Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
Afbeelding van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des VerstantsToon afbeelding van titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.75 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

(1971)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Splendore del nome. Heerlijckheyt of glans van een goede Naeme.



illustratie

Een welgemaeckt Man van lijf en leeden, en van treflijck aensien, bedaeght van Ouder, gekleet in goude brocade met purper ondermenght, wesende gekroont met een krans van bloemen of roode Hiacinten, draegende aen den hals een goude keeten, leunende mette rechter hand op de kodse van Hercules, houdende met groote bevalligheyt in de slincker hand een ontsteecken fackel.

Welgemaeckt en schoon van leeden is hy gemaeckt, om dat de lichaemlijcke schoonheyt, nae de meeninge van Plato, een bewijs is, van een dapper gemoed. En Aristoteles seght in sijne Zeedekonst, dat de schoonheyt des lichaems een kenteycken van de ziele is, die in een schoon lichaem is verborgen, over een komende met het geene uytwendigh vertoont wort.

Van Manlijck Ouder is hy, want die tijd bevat al het goede dat van de Iongheydt en van d'Ouderdom afgescheyden is, want

[pagina 195]
[p. 195]

d'andere hebben veele gebreken, maer dees Ouder is 't middelst en alderbequaemst.

Met goude brocade is hy gekleet, want het eerste metael dat sijn verwe vertoont, is het goud, wesende uyter natuyre klaer en doorluchtigh, en daerom wierde het gedragen van luyden die uytblinckende eere hadden verkregen, gelijck Tarquinius Priscus, die d'eerste was, die onder de Romeynsche Koningen in triumph inreede, komende binnen Romen met eenen gulden rock: Maer hier wortse gemenght of met purper geweven, om dat de triumphkleeden van soodanigen stoffe en laecken waeren. Plinius seght datse met goud gemenght waeren. By verscheyden Poëten, als mede by Homerum, leestmen, datter geschilderde kleederen waeren, waer uyt de triumphkleederen zijn voortgekomen, gelijck Alexander ab Alexandro, in sijne geboortdaegen te kennen geeft, datse van purper en met goud waeren doorweeven: en datmen den Triumpheerders uyt het Capitolium en uyt het Paleys geene andere plagh te geven. De Heydenen gaeven niet alleene een purper kleed, maer oock selve wast in de Heylige Schrift gebruycklijck, gelijck Exodus XXVIII te lesen is: En zy sullen goud en Hyacint Îșemen, en daer nae, zy sullen den Lijfrock maecken van Goud en Hyacint, dat is van goud en purper, om dat de Hyacint ros van verwe is, gelijck Ovidius verhaelt. En is 't datmen soodanigh kleed aen treflijcke personagien plagh te vereeren, soo past het seer wel totte doorluchtigheyt van den naem. Hy is oock met soodanige bloemen gekroont: want Hyacintus wesende een seer schoon Iongelingh, wierde van Apollo in een schoone purpre bloeme, geheeten Hyacintus verandert: En om dat Apollo een beschermer was van de Zangh-Goddinnen, van 't verstand en van de konsten, soo worter geseyt, dat dese bloeme een beeld is van voorsichtigheyt en wijsheyt, die een lieflijcke reuck van sich geeft, sulx dat dese bloeme, niet buyten ons voorstel, tot een krans bequaem is, aen Mannen, die daer uytblincken in loflijcke daeden, de Werreld een goede reuck, van haer selve, naelaetende: daerom stelt Apollo dieselve bloeme tot een roem en eere van sijnen naeme.

De goude keeten wierde, tot een vereeringe, aen dappere en treffelijcke Mannen geschoncken, op wiens naeme de Romeynen, dickwijls haere opschrijvingen daer nae stelden, maeckende oock gewagh van goude keetens, die hun wierden vereert, gelijckmen insonderheyt sien kan, tot de eédele gedachtnisse van L. Sicinius Dentatus, gelijckmen by A. Gellium in sijn II boeck kan lesen.

Hy leunt mette rechter hand op de kodse van Hercules, om dat de Oude hier door 't ontwerp van alle deughden wilden uytdrucken. Waer over alle die daer lof en een heerlijcke Naeme soecken, sich oock aen de Deughd moeten leunen, verwerpende alle gebreken die de duysternisse veroorsaecken en de goede Naeme verdonckeren, gelijck Cicero mede seyt in 't III boeck van de onderlinge plichten, soudemen wel eenige saecke of profijt soo seer begeeren, datmen daer door de heerlijcke glants en goede Naeme eens vromen Mans soude willen verliesen? Wat isser doch dat geseyt magh worden, soo veel profijts aen te brengen, als het schaede soude zijn, de goede Naeme eens vromen Mans, sijn geloove, trouwe en gerechtigheyt te rooven en wegh te nemen.

Hy hout mette slincker hand en met groote bevalligheyt, een ontsteecken Fackel, passende op 't geene Mathaei 5 staet, Laet u licht voor de Menschen lichten, op dat zy u goede wercken sien, en daer over uwen Vaeder, die in de Hemelen is, mogen prijsen. En de Oude waeren gewoon het licht, Hierogliphischer wijse te nemen, om een Man uyt te drucken, die door de kracht des Verstands of des Lichaems, loflijcke en treflijcke daeden hadde uytgerecht. En de uytleggers druckten door soodaenige beteycknisse de eere en glans van de oprechte en deughdlijcke Mannen uyt, die altijd en by alle naekomelingen uytbloncken, nae de spreucke der Wijsheyt cap. III, Zy sullen uytblincken en daer heene vaeren als de vlamme door de stoppelen, en dit niet alleen op dese verganghlijcke aerde, maer oock in 't eeuwige leven. Waer over de H. Mathaeus XIII seyt, De Rechtvaerdige sullen in 't Koninghrijck haers Vaeders uytblincken, als de Sonne. Derhalven als ick dencke op de heldre lichten en den grooten glans van de onsterflijcke naeme van 't doorluchtige Huys van Salviati, dunckt my, sonder dat ick een stip van de waerheyt afwijcke, dat soo wel in 't gemeen als in 't besonder, in de doorluchtige Hoogheyt van den H. Marquis Salviati, alle deughd en eere uytblincken, die hem een eeuwige naeme en

[pagina 196]
[p. 196]

eere konnen verwerven, 't welck het gelucksalighste is voor een Man. Waer over men seer wel dit eedel dicht van Virgilius hier op kan passen:

 
V lof, u naem en eer, sal eeuvvighlijcken duyren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken