Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
Afbeelding van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des VerstantsToon afbeelding van titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.75 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

(1971)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Theoria of Spieglinge, van den Heere Fulvio Mariotelli.

Theoria by den Griecken een bediedlijck woord van beschouwinge of spieglinge, is tot ons gekomen, om daer door alle beleydinge van de reeden, te geven, gegront zijnde in de oorsaecken van de dingen, nae haere ordre, mette aenmerckinge van de beginselen, die niet van de sinnen, maer veel eer aen 't verstand hangen. En dese maecken de Practijck, die tegen de Theorie gestelt wort: En dat ten aensien de beginselen, die alleen daer nae zijn gestiert, om door de konste wel te wercken, te weeten, nae een maete en perck, gelijck Aristoteles dat in 't begin van zijne geheele Metaphysica getuyght: Waer over dan de Theorie sal wesen een kennisse en leydinge van de beginselen, die soo wel sonder middel, als door middel van het verstand afdaelen. En om dat de beginselen, die uyt het begrijp van de sinnen spruyten, soo veel te sekerder worden gehouden, hoese meer sonder middel, daer aen vast zijn, alsoo sal men oock in 't tegendeel van 't verstand mogen seggen, dat haere beginselen daerom te waerachtiger zijn, hoe zy verder van de sinnen, zijn afgescheyden. Soo sullen wy dan seggen, dat een vast, oprecht en eerste beginsel van de geheele Theorie of Spieglinge, niet anders is, als God. Want geen dingh kan begrepen worden, dat te verre met de sinnen van hem is afgescheyden, en van gelijcken dat meer met het verstand vereenigt is, als hy alleene; wesende de eerste en oneindelijcke aldermachtighste van sich selve, en de alderkrachtighste oorsaecke van ons verstand; sulx dat het veel meer met het Menschlijck weesen strijd, een verstand te hebben, dat vreemt is van de kennisse Godes, als een sin te hebben, die verre afgescheyden is van de kennisse, van de beweginge, van de koude, hette en andere gelijcke toevallen. Want, gelijck dese dingen, die geheel aen de sinnen hangen, gelooft worden sonder eenige hulpe des verstands: alsoo

[pagina 501]
[p. 501]

hanghtmen oock God, die in alles verstandelijck is, met het verstand haestigh aen, sonder eenige uyterlijcke werckinge, die van den inwendigen en vast gestelden sin der ziele, weinigh geacht wordt. En hierom hebben misschien de Griecken God, Theon van het eygene woord Theoria genoemt: als of God in al onse overwegingen niet anders was als het begin en de eerste forme of gedaente. En aldus bekent zijnde, dat de Theoria van de Practica, in dier voegen onderscheyden wert, als het verstand van den sin, of de begrijplijcke sake van de sinnelijcke: soo kan men lichtlijck seggen, dat van de vijf inwendige habiti of bequaemheden, die van Aristoteles in zijne Ethica gestelt zijn, de weetenschap, de konst en de kloeckheit, totte Practijck behooren, en totte Theoria wijsheyt en verstand, en dat de kennisse, die van beide sijden afkomt, door het Menschelijck begrijp, de middelplaets houd. Ten opsicht van dese omstandigheden oordeele ick, dat de Theorie seer bequaemlijck in de gedaente van een jonge Vrouwe, die om hoogh siet, kan vertoont werden. Houdende de beide handen te samen gevoeght: hebbende op 't hoofd een opene Passer, die mette beyde beenen om hoogh gekeert is, wesende adelijck in Hemels blaeu gekleet, sich gelaetende om boven van een trap af te gaen, bediedende door alle dese omstandigheit, eenige uytmuntentheyt, edelheyt en hoogheyt.

De Iongheyt bediet, snelligheyt, vaerdigheyt, hettigheyt, leven, hope, en vrolijckheyt: al te saemen dingen die totte Theorie seer wel passen. Want de kennisse van de ordre der oorsaecken, houd het gemoed wacker, stoutmoedigh, vast, vrolijck, vaerdigh, gereet, vast van voornemen en krachtigh.

De verwe van 't kleet betoont, dat, gelijck het laeste uyteinde van ons gesicht, door middel van 't licht, dese verwe is, die in den Hemel verschijnt, dat also het uyterste einde van ons verstand, door 't middel van de overweginge, God self is: wiens eygene plaets en zetel, geproportioneert met zijne Natuyre, (wesende de Natuyre van alles) is de Hemel self.

Het aengesicht om hooge gekeert, vertoont ons, dat gelijck onse oogen gelijcknisse hebben met den Hemel, met het Licht en met de Sonne, alsoo is ons verstand, mette Hemelsche dingen en met God. En gelijck in 't oogh, door het gesichte, een nabootsinge is van den Hemel, die dien ronden ooghappel omvangen heeft met seven vellekens, die de seven Planetische ronden des Hemels vertoonen: soo staeter in 't midden een hart klootjen, dat zijn licht van de groote en kleyne circkels ontfanght, doch met verscheyden weerschijningen, tot een onderscheyt van de aerde: Daerom soo kan men oock seggen, dat in het verstand zy een naevolginge van God of der Godheyt. Maer dit wort soo kort en nauw vertoont, als sich de geheele Hemel laet sien, in de draeyinge of ronde van onse oogen.

De trappe heeft haere besondere gelijcke onderscheydlijcke treeden, die na des Menschen tret gematight zijn, om met een selfde beweginge opwaerts en nederwaerts, op een selve tijd, te gaen: Waer in vertoont wert, dat alsoo van gelijcken, de verstandelijcke dingen hare ordre en gelijckmatigheyt hebben, om van trap tot trap van de saecken die verre en nae by zijn, door den tijd, die daer is een maete van het voortgaende, en van alle beweginge, alles te overpeinsen: konnende het Menschlijck verstand, sonder den tijd, de overweginge van het meer of min, niet vast inbeelden noch verseeckeren.

De handen en armen die als in een circkel gehouden worden, en het hoofd in 't midden, vertoonen eeniger maete een Griexsche Θ: En daer mede plaghtmen, om kortheyts wille, de Theorie uyt te drucken, sonder datmen andere letters schreef. En datse de handen op 't hoofd houd, bewijst, datse de Theorie en kennisse van de oorsaecken, heeft verheven boven de ervaerentheyt, en datse dieselve in de grootste verheventheyt van den Mensche, staende houd, door de werckingen, die daer zijn gereetschappen om te onderstutten, alwaer de Theorie of Spieglinge des gemoeds niet is.

De Passer mette punten om hoogh gekeert, vertoont even 't selve, als het aengesicht doet, siende nae hooge dingen. En de Passer bediet door sich selve altijd, een maete: want die is het alderbequaemste wercktuygh datter in 't gebruyck is, om de dingen te meeten, hebbende in sich geene vaste merck-paelen noch teyckenen, konnende nochtans tot alle teyckenen en mercken,

[pagina 502]
[p. 502]

waer toe dieselve met haere punten streckt, gebruyckt werden. 't Is een eygen instrument om den circkel te trecken, wesende de eerste irrationale figure, waer van de redenen van alle de andere hangen, als van haer eerste en eygen beginsel: Waer over Euclides in de stellinge van de eerste beginsels in 't eerste van alle stelt den gelijcksijdigen Driehoeck, die sonder middel door den circkel bewesen wort, en door de werckinge van den Passer. En hier uyt spruyt de swaerigheyt, die de Mathematici of Wiskonstenaers altijt gehad hebben en noch hebben, over de quadrature of vierkante metinge des circkels, met d'andere figuren. De Passer bediet oock de oneindelijckheyt, om dat dieselve in haere beweginge geen einde heeft, en om datse tot oneindelijcke einden kan gebruykt worden, en overmits zy al werckende sich rust en beweeght, soo isse een, en geen een, t'samen gevoeght en gescheyden, scherp en stomp: scherp waer zy sich scheyd, stomp alsse de beenen by een doet, gelijck de voeten van een Mensch: waer door zy (met beurten het eene been bewegende, terwijl het ander rust) de treeden of passen maeckt: Waer over haer den naem van Passer gegeven is. De Latinen naemdent door de omtreckinge, een circkel, en de Griecken Αλαθητης, dat is soo veel als Passer, en de Italiaenen heetense sesto, dat van assestare, dat is van justeren of vereffenen heer komt, nae de waere maete van den sextant, wesende 't minste in de waerdie van 't geld, by ons een penningh. Van de Griecken isse in twee letteren vertoont, γ λ die beyde dat geheel vertoonen, 't welck Pythagoras in een alleen aenmerckte.

En om 't gerijf van dit gereetschap, soo is noch de Vinder desselven in levendiger gedachtnisse, diewelcke geweest is Tales van Athenen, de Neef van Dedalus: sonder welck men seer swaerlijck soude konnen hebben de langhte of breede, van Hemel of Aerde: jae oock van den Mensche selve, soude men de rechte gelijckmatigheyt, sonder den Passer, niet konnen aenwijsen; gelijck ick 't selve in mijne nieuwe Enciclopaedia of Konst-keetingh, die ick ten eersten, met Gods hulpe, hoop aen den dagh te brengen, heb bewesen. Om alle dese redenen wort de Passer, op de Theorie, wel gepast, staende mette beenen om hoogh, nae den Hemel gekeert, wesende dieselve een Circkel of Spherische figure. En boven alle dese redenen past oock de Passer wel totte Theoria, want zy bediet de waere maniere van onse wetenschap, om dat de Menschlijcke kennisse niet anders is, als alle dingen op zijn maete te passen, effenen en schicken. Ten welcken aensien, gelijck Diog. Laertius seyt, zijn de Philosophen, eerst Analogisten, dat is, Passers of Overeenschickers genaemt geweest.

De Passer is gemaeckt als van twee leeden, die ten deele gelijck, en ten deele ongelijck zijn: gelijck, voor soo veele de langte, maer ongelijck, voor soo veele de ronde drayinge en de mededeelinge van 't midden, aengaet. Want het eene deel raeckt aen 't midden, alwaer het te gelijck maer eens vast is, en 't ander raeckt het met haeren arm, tweemael. Waer uyt oock de bediedenisse, van de reeden lichtlijck blijckt, waer aen alle onse kennisse hanght, wesende dieselve, wanneer die met reeden wort toegestelt, mede van twee leeden: Waer van d'eene algemeender is als d'ander, maer van een gelijcke macht, ten aensien het besluyt. En het middel-perck bind te gelijck de beyde uyterste omtrecken: waer door zy gelijcklijck algemeen, of ten minsten niet gelijcklijck bekent zijn. Soo goed en rechtvaerdigh als de Passer is, om een circkel te maecken, en de grootheyt van de dingen te meeten, soo oprecht en waerachtigh is oock van gelijcken de reeden, om door dieselve een bewijs van den circkel of lijne toe te stellen. En overmits de nuttigheyt van de reeden, tot haer wit heeft, datse haere wercken of handelingen ten laesten effene, soo komt het hier uyt, dat door de gelijcknisse van den Passer, onse wercken, of recht of onrecht, worden geheeten, nae datse sich met de Reeden, of nae de Wetten, over een schicken en passen. Welcke gerechtigheyt der Wet, om datse is de band van het Burgerlijcke leven, alsdan volmaeckt is: even als de circkel van de lijne gemaeckt wort, te weeten, dat het leven God diene, die 't selve heeft gegeven. Aldus trecktmen onberisplijck van de linie af, tot de vereeninge van zijn begin. En dit Begin is 't alleene, dat de eertijtelen van Wijsheyt geeft, want het is een saecke, die de Menschlijcke kracht te boven gaet, hebbende een Hemels kracht van nooden, die de ziele ge-

[pagina 503]
[p. 503]

heel suyvert van alle aerdsche genegentheeden. Gelijck dit onder andere Platonisten, Iamblichus bewijst, tot wien dit behoudende licht noch niet was gekomen, maer was alleene, om 't selve den Naevolgers van Christo, die de eeuwige Wijsheyt des Vaeders is, te openbaeren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken