Liberalita. Mildigheyt.
Een Vrouwe met holle oogen, en een vierkant voorhoofd met een Arents neuse, wesende in 't wit gekleet, met een Adelaer op 't hoofd, in de rechter hand een Passer houdende. Ook een omgekeerde overvloets hooren, waer uyt eedele steenen, geld, goude keetenen en andere kostelijckheden vallen, in de slincker houd zy een ander Overvloets hooren vol bloemen en vruchten. Men kan haer oock een dobbelsteen in de hand geven.
Mildheyt is een middelmatigheyt, om alles uyt te deelen, door een deughdigh en gematight weesen.
Zy wort met holle oogen en een vierkant voorhoofd geschildert, door de gelijcknisse van den Leeuw, wesende het mildste onder alle onvernuftige Dieren, en met een Arents neuse door de gelijcknisse van een Adelaer, wesende de miltste Vogel van allen, waer van zy oock de beeldnisse op den hoofde draegt, om te betoonen, dat dese mildigheyt niet by geval bestaet, om also sijne eygene goederen uyt te deelen, maer alleen uyt een inwoonende bequaemheyt des gemoeds, gelijck als andere deugden. Plinius seyt dat dese Vogel den roofhaelt van alle dieren, en dat door eygen naerstigheyt, niet soo seer om zijn lust, maer uyt liefde, om andere Vogelen mede te deelen, sich daer in verblijdende, dat door zijne vlijtigheyt, veele mogen werden onderhouden. De twee overvloets hoornen bedieden, dat de volheyt der rijckdommen, het rechte middel is om de mildheyt te oeffenen, wanneer die neffens haer macht en vermogen, met een edel gemoed is vergeselschapt.
Het witte kleet wil seggen, dat gelijck dese verwe slecht en suyver is, dat alsoo de mildheit moet wesen sonder hope van eigen baet.
De Passer betoont, datmen de Mildigheyt moet afmeten na de Rijckdommen die men besit, en nae de waerdigheyt van de persoonen, aen diewelcke men dieselve uytdeelt.
De dobbelsteenen worden gestelt om te betoonen, dat die Mensch even mild is, die uyt zijn weynigh, weynigh, als die geene, die uyt zijn veel veel geeft, want zy blijven van alle sijden altijd in haere volle macht.