Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4 (1729)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.09 MB)

XML (2.43 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4

(1729)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXII. Hoofdtstuk.
Van den Godsdienst der Eilanderen van Madagaskar.

NIets meer hebben we, deeze Volkeren betreffende, uit te breiden, dan het Verhaal van den Heere Flacourt.Ga naar voetnoot(d) Deeze Eilanders zyn Heidenen: Maar men vind by hen nochtans eenige blyken van 'tGa naar margenoot+ Mahometanendom en 't Jodendom. Zy gelooven een eenige Godt, Schepper aller dingen; zy eeren en vereeren hem, en spreeken 'er met veel achting en eerbied van. Men ziet by hen geene Afgoden, noch Tempels; echter offerenze de Opper-Godheit. Maar, om den Demon tot vriendt te hebben, geevenze hem het eerste stuk van het geofserde beest, en op deeze wyze paaren ze hem met de Godheit. Men merkt daar door dat deeze Eilanders twee Beginzelen erkennen, het eene goed en 't ander quaadt. Zy hebben dit gevoelen van de aangrenzende Volkeren, en deeze mogelyk van de Asiaansche Volkeren overgenomen. Hoe 't ook zy, die van Madagaskar erkennen dat Godt de Hemel en Aarde, de Geesten en alle Schepzelen geschapen heeft. Zy tellen zeven Hemelen. Zy gelooven dat Godt de Veroorzaaker van alles goeds is, en den Demon in tegendeel, de Auteur van alles quaads 't welk den Menschen overkomt. Hierom is 't dat ze hem vreezen, dat ze hem Offerhanden doen, en dat men hem zelfs offert voor dat men aan Godt zyne Offerhanden opdraagt. Reeds hebben we gezegt: dat het een waare en

[pagina 417]
[p. 417]

algemeene Grondregel is, dat de Menschen minder de goedheit achten, dan dat ze de boosheit vreezen. Dian-Mananh is mede het voorwerp van den Dienst onzer Eilanders. Hy is de God of Onder-God der Rykdommen, en komt by gevolg met de Plutus der Aloudheit overeen. Het Goudt is het Zinnebeeldt van deeze Godheit.Ga naar voetnoot(a) ‘Wanneer zy 't zien, of het in de handt hebben, buigen zy 'er hun hoofdt met groote eerbewyzing voor, kussen het, en zelf zyn 'er veele, die, geloovende eenigen misslag te hebben begaan, een stukje goudt in een kroes vol water doopen, en dit water drinken, waanende hier door hen hunne misslagen vergeeven te zyn.

Ga naar margenoot+ Zy gelooven dat 'er veele Ordens van Bescherm-Geesten zyn, waar van eenige het bestier hebben, de Hemelen, de Starren, en Planeten te doen beweegen, en andere over de Lucht, de Verhevelingen, de Wateren, de Aarde en de Menschen het gebied voeren. De Leer den Bescherm-Geesten raakende, had zich door de gansche OudheitGa naar voetnoot(b) verspreid. Wy hebben getoont dat ze niet min tegenwoordig by de Afgodische Volkeren gemeen is, zelfs by die van 't Noorden van Europe en by de Afgodendienaars vanGa naar voetnoot(c) de Nieuwe Waereldt. Behalven deeze Bescherm-Geesten, staan zy een orde van onzichtbaare Geesten, gelyk de eersten, toe: Maar die wanneer zy 't noodig oordeelen, een lichaam aanneemen, en zich voor den geenen zichtbaar maaken die zy lief hebben. Deeze zyn Mannelyk en Vrouwelyk; zy trouwen onderling, hebben Kinderen, en zyn menschelyke behoeftigheden onderworpen, zonder deel aan de zwakheden van onze Natuur te hebben. NochtansGa naar voetnoot(d) sterven ze en worden vergolden of gestraft na hunnen doodt, nadat zy wel of qualyk geleeft hebben. Deeze Geesten weeten van het toekomende, en doen veel dingen die overeenkomst hebben met alles 't welk onze Aloude Romanschryvers aan de FeësGa naar voetnoot(e) of Tover-Nymphen toegeëigent hebben. Zy hebben zich ook Queldrommels, SchimmenGa naar margenoot+ en Nachtspooken gesmeedt. Zy vreezen Saccare, die de Duivel is, en alle andere booze Geesten, waar aan zy verscheiden naamen geeven. Saccare verschynt hen (zoo zy zeggen) gelyk een vuurige Draak, en bezit hen somtyds veertien dagen achtereen. Om 'er zich van te verlossen, of ten minsten verzachting te genieten, neemen ze een werpspies in de handt en begeeven zich aan 't danssen en springen, maakende met hun lichaam veele koddige gestalten. Alle de Gehuchtelingen danssen op 't geluidt van den trommel rondom deeze Bezetenen, en maaken de zelfde grillen en gebaerden als zy, waanende hen daar door verzachting toe te brengen.

Zy hebben eenige kennis van den Val desGa naar margenoot+ eersten Mensche, van 't aardsch Paradys en van den Zondvloedt: Maar deeze kennis is met veele belachelyke verdichtzelen vermengt. Eveneens is 't met eenige andere denkbeelden, die hunne Voorvaderen konnen uit den waaren Godsdienst geput hebben: Maar die ongemerkt bedorven zyn. Zy achten dat de Duivel veroorzaker van de zonde en des Menschen verdorvenheit is. Hun geloof over deeze Stoffe is in een soort van verdichtzel vervat, waar van de zin is, dat de Duivel zeven Kinderen had, die zoo veel quaad op Aarde deeden, dat de Menschen God smeekten van hen van dit verderflyk geslacht te verlossen. God verhoorde hun gebedt enz. Deeze zeven Kinderen voerden zeven hoofdtzonden in de waereldt in, te weeten, de Diefstal, de Ontucht, het Bedrog, de Gulzigheit, Moordery, Hoogmoed en Leedigheit.

Zy hebben mede Feestdagen en dagenGa naar margenoot+ van Onthouding, die zy zonder zekeren

[pagina 418]
[p. 418]

regel schynen te vieren, dan in den eenen en dan in een anderen tydt, nadat de omstandigheit schynt te vereisschen.Ga naar voetnoot(a) Zy vergaderen 's morgens vroeg met hunne Familie, om een weinig Ryst te eeten, waar na zy tot des middernachts vasten. In deezen tusschen-tydt houden zy zich beezig de deftige daaden hunner Voorvaderen te verhaalen en op te zingen. Ter middernacht eeten ze, vervolgens groet men de Duivel en God. Zy wasschen zich (voornamentlyk de Voeten) en kaauwen Betel: Waar na zy eenige Geloften over zaaken van 't meeste belang doen. De aanmerkelykste omstandigheit van deeze Feest- of Vastendagen, is, dat zy een Os offeren, de Vergaring met het Bloed van 't Beest besprengen, en hunne Kinderen den Os doen aanraaken, geloovende dat dit hen 't geheele jaar door voor ziekte bewaart. Deeze die de Offerhande doet, snyd den Os in stukken, neemt het eerste stuk en werpt het ter rechter zyde, zeggende: dat 's voor den Duivel; vervolgens neemt hy een ander stuk en werpt het ter linkerzyde, met te zeggen: dat is voor God. Eindelyk neemen ze ook de Hairen van 't Slachtofter en binden die om den Hals, uitspreekende driewerf eenigeGa naar voetnoot(b) verborgene woorden.

Het schynt ook noch uit het Verhaal van den aangehaalden Schyver, dat deeze Eilanders voor dat zy drinken een soort vanGa naar margenoot+ Wynplenging voor God en den Duivel oeffenen, en dat zy Dankofferhanden doen wanneer den Oogst schynt goed te zyn. De Ryst gereed om in te zamelen zynde, offeren ze een zwarte Koe en werpen een gedeelte van 't Slachtoffer in 't Veldt, uitspreekende aldan eenige woorden van dankzeggingen. Geduurende deeze Feestdagen, plengt men geen menschelyk Bloedt: Zoo iemandt de doodt heeft verdient, verdrinkt men hem.

Om waardig te zyn de handen aan een Slachtoffer te slaan, en het de keel voor de Offerhande af te snyden, moet men een zeker gebedtGa naar voetnoot(c) geleert hebben, en eenige woordenGa naar voetnoot(d) over het Mes uitspreeken, de de Oogen naar Hemelwaarts wendende; 't welk de meening van deeze die offert uitdrukt. Zy zyn zelfs over dit stuk zoo schroomachtig, dat zy liever van honger sterven zouden, dan van een Beest eeten door en Christen gedood.

Zy doen mede Offerhanden wanneer zyGa naar margenoot+ in een nieuw-Huis komen, als zy ziek zyn, wanneer zy trouwen, als hunne Vrouwen in de Kraam komen, en op de Lykstatiën hunner Dooden. Voor dat zy sterven, belyden ze hunne zonden. De oude Lieden gevoelende hun einde genaaken, doen een zoo algemeene belydenis en zoo breedvoerig, dat ze alle hunne zonden na elkander opnoemen. Vervolgens belasten ze een Offerhande van Ossen voor de uitwissching van deeze zonden. Dit alles word van een zegening die zy over hunne Familie doen, gevolgt, en van een vermaaning den Gryzaards en stervenden zeer gemeen, 't welk is, dat ze beter mogen leven dan zy.

Eenige verwarde kennis die zy van Noach,Ga naar margenoot+ Abraham, Moses, David enGa naar voetnoot(e) J. Christus hebben, hunne Besnydenis, waarneeming van den Sabbat, hun Vasten, hunne Belydenis en de schroomachtigheit waar van wy reeds gemeld hebben, bewyzen dat hun Godsdienst een verdorven Christendom, en Jodendom is, vermengt met het Mahometanendom en Heidendom.

voetnoot(d)
Zie de Hist van Madagascar te Parys 1660. gedrukt. Deeze Schryver geeft een breedvoerig Bericht van de zeden en gewoontens deezer Eilanderen: Maar behalven dat, is zyn Bericht zeer gebrekkelyk beschreeven; men vind veele tegenstrydigheden en een duisterheit in 't geen hy verhaalt. By voorbeeldt, hy zegt Bladzyde 22. dat zy geen kennis van J.C. hebben; dat ze geen gebeden doen noch vasten; en Bladz. 59. zegt hy dat zy J.C. onder den naam van Kahissa, en voor Gods Zoon kennen. Bladz. 67. maakt hy van hun Vasten gewag. Ondertusschen vervalt hy in die tegenstrydigheden, om dat hy zyne gedachten qualyk uitdrukt.
margenoot+
Hoe deeze Eilanders een Opperwezen, en den Demon of twee Beginze len 't eene goedt en 't andere quaadt, erkennen,
voetnoot(a)
Flacourt C. XVII van zyne Historie.
margenoot+
En wat zy van veele Ordens van Bescherm-Geesten gelooven;
voetnoot(b)
Dit is zoo bekent dat het onnoodig zyn zou, zich daar over uit te breiden.
Quisque suos patimur Manes... Virg. AEneid. VI. te weeten dat wy ieder onze Bescherm-Geesten hebben.
voetnoot(c)
Zie 't geen we hier voor 2. Hoofdtst. van de Verhandeling over de Amerikaansche Volkeren en in 't vervolg van de Verhandeling gezegt hebben. Zie mede 't geen wy in dit Deel, eerste stuk, van de Laplanders enz. hebben bericht.
voetnoot(d)
De oude Dichters, die in hunne verdichtzelen een gedeelte van de Heidensche Godgeleerdheit inlyfden, zeggen ook, dat de Veld-Godheden, gelyk de Nymphen enz. sterffelyk waren: Maar zy eigenden hun eenige duizend jaaren levens toe.
voetnoot(e)
Deeze Fees of Tover-Nymphen waren een overblyfzel van 't Heidendom. Haar naam word gemeenlyk van 't Latyn Fari, of van 't Grieks Φαω, of van Fatua afgeleid, 't welk de naam der Nymphen was, gelyk Fatuus die van de Faunen en Sylvanen waren. Zie over deeze stof Bladz. 307. van dit Deel. Deeze Fêes waren sterflyk, getuige zy de Fée Melusina, die zich te Luzignan haar onthield en storf, zoo men zegt in de XVI. Eeuw. Zy voorzeiden het toekomende: waar over men, zoo men wil, leezen kan alles 't geen men 'er van deeze zelfde Melusina vertelt. Men toont noch naby Domprés ter zyde van Orleans, de Boom der Fées, 't welk de plaats was alwaar zy zich vergaderden.
margenoot+
Insgelyks van Spooken en Schimmen.
margenoot+
Hoe zy eenige kennis van den Val des eersten Mensche, van 't Aards-Paradys en den Zondvloedt schyneu te hebben.
margenoot+
Feesten en dagen van onthou ding by hen in gebruik.
voetnoot(a)
Getrokken uit Flacourt eerste Deel. C. XXI.
voetnoot(b)
Men onderstelt dat ze verborgen zyn; want Flacourt zegt 'er niets van.
margenoot+
Hoe zy een soort van Dankofferhanden wegens den welgeslaagden Oogst doen.
voetnoot(c)
Flacourt Bladz. 22. Dit gebedt word Mivoreche genoemt.
voetnoot(d)
Idem ibid Bladz. 307.
margenoot+
Als ook welke Offerhanden zy by anderen gelegenheden doen.
margenoot+
Welk een verwarde kennis zy van eenig Bybel-Historiën hebben.
voetnoot(e)
Zie den zelven Bladz. 59. Zy zeggen dat J.C. Gods Zoon is, dat hy van de Maagt Maria gebooren zy, die zy Ramariama noemen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken