennen geven. Als mede daerom, om dat God in de Openbaeringe seyt: Ick ben de Alpha en Omega, het Begin en het Eynde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken