Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.63 MB)

XML (2.16 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXII. Hoofdtstuk.
Van de Vaten tot het Autaar gewyt; de Altaardoeken, Kelkdekzels, Handtdoeken, en andere Versiersels der Autaren en Kerken.

Ga naar margenoot+ De beschryving van 't Autaar gedaan, zoude gebrekkelyk zyn, indien wy niet van de Vaten en andere dingen daar toe behoorende tot sieraadt en de plechtigheit van den Dienst dienende, gewag maakten, zulks die tot het gebruik van de Eucharistie dienen moeten. Het een en 't ander beurt de zielGa naar voetnoot(e) ter betrachting van Hemelsche zaaken op, en verplicht haar om Godt te zegenen. Dus drukt zich een Roomsche Prelaat uit, die 'er byvoegt dat het gestel deezer dingen eene Handeling van den Latrie-dienstGa naar voetnoot† zy.

't Is den Waereldlyken niet geoorloft zich van gewyde Vaten te bedienen. Niemandt dan den Geestelyken komt het toe, om 'er de handt aan te slaan, en 't is een gebruik 't welk de Christenen van de Jooden hebben ontleent.

[pagina 313]
[p. 313]

Ga naar margenoot+ De Kelk moet van goudt of zilver zyn. 't Is een regel, om gedachten te doen hebben, dat de Kerk ryk is. De stoffe der Kelken heeft aan Bonifacius Bisschop en Martelaar een gedachte ingestort, die wy in de AanmerkingGa naar voetnoot(a) uitdrukken. Deeze Prelaat was weinig door de ongebondenheit der Geestelyken van zynen tydt gesticht.Ga naar voetnoot(b) In de Kindschap der Kerke waren de Kelken van hout; ook was zy toen niet dan een visschers scheepje gelyk. Vervolgens maakte men de Kelken van glas en marmer, en eindelyk van zilver en goudt. Het verwyt wierden, als ook de Kelkdekzels.Ga naar voetnoot(c)

De gewoone hoogte der Kelken moet voor de kleinen van negen duimen, en die van de grooten van elf of twaalf duimen zyn. Het Kelkdekzel moet uit de zelfde stoffe als den Kelk bestaan. Het gebruik van 't zelve is om 'er de Gewyde Hostie op te leggen. Dit KelkdekzelGa naar voetnoot(d) moet evenmaatig met de grootte van den Kelk zyn, te weeten, zes of acht duimen middellynig.

Ga naar margenoot+ De CiborieGa naar voetnoot(e) waarin het H. Sakrament bewaart word, moet ten minsten van zilver en van binnen verguld zyn. De voet van de zelve moet een halve palm hoog wezen: de kop of beker geëevenmatig naar de grootte; de bodem van den beker een weinig verheven, om de Hostiën op te neemen, wanneer 'er niet veel zyn en opdat men de beker te beter uitveegen kan. Men moet ze niet te land in de Ciborie laaten, zonder die te zuiveren, beducht voor beschimmeling zynde:Ga naar voetnoot(f) Ten minsten moet men ze ook om de acht dagen reinigen. De geringste byzonderheden om de Ciborie te beschryven zullen we overstappen. Haare hoogte moet gemeenlyk van negen duimen zyn, te weeten, drie voor den beker, en zes voor den voet. Een sluier uit een kostelyk wit stof bestaande, rondom gefranjet bedekt de dierbaare Hostie-kas.

Insgelyks moet 'er een Bus zyn om den Kranken de Communie toe te brengen; de zelve moet van zilver en van binnen verguld wezen. Wanneer men verre gaan moet en een moeielyken weg te gebruiken heeft, steekt men die in een witte zyde zak, die men om den hals hangt. De Bus en Ciborie moet gezegent zyn. Een andere Bus om 'er de groote Hostiën in te leggen, moet rond wezen, en een weinig grooter dan de Hostiën. In deeze Bus moet een dun rood plaatje leggen met taf bekleed, waar op de Hostiën rusten. Men moet wel acht geeven, deeze Hostiën op geen al te drooge noch vochtige plaats te bewaaren. Ook moet men 'er zich niet van bedienen die te oud zyn.

Het SakramentshuisjeGa naar voetnoot(g) moet van zilverGa naar margenoot+ zyn; de hoogte van den voet der kleinste moet van een palm wezen. 't Sakramentshuisje moet twee kristallen hebben, een palm breette in de middelyn hebbende, of meer, zulks 'er gemakkelyk een groote Hostië in kan leggen, die op een klein halve maantje van de zelve stoffe rust, maar vergult moet zyn. Het eene kristal word door een klein kettingtje, gelyk een dekglas van een zakoorlogie vast gemaakt. Boven op dit Sakramentshuisje moet een Kruis zyn.

Het WierookvatGa naar voetnoot(h) mag van zilver ofGa naar margenoot+ geelkoper zyn, en van vier kettingen verzien. Men bedient zich van twee Wierook-

[pagina 314]
[p. 314]

vaten, in de Processiën van 't H. Sakrament. De Wierookbus is van de zelfde stoffe als het Wierookvat.

De wierook waar van men zich in de Kerken dient moet van een goeden reuk zyn, en een weinig gebroken voor dat men die in de Wierookbus doet: maar niet te veel met stofbezet.

Ga naar margenoot+ Het Wywatersvat moet van zilver, tin of geelkoper zyn; de Wyquast insgelyks, en aan 't end van hout, met verkensborstels of wolfshair verzien, hebbende een gegaaten knop, waar in een kleine spons is. Men moet zich mede van een of twee tinne vaten verzien of van porcelein, om 'er de Autaardoeken, Kelkdekzels, of Kelken en Handdoeken in te wasschen: En waarin men de Hostië maakt, moet een ander tin vaatwerk of van verglaast Aardewerk wezen, 't welk niet dan tot dit gebruik dient.

Het Werktuig van vredeGa naar voetnoot(a) moet van goudt, zilver of borduurwerk zyn, met een Afbeeldzel van 't Kruisbeeldt of eenige andere verborgenheit verzien. De hoogte zal van een halve palm zyn, en breette ten minsten van een duim, eindigende boven met een half rond. Het moet van achteren een handtvatzel hebben, waar aan een sluier om te droogen vast is, van verwe met den Dienst van den gestelden dag overeenkomende.

Ga naar margenoot+ De AltaardoekenGa naar voetnoot(b) moeten van fyn wit linnen zyn, niet te doorschynend, zonder stikzel noch kanten. Indien 'er een kant aan is, moet die zeer klein en op twee vingeren na van de voorkant zyn. Ter plaatse alwaar gemeenlyk de Priester het Autaar kust, moet een klein Kruis van witte zyde of garen van deeze gedaante ✠ zyn gestikt. De Altaardoeken moeten zodanig gevouwen worden, dat alle de einden naar binnen komen en niet gezien worden, enz.

Ga naar margenoot+ De KelkdekzelsGa naar voetnoot(c) moeten van 't zelve linnen als de Altaardoeken zyn; zy moeten met een bordpapier tusschen het linnen gevult wezen. Op de Kelkdekzels mag men geen wolle of zyde stof, noch Kruis, noch Afbeeldzels leggen. Ook mogen 'er geene kanten aangenaait zyn: maar alleen vier akers of vier kleine quasten aan de vier hoeken, om die bequaamer te konnen vatten. Zy moeten nevens de Altaardoeken gezegent worden, en ten minsten moet het een Onder-Diaken zyn, die de zelven aanraakt.

De HanddoekenGa naar voetnoot(d) zyn van linnen terGa naar margenoot+ langte van twee palmen, en men vouwt ze in driën. In 't midden van de zelve moet een klein Kruis van blaau garen genaait zyn.

De BeurzenGa naar voetnoot(e) van de Altaardoeken bestaan uit de zelve stoffe als de versierzelen: van binnen zynze met wit en fyn linnen gevoert, met een stevig bordtpapier tusschen beide. De breette moet van een palm zyn. Men sluit ze met een knoop en een zyd snoertje, en op de Beurs moet een gestikt Kruis zyn, omtrent drie vierde van een palm lang.

De sluier van den Kelk moet uit zyd stof bestaan van verwe gelyk de versierzelen, en drie palmen in 't vierkant: maar zonder Kruis noch ander Afbeeldzel.

In de KerkenGa naar voetnoot(f) daarin men plechtelykenGa naar margenoot+ Dienst doet, moeten de sluiers voor den Onder-Diaken, wanneer hy het Kelkdekzel in de plechtelyke Mis houd, van tien palmen lang en breed zyn, uit vierverwige stoffe, alsGa naar voetnoot(g) wit, rood, groen en violet bestaande; maar nooit zwart, tenzy men 'er zich van voor Lykmissen of op den H. Vrydag dient. Deeze sluiers moeten uit zyde stof en met een kant geboord, bestaan, enz. Het Gewoonteboek van Alet voegt 'er by, dat men in de voornaamste Kerken een andere sluier heeft van de zelfde grootte, die wit en zeer kostelyk zy, om op de schouders van den Celebrant te leggen, wanneer hy in Processie het H: Sakrament draagen moet. Insgelyks moet 'er in de Kerspelkerken een Verhemelzel zyn, waar

[pagina 315]
[p. 315]

onder men het Heilig Olyzel voor den zieken draagt. Dit Verhemelzel moet vyf of zes palmen lang en ten minsten vier palmen breet zyn, en de afhangzels met de franjes van anderhalve palm, en moeten uit een wit zyde stofbestaan. Twee stokken moeten 'er om die te draagen zyn, ter hoogte van vyf of zes palmen, overtrokken van 't zelfde stof gelyk het Verhemelzel, indien ze niet geschildert of vergult zyn. Dit Verhemelzel, 't welk in den omgang voor 't H: Sakrament dient, is grooter dan dat voor den zieken gebruikt word.

Noch heeft men SluiersGa naar voetnoot(a) noodig of wel dekzels voor de Kruissen en Beelden in den tydt van de Passie of 't Lyden van den Heilandt, te weeten, van de Zaturdagsche Vespers van de Passie tot Paasch Avondt na het gezegent Wywater; zy moeten van Kamelot of andere violetverwige stoffe zyn, zonder Afbeeldzels, noch Kruis of andere werktuigen van de Passie.

Ga naar margenoot+ In ieder KerspelkerkGa naar voetnoot(b) moet men een Kerkvaan hebben, van verwe met den Patroon deezer Kerke overeenkomende. Het moet negen of tien palmen hoog wezen, en zes breet. Het Afbeeldzel van den Patroon moet in 't midden geborduurt zyn. Dit Kerkvaan moet uit Satyn, of Damast, Taf, of gevoert Kamelot, of een licht stof met zyde franje geboord, bestaan. De stok om dit Vaan te draagen moet ruim anderhalf el lang zyn.

Van het Misboek zullenwe geen gewag maaken: men weet 'er het gebruik van, en dat het de gebeden en lessen behelst die tot de Godtvruchtigheit voor 't Autaar dienen. Deezen die op het gezag van de Instellingen van St Clemens steunen, twyffelen niet dat St: Pieter de Insteller van 't Misboek zy, en dat hy dit gebruik aan Clemens zynen Opvolger aanbevolen heeft.

Nadat we reeds van de gewyde Vaten van 't Autaar en hun gebruik gesproken hebben, is 't niet noodig alhier te melden van de aandacht die de Bedienaars voor 't H: Sakrament hebben moeten: naardien dit van ons bestek niet is, en vermits men 't wyders als de bewyzen van de achting aanschoowen moet, die men voor de Eucharistie heeft, als ook de zorg die men voor deezen toestel en de Vaten draagt, nevens de voorzorge die men in de zuiverheit door de Heiliging en door andere Geestelyke middelen, onderhouden moet enz. Schoon Calvyn het Sakrament van al zyne heerlykheden berooft, overzulks hy 't niet dan als een teken van 't broodt 't welk hy aan zyne Geloofsgenooten geeft aanmerkt: maar de Katholyken gelooven het te moeten bekleeden met de dierbaarste versierzelen als het lichaam van dien die de Koning der Koningen is voegt. De gelovigen der aloude Kerke lieten somtyds de Eucharistie voor hun, op reis zynde, draagen, en bewaarden die ook inGa naar voetnoot(c) hunne huizen Nochtans vind men in deeze behandelingenGa naar voetnoot(d) dingen, die tegen de gedachten der Kerke die men van de H: Eucharistie heeft, schynen te stryden.

margenoot+
Welke vaten tot den Autaardienst dienen moeten.
voetnoot(e)
Zie Casal. de Vet. Christ. Sacr. Ritib. Cap. 34.
voetnoot†
[Latrie-dienst is men alleen aan Godt schuldig. De Roomsche Kerke eert Godt door den dienst van Latrie, en de Heiligen door den dienst van Dulie. Door deeze onderscheiding is 't dat de Roomschgezinden het verwyt meenen te beantwoorden 't welk men hun wegens het eeren der Schepselen doet, daar men dit aan den Schepper schuldig zy: maar de Protestanten beweeren dat deeze onderscheiding een onnozele uitvlucht voor hun is, naardien de H: Schrift gemeenlyk de woorden van Latrie en Dulie onverschillig noemt, om den dienst die men Godt schuldig is aan te wyzen. Furetiere.]
margenoot+
De Kelk beschreeven.
voetnoot(a)
Quondam Sacerdotes aurei ligneis calicibus utebantur, nunc e contra lignei Sacerdotes aureis utuntur calicibus. Men drukt deeze gedachten door dit Fransch vaers uit:
 
Aux tems passés, au siecle d'or,
 
Crosse de bois, Evéque d'or.
 
Maintenant, qu'ont changé les Loix,
 
Crosse d'or, Evéque de bois.
['t Welk men in de Kerkelyke en Weereltlyke Historiën van W: Goeree dus vind uitgedrukt:
 
Toen Kelken en Kroezen waren van Hout;
 
Vond men Bisschoppen van Zilver en Goudt:
 
Maar toen 't Zilver wierd in de Kerk gemeen;
 
Waren de Bisschoppen van hout en steen.
voetnoot(b)
Zie Casal. de Vet. Sacr. Christ. Ritib. Cap. 11.
voetnoot(c)
Het Gewoonte Boek van Alet.
voetnoot(d)
Ibid.
margenoot+
De Ciborie aangemerkt,
voetnoot(e)
Men noemt dus de Ciborie, zegt Casalius, wegens het Latyus woordt Cibus, nademaal het een Geestelyk vleesch omvat.
voetnoot(f)
De septimo in septimum diem mutetur, ne forté diu servata mucida fiat. Zie Casal. de Ritibus &c. Het Kerkgewoonte Boek van Alet zegt, dat men de Hostiën alle veertien dagen vernieuwen moet, en wel acht geeven dat deeze die men in de Ciborie doet, nieuw gemaakt zyn.
voetnoot(g)
Zie het Kerkgewoonte Boek van Alet.
margenoot+
en waaruit het Sakramentshuisje bestaat.
voetnoot(h)
Men vind in 't zelve Gewoonte Boek de zinspeeling die German van Konstantinopolen op het Wierookvat gevonden heeft. Het verbeeldt, zegt hy, de menschelykheit van Jesus Christus. Het vuur van 't reukwerk is zyne Goddelykheit, en het reukwerk zelf de H: Geest. Hoe gelukkig is men gebooren te zyn om zoo een vernuftige ontdekking te doen! De wierook is het zinnebeeldt van boetvaerdigheit, van de prediking des Euangeliums, en van de Gebeden der Gelovigen. Het verbeeldt de deugden der Heiligen en hunne goede werken. Het Wierookvat is mede het Afbeeldzel van Jesus Christus, gelyk Augustinus leert. Deeze Leenspreuken en veele anderen zyn meer dan voldoende om te bewyzen dat men zich van 't reukwerk in de Kerke ter eere van de Goddelykheit bedienen moet, en St: Ambrosius zegt zeer wel dat een Engel deeze plechtigheit bywoont.
margenoot+
Insgelyks het Wierookvat.
margenoot+
en dat van 't Wywater;
voetnoot(a)
Zie het Gewoonte Boek van Alet.
margenoot+
De Altaardoeken.
voetnoot(b)
Idem ibid. Men zegt dat het gebruik der Altaardoeken door Paus Eusebius of door Sylvester den eersten is ingestelt. De Altaardoek verbeeldt het laken waarin het Lichaam van Jesus Christus na zyne doodt gewonden wierd, en om die reden is 't dat die van linnen moet zyn. Zie Casalius de Ritib. Vet. Christ. C. 34. Wy zullen geen gewag van veele verborgenheden maaken, in de Altaar doeken te vinden. Men kan Casalius over dit Artykel naslaan.
margenoot+
Kelkdekzels.
voetnoot(c)
Zie het Kerkgewoonte Boek van Alet. Piscara Praxis Ceremoniarum.
voetnoot(d)
Kerkgewoonte Boek van Alet.
margenoot+
Handdoeken, enz.
voetnoot(e)
Idem ibid.
voetnoot(f)
Idem ibid.
margenoot+
en wat verder tot den Autaardienst behoort.
voetnoot(g)
Van deeze verwe hebbenwe reden gegeeven in de Aanmerking van de Verhandeling over de Godtsdienstige eerbewyzing in 't Algemeen pag: 11. en in deeze Verhandeling pag: 258. Zie mede Casalius in zyn Boek de Veter. Christian. ritibus. C. 34.
voetnoot(a)
Zie het Gewoonte Boek van Alet.
margenoot+
't Kerkvaan beschreeven.
voetnoot(b)
Idem ibid.
voetnoot(c)
Men zou mogen zeggen dat ter deezer gelegentheden een driftige Godtvruchtigheit de Christenen in een soort van ontheiliging werpt. By voorbeeldt, wanneer men de Eucharistie op een doodt lichaam legt en die daarmede begraaft; gelyk eertyds in gebruik was.
voetnoot(d)
Het Lichaam van Jesus Christus op de borst van de in 't graf rustende doode te leggen, of de H: Hostie te verdeelen gelyk St: Basilius in gebruik bragt, om 'er een gedeelte van ten grave te doen daalen: was dit niet de levende met den doode te begraaven? Men zou 'er niet gemakkelyk op konnen antwoorden, om dit gebruik te rechtvaerdigen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken