CXX.
Journalist of professor, of allebei?
‘Twee maanden of zoo geleden schreef mijn vriend dr. Nuyens te Westwoud mij over een plan om onder onze gezamenlijke redactie een tijdschrift op te richten. Ik had er razend veel zin aan, maar sprak voordat ik antwoordde, eerst met Monseigneur, zooals mijn christelijke plicht was. Na veel heen en weer praten zeide Mgr.: Wat denkt gij dat ik met u doen wil? Ik antwoordde: Daar heb ik nooit over nagedacht, en dat kan mij ook niets schelen. Uw Doorl. Hoogw. weet even goed als ik dat het gewone, pastorale practische leven buiten mijn bevoegdheid ligt. Met ordinaire menschen kan ik geen vijf minuten praten, en in den biechtstoel schaam ik mij over mijn eigen geweten meer als over dat van anderen. Ik weet dat God mij een pen heeft gegeven en zoolang ik die kan vasthouden zal ik schrijven. Elke positie waarin ik dat doen kan is mij wel. Toen zei Monseigneur: Dat is goed. Ik wil u professor maken. Wij zullen veranderingen brengen op het Seminarie. De directeur zal vertrekken, prof. Mutsaers zal alleen voor de Schriftuur blijven en gij zult de Kerkelijke Geschiedenis doceeren. De president kan best alleen den boel administreeren. Ik bedankte Mgr. voor zijn goedheid en vroeg of hij den president gesproken had. Dat zal ik eerstdaags doen. Doch houd er u in het eerst maar stil over.
Zoover was ik met mijn zaken en dus nog niet heel ver. Alle teekenen schenen aan te duiden dat ik hier blijven zou. Zaterdagavond heb ik brutaalweg gevraagd: Mgr. wat denkt u erover, wanneer moet ik mijn leer-cursus opnemen? Ja, zei Mgr., misschien in October, misschien in November, op een maand komt er dat niet op aan. - Heeft U den president er over gesproken? Ja, en die was best tevreden. Toen heb ik er den president ook eens over gesproken. Deze weet nog evenmin als ik wanneer dat professoraat beginnen moet. Waarschijnlijk echter zegt deze, na de groote vacantie. De kansen zijn er dus voor dat ik in Augustus of misschien nog eerder thuis kom. Dan hebt gij mij. Ik ben nu bezig mij klaar te maken om met fatsoen de jongens Kerkelijke geschiedenis te kunnen inpompen. 't Is een prachtig vak en mijn lievelingsstudie.
Maar nu is er weer een spaak. Mgr. Smits van de Tijd heeft