Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
Afbeelding van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des VerstantsToon afbeelding van titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.75 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

(1971)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Generosita. Moedigheyt, Eedelmoedigheyt, toegeschreven aen Carel Emanuel, Hertogh van Savoyen.

Een seer schoone Ionge Dochter, aen wiens schoonheyt, alle de leedemaeten van 't lichaem in gelijckmaetigheyt en aerdigheyt over een komen. Zy sal de blonde hoofdhayren in seer aengenaeme maniere gekrult en gestrengelt hebben: zijnde gekleet met een Koninghlijcke dracht, met een

[pagina 333]
[p. 333]

goude kroon op 't hoofd. Zy sal haer naeckte rechter hand uyt steecken, waer in zy goude keetenen, en eedelgesteenten sal houden, oock andere dingen, van grooter waerde, om die te vereeren. Leggende de slincker hand op 't hoofd van eenen Leeuwe, die seer gemeensaem en seer aerdigh by haer staet.

De Eedelmoedigheyt wordt jongh gemaeckt, want gelijck Aristoteles seght in 't 2 boeck van zijne Rhetorica, soo blinckt in den Ionghelingen de Grootmoedigheyt meest uyt: waer door zy haer oock groote dingen waerdigh achten, en daer nae wercken zy alles grootmoedigh, 't welck Giov. Pont. bevestight, seggende, gelijck een yder grootmoedigh van gemoed is, alsoo is hy oock eergierigh, waer toe hy selve, door de natuyre wort wegh gevoert. En Ovidius seyt tot Livium, van den bynaem der Ieughd, dat de Eedelmoedige Ieughd, de swaerigheyt door de worstelinge soeckt te boven te komen. Zy wort schoon van gesicht vertoont, om dat de Grootmoedigheyt, niet alleene tot haer ooghwit heeft, heerlijcke en deughdige daeden uyt te voeren, maer oock om van sich te verjaegen alle schande en gebreecken: en derhalven is 't betaemlijck, dat oock het lichaem mette uytwendige schoonheyt over een kome, dieder gemeenlijck een klaer teycken is van de inwendige schoonheyt. Want Ambrosius seyt, de gestalte des lichaems, is een ontwerp des gemoeds, en een beeldnisse van de Vromigheyt. Seneca seyt in den 37 brief: De Eedelheyt des gemoeds is de moedigheyt der sinnen, en de Eedelheyt des Menschen is een grootmoedigh gemoed, en dit heeft een grootmoedigh gemoed als heerlijck, dat het wort opgeweckt, tot eerlijcke saecken. De blonde en schoone hoofdhayren, bedieden dat in de grootmoedige geen snoode noch vuyle gedachten berusten, maer heerlijcke en eerlijcke, als die, aen de hoogheyt van haere natuyre, gelijckformigh zijn, en waer toe die haer treckt. Het Koninglijcke kleed mette goude kroone op 't hoofd, bedieden de hooghste eedelheyt, waer in dese deughd waerdighlijck bestaet: Want gelijck het goud uyt haere natuyre eedel, suyver en blinckende is, alsoo is de Eedelmoedigheyt soodaenigh, datse alleene in haere grootmoedigheyt en eygen eedelheyt, wort bewaert en onderhouden, niet een stip daer van ontaerdende, gelijck de Philosooph seyt. De bloote rechter arm mette hand om hoogh, om de rijckdommen uyt te deelen, vertoont, dat de Eedelmoedigheyt, die bestaet in 't vereeren, bloot is van alle eygen baet, hebbende alleene het ooghwit, op 't geene haere eedelheyt en grootmoedigheyt betaemt. Want zy acht datse schuldigh is weldaeden te doen, en soose die niet uytvoert, achtse niet gevordert te hebben. Datse de slincker hand op 't Leeuws hoofd houd, bediet de overeenkominge die de Leeuw met een moedigh Man heeft: diewelcke, nae 't overeenstemmen van alle Schrijvers, onder alle viervoetige Dieren, de opperhoofdigheyt behoud, door zijne Eedelmoedigheyt en dapperheyt, altijd een wreed gesicht vertoonende, aen die hem soeckt te beschadigen, en in 't tegendeel, soo misdoet hy niemant die voor hem wijckt. Alsoo is oock een eedelmoedigh Man, die alhoewel hy geplaeght en geterght wort, soo draeght hy sich nochtans onverwinlijck en sterck in alle rampspoeden, door zijne dapperheyt. Waer over Cicero seyt, die van een dapper en hoogh gemoed is, veracht alle tegenspoet, die een Mensch soude mogen treffen, en achtse als niet. Daerentegen alles vaerdigh vergevende, die van hem vergifnis versoecken. Waer op dese dichten tot ons voorstel wel passen, die eertijts Caesar Augustus waeren toegeeygent:

 
De Gramschap van den Leeuw den overwonnen spaert,
 
Ghy wint steets, dat ghy toont u overgoede aert.

Tot gelijcke eedelheyt der Leeuwe voegen sich dese dichten:

 
Het is den Leeuw genoegh dat hy zijn vyand knelt,
 
Wanneer hy die verwint, dan is zijn toorn gevelt,
 
De Wolf en wreede Beyr 't geselschap zijn der snooden,
 
Die den verwonnen Mensch met groote wreetheyt dooden.

Hier sietmen met verwonderinge hoe dit eygentlijck past aen 't seer oude en doorluchtige Huys van Loreinen, dat tot zijn devijs eenen Koninglijcken Leeuw voert, niet alleen om datter soo veele Koningen en onverwinnelijcke helden van de voorgaende eeuw, uyt dit oud geslacht, zijnde 't oudste en eedelste van Italien, sijn gesproten, maer om dat in 't besonder, sijn doorluchtige Hoogheyt de groote Carel Emanuel, sich so wel in vreede als oorlogh, door sijne heerlijcke daden, de Werrelt heeft bekent gemaeckt, sulx datmen niet kan twijflen, of zijn Hoogheyt in 't besonder, past dit lof seer wel, en dat hy derhalven een onstersflijcke naeme, by den Naekomelingen, heeft verdient.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken