Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
Afbeelding van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des VerstantsToon afbeelding van titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.75 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

(1971)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Amor di Stesso. Eygen-Liefde. van Giov. Zaratino Castellini Romani.

Een Vrouwe met Vesicaria of Winterkers gekroont, dragende nae de slincker hand een volle opgehoopte sack op haeren rugge, en in dieselve hand een roedeken daer een rolle aen vast is gehecht, daer 't woort Philautia op staet, hebbende in de rechter hand een Narcis bloeme, en voor haere voeten sal een Pauwe staen.

Daer is geen swaerder saecke als sich selve te kennen. Het Orakel of Wonderspraek te Delphos van eener gevraeght zijnde, wat wegh hy, om totte gelucksaeligheyt te geraecken, soude inslaen? wierde geantwoort, Soo ghy u selve leert kennen. En gelijck dit een swaere saecke was, soo wierde dit door een gemeen Raedbesluyt der Griecken, boven het portael van den Tempel te Delphos gehouwen, Kent u selven. Een spreucke die Socrates, Apollo toeeygent. Dese swaerigheyd van sich selve te kennen wort door de Eygen-Liefde veroorsaeckt, die een yder verblint. Horatius seght: de blinde Liefde zijns selfs. En om datse blint is, doetse dat wy ons selve niet kennen, om dat yder sich laet duncken dat hy hupsch, aerdigh en wijs is. Varro seyt het selve. Socrates plagh te seggen, soo men in eenigh schouwspel belaste, dat alle kleermaeckers of andere handwerx luyden souden opstaen, dat niemant anders als dese souden voor den dagh komen: Maer soo men geboot, dat sich alle wijse luyden souden vertoonen, hy geloofde, datse al te saemen souden opstaen. Want yder laet sich voorstaen dat hy wijs is. Aristoteles hout, dat, om dat sich een yder Mensch selve bemint, hy sich oock laet duncken, dat al wat hy doet of seyt, aengenaem en behaeglijck zy: nae 't spreeckwoort, yder dunckt dat zijn uyl een Valck zy. Yder schept in 't zijne behagen, soo in zijne kinderen, vaederland, manieren, boecken, konsten, inbeeldingen, vindingen en wercken. En hierom seyt Cicero tot Atticum datter geen Poeet of Redenaer is gevonden, die niet hout dat het zijne het beste zy. 't Welck Catullus, als een gemeen gebreck, bevestight, alhoewel hy van Suffenus spreeckt. Aristoteles stelt in zijne Zeedekonst tweederleye slagh van eygen Liefde: d'eene die daer is schandigh en lasterlijck, d'ander die daer is loflijck

[pagina 296]
[p. 296]

en prijselijck, en dat nae de reeden. De Liefhebbers van sich selve, en dat nae de reeden, soecken andere in de Deughd, eerbaerheyt en andere inwendige goederen te overtreffen. Maer daer is een ander slagh van deughdige en wijse, die niet seer prijslijck zijn, diewelcke vermetelijck door eygen Liefde verblint, sich laeten voorstaen, datse wijser zijn als andere, verheffende haer eygen werck, sich over haeren stijl verwonderende, verachtende en te gelijck met onbetaemlijcke woorden eens anders doen vernietigende, en dat buyten alle reeden, haer selven den loff, buyten waerdigheyt, toeschrijvende. Derhalven seyde Thales, de eerste onder de wijsen van Griecken, datter geen swaerder saecke was als sich selve te kennen, en geen lichter als een ander te berispen. 't Welck de eygensuchtige Menschen doen. Want wie lichtlijck een ander berispt en lastert, geeft te kennen dat hy vol eygen Liefde en roemgierigh is, gelijck Plutarchus in zijn verhael van den Vriend en Vleyaert aenwijst, seggende, de berispinge straft de eygen liefde en ontdeckt eenige karicheyt des gemoeds. Roemgierigh en vol eygen Liefde is geweest Iustus Lipsius, die sich in veele plaetsen ontdeckt mild te zijn in 't lasteren, niet om zijn goed duncken te openbaeren, maer om andere te berispen. Voorts haelt de Schrijver Lipsium over den heeckel, door zijnen opgepronckten en gemaeckten stijl, die hy uyt de oude dichters en verlepte Poëten hadde getrocken: en alsoo dit eygentlijck de Latijnen raeckt, hebben wy dit slechts aengeroert. Om dat den voorgenoemden Lipsius op verscheyden treflijcke schrijvers, doch insonderheyt op Bembum bijt. Doch dese vermetelheyt baert haet, maer Zeedicheyt Liefde, gunste en goedwilligheyd. De Nimphe seyde tot Narcissum, gelijck Suidas verhaelt, Velle sullen u haeten, soo ghy u selve te seer bemint. Inde eygen Liefde blijft de Mensche bespott, gelijck zy de onreedelijcke dieren bespotten, om dat zy meer behagen scheppen in haer eygen geslachte, als in andere. Plato seght, de Henne heeft behagen in de schoonheyt van haer geslachte, de Hond in de zijne, de Os in den Os, den Eesel in den Eesel, en 't Vercken dunckt dat hy de schoonste van allen is. Cicero seyt in zijne Natuyre der Goden, meent ghy datter eenigh gedierte in 't waeter of der aerde is, dat niet in zijn eygen aert een sonderlingh versmaeckt schept? en voeghter dit by: datter soo groote kracht in de Natuyre is, dat de Mensch niet wil als den Mensche gelijck zijn, soo wil oock de Miere den Miere. Maer de eygen liefde heerscht noch te meerder in den Mensche, om dat hy sich veel treflijker en braever acht, als andere Menschen, alsoo hy sich inbeeld dat niemant een Mensch is, als hy selve, alhoewel hy wenscht nae 't geluck, daer in andere Menschen, hem in welvaert en voorspoet overtreffen.

De eygen Liefde is door een Vrouwe afgebeeld, om dat dieselve den Vroukens meest is ingewortelt, aengesien een ygelijck hoe lelijck of mal datse zijn, haer selve laeten voorstaen datse schoon en verstandigh zijn, daerom wort haer de Letter rol met het woord Philautia, dat is eygen Liefde, in de hand gegeven.

Met Vesicaria is zy gekroont, een kruyd dat in Egypten wies als klimop, met klavierkens uyten purperen, met een witte wortel. Want de Griecken, insonderheyt Theophrastus getuyght, dat wie een dragma daer van indronck, sich soude laeten voorstaen, dat hy de alderschoonste is. Daerom seytmen, door boerte, dat die met eygen Liefde geplaeght is, drincken sal van dese wortel; en d'oorsaecke waerom zy oock de Narcis in de hand heeft, is yder bekent, om dat gelijck Ovidius van hem verhaelt, hy sich in de schoonheyt van zijn eygen beeldenisse liefkosende, verandert is in een Narcis bloeme. Welcke bloeme verwonderinge aenbrenght. En de Minnaers van de eygen Liefde verwonderen sich door ontroeringe, van haer eigen selve. Iae daer gebreeken geene, die door eygen Liefde overgevoert, gedencken, datse in alle haer doen zijn Narcissen. Maer dese sien de groote sack van onvolmaecktheden niet, die over haeren rugge hanght, gelijck Suffenus, die sich voor een schoon, lieflijck en braef Poeet uytgaf, niet eens merckende, dat hy onsapigh en een lompe Poeet was. Waer over Catullus besluyt dat yder die in de eygen liefde is verblint, een rechte Suffenus is. Want yder vol gebreecken, kan zijnen sack, die op de rugge hanght, niet mercken. En dit komt door eygen Liefde, die de sinnen verdonckert, datse als betovert zijnde, anderer luyden gebreeken, oock hoe kleyn die

[pagina 297]
[p. 297]

zijn, wel weeten te siften, konnende haer eygen, hoe groot die oock zijn, niet bemercken. 't Welck Aesopus te kennen geeft, als wanneer hy den Mensche met twee sacken afschildert, d'eene voor den borst, d'ander op den rugge, in de voorste wierp hy eens anders gebreeken, maer op den rugge zijn eygen. Om dat wy, door eygen Liefde, onse feylen, soo niet konnen sien, als wel eens anders.

De Pauw is een beeld van eygen Liefde, om dat het een Vogel is, die in haeren gemaelden en opgepronkten steert, seer groot behagen schept, want als zy die sluyt en opent, soo draeyt zy sich rontomme en besiet dieselve hovaerdelijck. Waer uyt dit spreeckwoord is gekomen, Hy pronckt sich als een Pauwe. 't Welck men tegen eene plagh te seggen, die te seer op sich selve is verlieft, en die sich rontom streelt en pronckt, behagen hebbende in zijn persoon, jae in al wat hy doet of seyt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken