Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De doolhof (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van De doolhof
Afbeelding van De doolhofToon afbeelding van titelpagina van De doolhof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.79 MB)

Scans (9.78 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De doolhof

(1946)–Marianne Philips–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

II

Dien avond zat ik bij het keukenvuur naast mijn geopend valies en zag toe hoe Suzanne de eene jabot na de andere streek en voorzichtig erin neervlijde. Wij waren alleen, want mijn gouverneur had Jerôme, den bleeken bediende, bij een kan appelwijn in zijn kamer genoodigd. Achter de deur hoorde ik luid pratende stemmen en den nadrukkelijken knokkelslag die een neergeworpen kaart begeleidt. Mijn gouverneur begroette steeds met vreugde ieder bezoek dat hem afleiding bracht en overtrad daarvoor gaarne de voorschriften der étiquette, die immers verbiedt dat men speelt met zijn minderen. Zijn knorrende, heesche geluiden en de roestige neusklanken van Jerôme vormden een duet dat geheel ons bescheiden huis doorklonk. Boven mijn hoofd, in de kamer van mijn moeder, ging onafgebroken het lichte getik van haar hakjes; ze had een onrustigen dag gehad, zei Suzanne.

‘Was het de schrik om hun aankomst?’ vroeg ik schuldbewust, want ik verweet mij nu, dat ik bij mijn dwaze vlucht alleen aan mijzelf had gedacht.

‘Ze heeft natuurlijk de koets gezien,’ zei Suzanne. ‘De vorige keeren was ze even onrustig, maar nu loopt ze rond en zoekt een uitweg.’

[pagina 21]
[p. 21]

‘Suzanne,’ zei ik, ‘vertel me wat je weet. Wie is zij en wat ben ik? Misschien zit ik nooit meer bij je zooals nu.’

‘Ik heb het al meer gezegd, Sieur Jean, wat u weten wilt, weet ik niet.’

‘Vertel dan wat je wel weet, Suzanne.’

‘Wat ik wist, heb ik u verteld. Maar misschien zien wij elkaar inderdaad hierna niet meer. Hebt u een beetje van me gehouden, Sieur Jean?’

‘Suzanne, waarom zeg je niet Jean, zooals vroeger, toen ik klein was?’

‘Hartekind, dat zal ik doen. Als ik aan je denk of voor je bid, noem ik je altijd nog Jean. Vraag maar. Als ik kan, zal ik antwoord geven.’

Ze schoof haar strijkplank dichter naar den haard waar ik zat. Haar hoofd boog zich over het werk, haar woorden kwamen en gingen in de huiselijke cadens van het glijdende strijkijzer. Telkens als een fijner plooiende val haar aandacht vroeg, stokten de woorden een luttelen tel eer ze voortvloeiden naar de volgende spannende handgreep. Ik volgde geboeid haar bewegingen, zooals ik sinds mijn kindsheid had gedaan als ik bij haar in de keuken toezag. Suzanne had brave, zorgzame handen, handen van eenzelfde expressie als haar bruine oogen, als heel haar pokdalig maar vriendelijk oudevrouwen-

[pagina 22]
[p. 22]

gezicht in de witte muts. Ook nu bracht de overgave aan het werk zulk een glans van toewijding over haar wezen, dat ik mij eerbiedig voelde worden.

Later, te velde, heb ik mijn plunderende soldaten desnoods met geweld afgehouden van werkplaatsen en boerderijen. Verlaten kasteelen en patriciërshuizen, dien buit gunde ik een enkele maal mijn krijgsvolk, want het soldatenvak is een hard beroep. Maar wat met handen wordt gewrocht, is eigendom van God. Dat heb ik geleerd bij de boeren van Normandië en in de keuken van Suzanne.

Met mijn oogen op haar voorzichtig plooiende vingers uitte ik gemakkelijk de moeilijkste vraag.

‘Suzanne, wie is mijn vader?’

‘Hoe zou ik dat weten, Jean? Toen je moeder hier aankwam met twee zusters van barmhartigheid, was ze al van zinnen. Nooit heeft ze meer met me gesproken in gewone woorden. Na vijf maanden werd je geboren en de oude pastoor heeft je gedoopt. Jean Louis Armand doopte hij je, maar er was geen peter aanwezig. Zeker heeft de oude man iets geweten, want hij huurde mij toen de plaats nog leegstond, maar ik kende hem niet genoeg om te durven vragen en hij stierf een jaar later.’

[pagina 23]
[p. 23]

‘Is er dan nooit iemand gekomen, die je iets had kunnen vragen?’

‘De notarisklerk uit Rouaan, die de pachten int en mij het huishoudgeld geeft, kon evengoed doofstom zijn, dat weet je. En Jerôme ziet mij zelfs niet aan, ik geloof dat hij heenziet over alle vrouwen. Het is een vreemde man, maar je voogd vertrouwt hem in alles, zeggen de lakeien.’

‘Suzanne, wie heeft den graaf de voogdij over mij gegeven?’

Suzanne zette haar strijkijzer op zijn kant en keek mij hoofdschuddend aan. ‘Je vraagt te ver voor mij, Jean. Hoe kan ik iets afweten van groote heeren als de Graaf d'Auzun, die de halve streek bezit?’

Suzanne hing de olielamp verder voorover, de pit flikkerde op. Zeker zag ze de onlust van mijn trekken, want met een greep naar haar ijzer zei ze troostend:

‘Tob er niet over, Sieur Jean. Een edelman ben je zeker. Niemand in de wereld heeft zoo'n rechten rug als mijn bakerkind.’

 

In den vroegen morgen zadelde ik mijn vos en leidde hem uit den stal naar het voorplein waar de reiswagen al gereed stond. Suzanne kwam aandragen met mijn valies en een mand mond-

[pagina 24]
[p. 24]

voorraad, maar ik greep ze haar uit handen eer zij ze in de koets kon plaatsen.

Mijn gouverneur, in een driedubbele manteljas, zat al in den besten hoek. Ook hij was door mijn voogd opgeroepen en terecht onderstellend dat zijn dienstbetrekking ten einde liep, gedroeg hij zich aanmatigender dan ooit. Ik wenschte mijzelf geluk met het besluit dat mij den vorigen dag zoo plotseling was ingegeven en dat ik nu ten uitvoer zou brengen. Toen Jerôme met een lichte buiging naar het portier wees, schudde ik luchtig mijn hoofd en wees op den vos.

‘Ik zal ditmaal niet met je meerijden. Ik reis liever te paard.’

Mijn gouverneur stak zijn beenen verder naar voren, doch Jerôme bleek verontrust en zichtbaar in zijn eer getast.

‘Mij is opgedragen u persoonlijk te vergezellen, jonker. Ik ben voor u aansprakelijk op deze reis.’

‘Je bent aansprakelijk voor mijn goede aankomst op Château d'Auzun, dat is alles. Wanneer denk je er te zijn?’

‘Met een dag of tien, jonker.’

‘Dan ben ik er eerder. Mijn vos loopt tweemaal zoo vlug als die karrepaarden. Hoe staat het met het reisgeld?’

[pagina 25]
[p. 25]

‘Het gaat werkelijk niet, Jonker.’

‘Ik laat me in geen geval trekken in die staatsiekist. En ik wensch ook geen fâcheux troisième te zijn bij jullie gokspelletjes. Maar een beetje reisgeld heb ik noodig. Geef maar wat je missen kunt.’

‘Ik ben alleen verantwoording schuldig aan mijnheer den graaf.’

‘Dan kom ik er wel zonder geld. Adieu.’

Ik gespte mijn valies achter het zadel en voelde tevreden dat ik tegen de situatie was opgewassen. Ik had weinig behoeften, Suzanne kon mij wat leenen en wellicht was het zelfs beter om op dezen tocht de dure logementen te mijden. Overal lag het land open voor een eenvoudig ruiter zonder pretenties. De voorgenomen reis werd mij steeds aantrekkelijker.

Het duurde nog een half uur eer Jerôme inzag dat ik van plan was om mijn wil door te zetten. Hij werkte eerst op mijn gemoed, toen op mijn waarschijnlijke vrees voor den comte d'Auzun en tenslotte eenvoudigweg op mijn verstand, dat toch moest begrijpen hoe onmogelijk het was om zonder behoorlijk reisgeld Zuid-Bourgondië te bereiken. Zelfs maakte hij toespelingen op een langdurig pleisteren te Parijs, waar hij een jongen man wel het een en ander wist te toonen. Maar ik weerstond hem zonder moeite

[pagina 26]
[p. 26]

en overwon hem eindelijk door het aanbod om hem onderweg in enkele groote steden te ontmoeten, zoodat hij zich van mijn welstand zou kunnen overtuigen. Op deze belofte ontving ik ten slotte een goedgevulde beurs, die mij een eindweegs brengen zou. Doch hij bleef zichtbaar beleedigd en toen de koets zich in beweging zette, staarden de bolle en de scherpe facie, als twee profielen op één munt, mijn afscheidsgroet voorbij.

 

Ik wachtte nog tot bij het zachte vallen van den lenteavond de onrust mijner moeder zoover was afgenomen, dat ik het wagen kon haar te bezoeken. Haar handmeisje wees mij meelijdend op het arme ineengekrompen figuurtje, weggedoken in een hoek van de sofa. Haar blonde, slechts even doorgrijsde haren, die anders bleekgoud geborsteld onder haar kantkapsel lagen, hingen haar nu verward om de ooren en tusschen haar gespreide vingers zagen haar opgegespalkte oogen mij ontzet aan.

‘Het is Sieur Jean, mevrouw,’ zei het meisje, maar mijn moeder hoorde noch verstond haar woorden. Ik was niet teleurgesteld, want ik was gewend, dat ze mij slechts een enkele maal herkende. Gewoonlijk maakte ze een diepe révérence, als voor een hooggeplaatst persoon.

[pagina 27]
[p. 27]

Soms echter glimlachte ze den vagen glimlach waarmeeze vroeger bij mijn spel had toegezien, als ik onder haar raam hoepelde of den tol dreef. Mij was die glimlach het teeken, dat ze den jongeling gegroeid wist uit het kind en ik verheugde mij steeds als hij om haar lippen gleed. Doch ditmaal ontmoette ik slechts den angstigen blik van haar groote grijze oogen.

Ik waagde mij niet dichterbij. Het was moeilijk om haar hier en zoo te verlaten, want ik giste dat mijn weg zich wellicht voor langen tijd zou afbuigen van haar en de plaats waar zij leefde. Maar het moest. Dus maakte ik een onderdanige buiging, en zij, blijkbaar verlicht van haar hevigsten angst, wuifde haastig een schuwen groet. Toen ik de deur achter mij sloot, schreide mijn hart, waarom wist ik zelf niet. Hoe kan men schreien om het verlies van wat men nimmer bezat? vroeg ik mijzelf. Maar de pijn in mijn borst bewees, dat mijn hart meer begreep dan mijn verstand.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken