Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.42 MB)

XML (1.78 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXVI. Hoofdtstuk.
Van de Plechtigheden der Lykstatien in alle haare omstandigheden.

Laat ons nu den toestel der GodtsdienstigheitGa naar margenoot+ van den stervende beschryven, en van de Plechtigheden waarmede men de zorgelyke reize van de eeuwigheit verzelt. De Godtsdienstigheit der levendigen bestaat in 't bidden voor den Gelovige na zyn overlyden, en om hem iet hunner gedachtenisse, 't zy door een lykstatelyke eer of door betuigingen hunner liefde te doen blyken 't welk zy door gebeden en Lykmissen bewyzen. Wanneer de Zieke overleden is zegt de Priester een Repons staande en ongedekt, om van de Heiligen en Engelen hulpe voor de ziel van den Overledenen te verzoeken; en vervolgens doet hy een gebedt. Men zend teffens om de klok te laaten luijen zulks de Kerspelwyk bericht worde van de doodt des Overledenen, opdat een ieder Godt voor de ziel van den gestorvenen bidde: maar des nachts word 'er niet geluidt.

De Kerspelpriester vertrokken zynde: behandelt men dusGa naar voetnoot(c) het Lyk; menGa naar voetnoot(d)Ga naar margenoot+ wast het op eenige plaatsen, en legt het op een bequaame plaats: de gestorvene moet een klein kruisbeeldt op de borst leggende in handen, of tusschen de zelven hebben. Men moet aan zyne voeten een Wywaters vat en Wyquast zetten, op dat die geen die het Lyk de laatste plicht komen te bewyzen,Ga naar voetnoot(e) het met Wywater besprenge en ook zich zelve besprenge. OndertusschenGa naar voetnoot(f) blyven eenige Kerkelyken by het LykGa naar voetnoot*, biddende voor den Overledene, tot dat men 't ter aarde brengt. Indien de Overledene een Priester of eenig andere Kerkelyke is geweest, moet hy een geschooren kruin volgens zyne Orde, en een vierkante bonnet op 't hoofdt, nevens een klein kruis op de borst leggende, hebben.

De Heidenen baden voor de rust hunner verstorvenen, waarvan wy reeds iets gezegt hebbenGa naar voetnoot(g). Laat ons dit voorschrift, sit

[pagina t.o. 88]
[p. t.o. 88]


illustratie
No 49.
L'EXPOSISION du CORPS à la Porte du Logis.




illustratie
B. Picart sculp. dir. 1724.
L'ÔFRANDE du PAIN et du VIN à la MESSE des MORTS.


[pagina 89]
[p. 89]

Ga naar margenoot+ tibi terra levis gedachtig zyn. De Jooden hebben de zelfde gewoonte. 't Is een zwaar geschil tusschen de Roomsgezinden en Protestanten om te weeten waarin dit gebedt voor de Dooden bestondt, zedert de tweede eeuw in gebruik bekent geweest: maar met veele onderscheidingen van wegen derGa naar voetnoot(a) Calvinisten Schryveren over dit onderwerp. De Kerk badt, zegt een der zelven, voor de vervulling hunner glory: Zy was dan na hunne doodt niet vervult, en zy verkreegen die niet aanstonds in de plaats hunner Gelukzaligheit na hun vertrek uit deeze Waereldt. De zelve Schryver die wy aanhaalen, eigent het aan een byzonderen yver toe, en nochtans van de genaade der Kerke niet bekrachtigt, als de Christenen toen den Martelaren verzochten, van na hunne doodt voor de levendige Gelovigen te bidden: 't welk veel min plaats heeft van te vermoeden, dat de tusschenspreeking der Paradys-Heiligen reeds van groot gewigt was. Welk een zin het zy die men aan de gebeden der aloude Christenen over hunne Dooden geeven kan, zeker is 't dat de eeuw van Kanstantyn den Grooten hier van kundig was, vermits het volk voor zyne ziele badt, gelyk ons Eusebius in 't leven van deezen Keizer bericht.

De Gebeden der eerste Christenen en dieGa naar margenoot+ der hedendaagsche onderstellen ten minsten een middel-staat tusschen de straffe der Helle en de Gelukzaligheit van 't Paradys: zonder deeze onderstelling, wat zou anders het oogmerk deezer gebeden zyn? In deezen staat is 't, 't geen men het Vagevuur noemt. Deeze is niet dan voor de zielen der geenen die in den staat van genaade overleden zyn. Maar men moet zich nietGa naar margenoot+ inbeelden, dat dit Vagevuur een stoffelyk Vuur zy, 't welk wezentlyk brandt, of van water, waarin de ziel van haare zonden gereinigt word, of van windt en ys die haar zuiveren. Alle deeze gissingen ernstelyk voorgestaan, hebben de eenvoudigheit der menschen misleidt. De Legende Schryvers en hunne Verwonderaars wisten ongetwyffelt niet dat de zielen geen plaats besloegen, en dat de onzichtbaare wezens geen vuur, windt, noch ys enz. onderworpen waren. Het is wel waar dat deeze Philosofie oneindig veel Verdichtzelen ontwart, en de ontdekkingen ten toon stelt die de Kloosterlingen zedert veele eeuwen in dit onbekendt landt gedaan hebben. Ook is 't waar, dat GeleerdenGa naar voetnoot(b) der verledene eeuw in deeze waereldt verzeekert hebben, dat het Vagevuur een onderaardsche plaats boven ‘de Hel der verdoemden is, alwaar de zielen, die de voldoening niet volbragt hebben, die zy aan de Goddelyke Gerechtigheit voor hunne zonden schuldig zyn, door het vuur op een zeldzaame en derhalven onbegrypelyke wyze gezuivert worden.’ Nochtans zal dit alles den Christenen niet overtuigen die het onderscheid van de ziel en 't lichaam kennen. De zielen worden gezuivert: 't zy zoo. Men moet voor de overledene Gelovigen bidden; laat zulks geschieden: maar de zielen konnen na de doodt niet gestraft worden als zodanige, toen zy met haar lichaam noch vereenigt waren. Het redelykste Denkbeeldt, 't welk men van 't Vagevuur hebben kan is, dat zielen der ryke menschen geduurende een zekeren tydt na dit leven gepynigt worden, om t'eenemaal gezuivert te zyn van 't geen hen verhindert in 't eeuwig Vaderlandt te verschynen; dus drukt zich het Katechismus van 't Trentynsche Concilie uit. Maar waarom breid men zich over een stoffe uit, waar van het onmogelyk is een waar Denkbeeldt te hebben? Wy zullen hier alleen zeggen, dat een gedeelte van 't Heidendom, en voornamentlyk de Platonisten, gelooft hebben, dat de zielen na de verhuizing des lichaams door 't vuur gezuivert wierden. Plato schynt in een zyner Zamenspraaken een rechtbank te erkennen, alwaar de verstorvenen die geene zwaare zonden begaan hebben, in de andere Waereldt gedoemt worden tot eindigende straffen en die geëvenmatigt met hunne misdaaden zyn: men kan in de Aanteekening de ontknooping van 't oordeel des beruchten Wysgeers leezen. Deeze Aanteekening is naar den aartGa naar voetnoot(c) van een Geleert Jezuït opgestelt.

[pagina 90]
[p. 90]

De Oostindianen beschouwenGa naar voetnoot(a) als een soort van Vagevuur de omzwerving der zielen in verscheiden lichaamen: een gedachte die hunne Voorouders van de Egiptenaren hebben ontleent, en 't is uit de zelfde bron, dat de aloude Heidensche Philosofen dit gevoelen geput hebben. Wy zouden over de stoffe van 't Vagevuur breed konnen uitwyden, indien het mogelyk was dit zonder gemaaktheit, in een Verhandeling als deeze is, te doen: maar 't is best dat we dit verhaal den Godtgeleerden en vernuftige verstanden overlaaten; want het aan hun staat dit gevoelen tegen de bestryding der Ketteren te verdeedigen, indien het vereischt word dat men 't staande houde, vermits zy den Katholyken altoos verwyten, dat hun Vagevuur een uitvinding hunner Geestelykheit zy, ontsprooten uit oneindige bygelovige bedryven, en Plechtigheden over de Overledenen, vermomt met Godtvruchtigheit, alhoewel waarlyk den Godtsdienst onnut: maar nochtans zeer bequaam om de gierigheit der Kerkelyken te voldoen, en zeer welvoegelyk om een eindeloos getal schroomachtige Christenen onder hun juk te houden. Men moet bekennen, dat de ongevallen in den Godtsdienst veroorzaakt door het grof bygeloof der verleedene eeuwen en de gewaande Openbaringen van eenige Monniken niet min bedriegelyk als onweetend, al te veel reden tot verwyt der geenen hebben gegeeven, die zich van 't lichaam der Kerke afgezondert hebben. Zou men wel zonder verontwaardiging de veelvuldige verschyningen deezer zielen konnen leezen, die weder uit de andere Waereldt komen, na verloop van zes of zeven hondert jaaren, eenige metGa naar voetnoot(b) een gansch verzengde huidt, anderen van wormen doorknaagt?Ga naar voetnoot(c) insgelyks van deeze doode die opgewekt wierd, om voor St. Stanislaus de bezitting van een erfgoedt te bewaaren, 't welk hy voor zyne Kerke verkreegen had, en die in vergelding deezen Heilig uit het Vagevuur verloste? en van veele duizende zielen die zich beklaagden met haar te verwyten, dat zy by gebrek van een genoegzaam getal zielmissen wreedelyk in deeze plaats de zuivering moesten uitstaan? Eindelyk, moet men niet als een voorwerp van ergernis deeze Zaturdagsche Bul der Karmeliten aanzien, die hen en hunne Broederschap des Zaturdags na hunne doodt uit het Vagevuur verlost? Deeze volmagtGa naar voetnoot(d) onder het Pausschap van Leo den X. verleent, om voor de waarde van geldt de zielen uit het Vagevuur te verlossen, en de order die Paus Clemens de VI.Ga naar voetnoot(e) aan de Engelen geeven dorst van de zielen der geenen rechtsstreeks naar 't Paradys te geleiden, die het Jubeljaar winnen zouden, 't welk deezen Paus verkondigt had. Deeze order, indien we aanhaalen 't geen Agrippa in zyn Boek van de ydelheit der wetenschappen zegt, greep noch wezentlyk ten zynen tyde te Vienna en elders stant.

Om nu weder tot de Lyk-plechtighedenGa naar margenoot+ te komen; men bekleedde de gestorvene Priesters en Kerkelyken met de gewaaden

[pagina 91]
[p. 91]

overeenkomende met hunnen staat; gelyk we in 't vervolg van deeze Verhandeling zullen aanmerken. Een ander gebruik, 't welk de Bedienaars der Kerke aangaat, is dat niemandt dan de Kerkelyken de Lyken hunner Amptgenooten ten graave draagen, en dat de Leeken dit onder hun insgelyks doen. De Kerkelyken draagen over hunne vrienden geen rouw, en verzellen ze mede niet nevens hunne maagschap naar 't graf: maar zy voegen zich in hun Kerkelyk gewaadt by de overige Geestelykheit. De Protestante Geestelyken hebben niet goedt gevonden dit gebruik op te volgen.

margenoot+
Hoedanig men met den den overledenen omgaat, aangemerkt,
voetnoot(c)
Te weeten, als men het de oogen en den mondt gesloten heeft, gelyk zulks mede in aloude tyden wierd gedaan: wind men het in een zweetdoek, of men laat het in de kleederen leggen die den overledene in zyn leven gewoon was te draagen, gelyk in Italië de gewoonte is.
voetnoot(d)
Piscara Praxis Caeremon. De gewoonte van de dooden te wassen, is zeer oudt.
margenoot+
en welke dienstplichten men het Lyk bewyst.
voetnoot(e)
Men deed by de alouden iet diergelyks: van den overledenen weggaande wiesch men hem met water en men had ten dien einde een vat staan voor deeze afwassing bereid. Nochtans ziet men niet dat deeze gewoonte met die van 't wywater zeer overeenkomstig is, waar mede zich den geenen besproeiden die een doode bezochten. Zie 't geen zekerder is; de aloude Romeinen zuiverden hunne dooden met die driewerf met het water besprengen, 't welk zy Lustral-water noemden, en 't was mede een Priester die de Ceremonie deed.
voetnoot(f)
Een Protestants Schryver merkt aan, dat deeze gewoonte omtrent hondert jaar na het eerste Concilie van Nicea in gebruik was. Zie hoe hy zig in zyn Boek de Historie der Plechtigheden en Bygelovigheden enz. uitdrukt. In 't jaar 400. ‘Oulings, zodraa als iemandt gestorven was, verzocht men de Kerkelyken, die met de vrienden van den overledenen den nacht doorbragten, en zich met het woordt Godts onderhielden, voor hun onderwys dienende. Zy zongen Psalmen by Antiphones of verzen, elkander beantwoordende. Zy bevolen Godt de ziel van den Overledene, zulks hy van de Hellebevryt bleeve enz
voetnoot*
Zie de Afbeelding hier nevensgaande, waar van het bovendeel de ten toonstelling van 't Lyk verbeeldt; en 't Onderdeel de Plechtigheit van de Offerhande van 't Broodt en den Wyn in een Lykmis aangeboden.
voetnoot(g)
Zie hier voor en wat de Jooden aangaat: eerste Deel. pag. 145.
margenoot+
Aanmerking over 't gebruik van voor de rust der verstorvenen te bidden.
voetnoot(a)
Zie Hist. des Ceremonies & des Supestitions &c. in 't jaar 1717. gedrukt.
margenoot+
Hoe het bidden voor de verstorvenen een middelstaat of het Vagevuur onderstelt;
margenoot+
Redeneering over dit onderwerp.
voetnoot(b)
Casal. de Vet. Christ. Ritib. Cap. LXXXVIII.
voetnoot(c)
Te weeten, van P. Mourgues in zyn XIden. Brief van 't Godtgeleerdt Onderwerp. ‘Alle de Zielen uit haare lichaamen geschieden, zyn het oordeel onderworpen. Daar zyn zielen, alhoewel weinig in getal, die zich t'eenemaal gezondt bevinden en die in dit Oordeel niets te vreezen hebben; alle de andere zyn kranken, waar van eenige nochtans geneezelyk en anderen ongeneesbaar zyn. De gezonde zielen slaan den weg der Elizeesche Velden in, 't welk het Landt van Vryheit en verquikking aller ongemakken is: zy moeten de tydt van te zuiveren verbyden, en deeze zuivering is een uitwerkzel van duizend jaar. Om nu te weeten wat haar hier overkomen zal, moet men ze onderscheiden in zodanige die in deeze Waereldt volgens de orde van 't Nootlot moeten wederkomen, met die 'er reeds haar rampzalig omzwerven hebben volbragt--- Deeze laatste gaan in 't welgelukzalig Gewest over, alwaar zy de zuiverste genoegten genieten in de geduurige betrachting van 't Goddelyk Wezen... De kranke zielen wandelen alle den weg van den Tartarus, de geneesbaare om 'er gezuivert te worden, en de ongeneezelyke om 'er te worden gepynigt. Wanneer de eersten van alle de gebrekkelykheden door de hevigste geneesmiddelen geneezen zyn, gaan eenige in de Elizeesche Velden over, en anderen neemen de lichamelyke stoffelykheit weder aan, waar voor zy noch eenige verplichtinge hebben, als hebbende noch niet t'eenemaal haaren loop volbragt. De wanhopentlyke zieken, te weeten, deeze die met onvergeeflyke misdaaden belaaden zyn, komen nooit uit den Tartarus.’ Men kan hier van mede de Beschryving inzien, die Virgilius van de zuivering der ziele na de aflegging des lichaams in 't 6de. Boek van zyn Eneas doet. Door den grooten Agrippyner dus vertaalt:
 
En als de doot het lyf komt praemen,
 
In d'uiterste oogenblik, en 't leven 't lyf begeeft,
 
Dan legt noch d'arme ziel al 't vuil, dat op haar kleeft,
 
Niet af: dan trekt de ziel de smet des lichaems tevens
 
Niet uit: want noodig volgt het, dat door jaaren levens
 
Verknochtelingen zich verbinden sterk en styf,
 
Waarom zy loutering vereischen, en 't misdryf
 
Door straffen dient geboet.
En Verders:
 
Wanneer nu deeze zielen
 
Dus duizendt jaeren lang van smetten, dieze hielen,
 
Gezuivert zyn, dan daagt Merkuur met zyne roe,
 
Een groote menigte naer den Vergeetvliet toe,
 
Op dat ze wat haer heugt uit haer gedachten vaegen,
 
Ter weerelt innetreên, belust om haere dagen
 
In 't lichaem wederom te slyten, als voorheen.
voetnoot(a)
Zie de Verhandeling enz. in 't derde Deels tweede Stuk van den Godtsdienst der Afgodendienaaren, enz.
voetnoot(b)
Zie Flodoart.
voetnoot(c)
Cromer in zyne Historie van Polen.
voetnoot(d)
Guicciardin, in zyne Historie van Italië.
voetnoot(e)
Wy bevelen de Engelen van 't Pradys, dat ze zyne ziele in den vrede des Hemels geleiden, zonder dat het noodig zy in 't Vagevuur te komen.
margenoot+
Hoe men met de Lyken der verstorvene Geestelyken handelt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken