Parochie van S. Medard te sluiten, met verbod van dezelve te openen danGa naar voetnoot(a) uit hoofde van begrafenis. Eenige weeken daar na verzekerde men zich van het hoofd en den meester der Convulsionarissen; dus noemde men denGa naar voetnoot(b) Abt van Becheran: maar niettegenstaande dat verbod en andere
tegenkantingen,Ga naar margenoot+ begosten de mirakelen en Convulsien, te Parys niet ophoudende, meer en meer veld te winnen, zo dat zy oversloegen tot Vendome, tot Tours, en zelfs tot Abbeville, daar men poogde dezelve te doen doorgaan voor Hugenotsche nieuwigheden; eindelyk hoorde men daar van te Limoges en te Montpellier, alwaar een vrouw door een weinig aarde van het graf van den Abt Paris genezen wierdt.
In plaats dat het sluiten van het kerkhof de Convulsien zou doen verminderen, zag men ze in tegendeel gestadig vermeerderen. Ik heb gezegt dat de mirakelen in 't eerst zeer eenvoudig waren; dat in 't vervolg de stuiptrekkingen, verdraayingen der leeden, inwendige en uitwendige rillingen, schuddingen, enGa naar voetnoot(c) verhittingen noodzakelyk wierden; ongetwyfelt om daar door de mirakelen meer ruchtbaar en wonderlyk te maken. Maar op 't einde van den jare 1732. begost 'er nog iet merkwaardigers by te komen. Thans wierden de Convulsien verzelt van voorzeggingen, die volgens het voorgeven der Convulsionarisgezinden bewaarheit wierden; ook kwamen 'er by ontdekkingen van zeer verborgene dingen, en herkenningen van onbekende personen. Ik moest niet vergeten de redenvoeringen, de vermaningen, de gebeeden, de zielroerende, verheevene, en met één woord gantsch ongemeene beschryvingen die gedaan wierden van zeer eenvoudige en ongeleerde personen, waar van men niets diergelyks hadt konnen verwachten. ‘'t Is waar, zegt men evenwel,Ga naar voetnoot(d) dat veele Convulsionarissen valschelyk hebben gesproken, dat zy menigmaal voorzeggingen hebben gedaan waar aan de uitkomst niet heeft beantwoord, en dat zy dikwyls kleinigheeden, beuzelingen, en misschien aanstotelyke dingen hebben uitgeslagen’. Maar wie weet niet, zal ik voor de Jansenisten antwoorden, dat de leugen zich menigmaal met de waarheit vermengt, en dat de ware Profeeten veeltyds worden nagebootst van schalken en bedriegers? Dit antwoord, zal men zeggen, is te algemeen, enGa naar voetnoot(e) bewyst niet welke Convulsionarissen de ware zyn: ook wil ik daar over niet oordeelen, en meene dat alleen God, de Jansenisten, en de geene die de Convulsien ondergaan, in staat zyn om wegens die Convulsien, en wegens de bewyzen die zy aan het gantsche Christendom van de waarheit hunner zaak gehouden zyn te geeven, beslissing te doen.
In de maand Maart des jaars 1733. wierdt
| |
Ga naar margenoot+ uit naam des Konings aan elkeen die met Convulsien behept was, verboden zich opentlyk te laten zien, dat is Convulsien te lyden in 't openbaar; noch vergaderingen te houden in kamers en huizen van particulieren. Aan die geen Convulsien onderhevig waren, wierdt verboden de Convulsionarissen te gaan zien. Volgens den styl van de stuipgezinde party, was dit eveneens of de Oppersten onder de Joden eertyds aan de oude Profeeten hadden willen verbieden openbare getuigenissen van hunne inspiratie te geven, en aan het volk te luisteren naar de stemme van die inspiratie. Men verklaarde zich in de laatstgemelde Ordonnantie, dat de Convulsien voortkwamen of van eene ongeregelde inbeelding, of van een geest van bedrog, waar mede men de lichtgelovigheit des volks wilde misleiden. Men stelde de Convulsionarissen daar in voor als Dweepers, en hunne voorzeggingen als valsch en beuzelachtig, enz. De Janzenisten waren te verlicht om het gevaar van die imputatien niet te bemerken: ook verdedigden zy de Convulsionarissen tegen de Ordonnantie met al de behendigheit waar toe men weet dat zy bekwaam zyn, houdende altoos den eerbied, aan den Souverein verein en aan de Kerk verschuldigt, in 'tGa naar margenoot+ oog. Maar veele menschen, die meer verstandt hebben en zo lichtgelovig niet zyn als het gemeen, konden niet begrypen hoe het kwam dat de nieuwe inspiratie zo trapsgewyze voortging, als met de oude Profetie niet overeenstemmende: want 1. Zo veele mirakelen die God hedendaagsch uitwerkt door een eenig mensch! Uit veele Profeeten te samen zou men nauwlyks een derde gedeelte daar van konnen by een brengen: en zelfs vindt men onder de wonderwerken van den Heiligen Diaken, eenige die God onvolkomen gelaten heeft. Deze onvolmaaktheit zag men niet in de mirakelen der ware Profeeten en Apostelen, noch in die van hunne opvolgers. 2. Convulsien komen een
langen tyd na de mirakelen te voorschyn, als om dezelve te helpen! Diende dit om het Goddelyk werk meer luister by te zetten? Maar God heeft immers die schuddende beweegingen niet nodig, en de heerlykheit zyner werken kan niet dulden, dat zy zouden bloot staan voor de bespotting van onheiligen en godlozen. 3. Op de gave der Convulsien volgt die der Prophetie! Maar laat ons niet voortvaren met zulke zwarigheden: de party zal ze beantwoorden met te zeggen dat tyden en omstandigheden verandering maken. Wy houden ons dan by een eenvoudig verhaal.
Men moet aan de verstandigste Jansenisten, die zich aan het uiterlyke niet vergapen, dit recht doen, dat zy geen geloof sloegen aan alle de uitsporigheeden die zich met de Convulsien vermengden: waar opGa naar margenoot+ men zeggen kan, dat men dan een onfeilbaar middel moest hebben uitgevonden om de ware Convulsionarissen van de valsche te onderscheiden: want de eene zo wel als de andere hebben zich altoos trachten te recht aerdigen, of door wonderlyke en bovennatuurlyke werken, of door mirakelen. En hoe zou men nu de eene minder voor valsch, dan de andere konnen houden? Hoe wordt men verhindert dezelve in 't algemeen te betrekken tot de classe der Convulsionaire Profeeten van de Cevennes, van Engeland, enz?
De gevolgen waar aan de Regeering zich zou hebben bloot gestelt in het openbaarlyk dulden van die Convulsien; of, om volgens den geest der Convulsionistische Party te spreken, de ongelovigheit, waren de oorzaak dat de Convulsionarissen, als gezegt is, geweert wierden zo van het kerkhof van S. Medard als van het omleggende land der Parochie, ten minsten zo veel mogelyk was. Zedert gingen zy op kamers en zolders die Convulsien uitstaan waar mede zy niet langer het gemeen in 't openbaar mogten stichten: maar van tyd tot tyd worden die heimelyke Convulsien gestoort door het gevangen nemen van de lyders, en van de geenen die daar by als toekykers en verwonderaars verschynen. Onder die gevangenen zyn, zo men zegt, veele die even als te voren, toen zy in volle vryheit waren, dezelve beweegingen en ontroeringen ondergaan. Zie daar dan een werk dat alle menschelyke pogingen te boven gaat. Wie kan nu langer aan de waarheit twyfelen? Dus wordt de goddelykheit van die Convulsien vastgestelt van de geenen die daar in geen konstgreep noch ziekte erkennen willen. Hier mede verzende ik den Lezer naar een Brief die aan het einde van dit Deel der Godsdienstplichten gevonden wordt: en is men begeerig naar een beschryving van de verschillende beweegingen welke die Convulsien in een en den zelven persoon kon- | |
nen veroorzaken, men zal ze in de hier onderstaandeGa naar voetnoot(a) Aantekening vinden.
|
-
voetnoot(c)
-
Hy was de zoon van een Raadsheer in het Parlement van Parys, en de oudste van zyne familie. By het overlyden van zyn Vader stondt hy het ampt van Raadsheer af aan zyn broeder, om zich over te geven aan een afgezondert, arm, en boetvaerdig leven in den Geestelyken staat dien hy reets had aangenomen. M. Paris leide zulk een gestreng leven, dat veele zyner vrienden meenden verplicht te zyn hem aan te raden zich daar omtrent wat te matigen. Hy was Appeliant en Reappellant. Zie Nouv. Eccles. ann. 1728. p. 1.
-
voetnoot(d)
-
Een Jezuit van Reims vergeleek dezelve by de mirakelen van den Antichrist, der Egyptische tovenaars, van Simon den Tovenaar enz. In de Nouvell. Eccles. vindt men van hem het volgende. ‘Het eenigste mirakel der
Jansenisten, 't welk hen altoos vermaard zal maken....is dat zy de steeden ontvolken, en veele menschen uit Vrankryk naar Holland doen overgaan, gelyk de Kathuizers naar Utrecht; daar zy de Monnikskappen in paruiken en in geboorde hoeden veranderen, Priesters in Leeken, enz’. Nouv. Eccles. &c. ann. 1728. p. 180. Ik verwonder my, dat de Eerwaarde Vader onkundig was van de levenswyze der gevluchte Jansenisten. Ik vreeze dat de geest van partyschap by hem de overhand hadt boven den geest van Godsdienst, die niet toelaat lichtvaerdig te oordeelen.
-
margenoot+
- Aanvang der Mirakelen op het graf van den Abt Paris
-
voetnoot(e)
- Recueil des Miracles operés au tombeau de M. de Paris 2. vol. d Utrecht 1723.
-
margenoot+
- De miraculeuze genezingen eerst eenvoudig, daar na met pynen en stuiptrekkingen.
-
voetnoot(b)
- Nouv. Ecclef &c. ubi sup. p. 30. Ann. 1732. Men gaf ter zelver tyd in 't licht de Proces-Verbalen door de Geneesheeren en Heelmeesters opgestelt en ondertekent op bevél des Konings, wegens de personen die door Convulsien zeiden te zyn aangedaan. Die personen
waren toen zeven in getal, te weten Pierre Martin Gontier, Jean Fiet, Guillaume Antoine Maupoint, Marie Tussiau, Claude-Francois Tiersauld, Pierre Lahir, en Pierre la Porte. Men zeide daar in, dat zy alle hadden bekent, dat zy hunne beweegingen en Convulsien willens maakten. Dewyl die Verhalen te lang zyn om alle hier te worden ingelascht, zullen wy alleen bybrengen het geen Guillaume Antoine Maupoint betreft.
‘Wy Meester Elias Col de Villars, Louïs Lehoc, Doctoren en Regenten van de Faculteit der Geneeskunde in de Universiteit van Parys, Gezwoorne Genees-Raden des Konings in 't Chatelet, als mede Francois Bernard d'Albon, Barthe emi Lombard, Charles Dorlet, ordinaris Chirurgyns des Konings in het gemelde Chatelet van Parys, en Gillis de Bertran Pibrac, eerste Heelmeester der Koningin van Spanje, Jean Marsolan, eerste Chirurgyn des Hertogs van Orleans en gezwoorne Heelmeester te Parys, als mede Matthieu Carrere, ordinaris Chirurgyn van de Bastiile; zyn op bevel van den Heer Luitenant Generaal der Politie heeden dezen dag gekomen op het gemelde Kasteel de Bastille genaamt, in een kamer daar Guillaume-Antoine Maupoint gevangen zit, om te onderzoeken en te weeten of de stuiptrekkingen, waar van hy wordt aangedaan, gewillig of gedwongen zyn. In zyn kamer komende, vonden wy hem op een stoel zittende, schuddende het hoofd eerst ter rechter en slinker zyde, en vervolgens in 't ronde even als op een spil, met veel snelheit en vaardigheit, onder het knarssen op de tanden, terwyl ondertusschen het overige van zyn lichaam in rust was; ook was zyn gezicht wel gestelt, als mede zyn geboor en spraak, en wat het verstand betreft, hy antwoordde op de vragen die wy hem deeden, en wy merkten noch zamentrekking noch verstyving in de spieren van den hals; hy stak ook zyn tong uit, wanneer wy hem zulks vergden: vervolgens verstyfde hy zyne armen en
handen, en draaide ze geweldig achter zynen rug, met toesluiting der vingeren, doch zo dat wy ze gemakkelyk in haar natuurlyken staat konden brengen. Wy zagen ook zeer gewoone bewegingen aan de beenen en voeten, en op verre na zo hevig niet als die van het hoofd en de armen. Terwyl hy het hoofd geweldig schudde, gooten wy onvoorziens koud water daar over, 't welk hem verschrikte en die beweegingen deet staken, beginnende die echter kort daar na wederom. Toen alle de gemelde agitatien ophielden, bevonden wy dat zyn pols radder sloeg, en dat hy hartklopping hadt. Hem gevraagt hebbende waarom hy naar het graf van Mr. Paris te S. Medard gegaan was, antwoordde hy dat het was omdat hy eenig letsel aan zyn spraak hadt, konnende de letter S. niet wel uitspreken, 't welk ook gebeetert was. Voorts geen ziekte aan hem bespeurt hebbende, oordeelen wy dat alle de gemelde agitatien gemaakte beweegingen zyn, en volstrekt afhangen van den wille des voornoemden Maupoint. Gedaan te Parys in het Kasteel van de Bastille den 15. Januar. 1732. en was getekent Col de Villars, Lehoc, d'Albon, Lombard, Dorlet, Marsolan, Pibrac, en Carrere.
Wy ondergeschreeve hebben den voornoemden Guilaume Antoine Maupoint geëxamineert, om den aart zyner ongemeene bewegingen te ontdekken; hem gevraagt hebbende ons die agitatien te willen doen zien, antwoordde hy dat zulks niet van zynen wil afbing, maar dat zo dra hy zich tot bidden begaf, die beweegingen zich zouden konnen openharen: daar op ging hy knielen, en zyn Pater opzeggende, kreeg hy een beving van den schouder af tot de toppen zyner vingeren toe Deze beweeging hieldt op, als wy hem iet vroegen, en vooral toen wy hem de vuisten en armen vasthielden. Thans verklaarde hy dat hy zulks niet meer doen konde: maar eenigen tyd daar na, hem verzogt hebbende de beweegingen met het hoofd te doen zo als die beschreven zyn in het bovenstaande Proces Verhaal, heeft by dezelve terstond willens verricht, met dezelve omstandigheden als in 't voorgaande verhaal van den 15den dezer maand, en staakte dezelve zo dra als wy zulks verzogten; waar uit wy bestuiten, dat geene van de gemelde beweegingen Convulsief noch bovennatuurlyk zyn: Tot bevestiging der waarheit hebben wy dit Certificaat ondertekent. Te Parys den 23. Januar. 1732. Onder stondt Chirac, Hermant, Azevedo, Winslow, Baron, Pousse, Silva, Colde Villars, Vernage, Lehoc, en Gouttard.
La Peyronie, Petit, Malaval, Ledran, Benomont, Lombard, d'Albon, Dorlet, Pibrac, Moraud, Sorbier, Houstet, en Carrere.
-
voetnoot(a)
-
Daar waren drie beweegredenen in de Ordonnantie vervat, te weeten. 1. De gemelde verklaring der Geneesheeren en Chirurgyns, waar uit blykt dat die gewaande Convulsien louter bedrog zyn, enz. 2. De groote toeloop van volk dewelke gelegenheit hadt gegeeven tot ongebondenheit, vrygeestery, en diefstal. 3. De overtreeding en ongehoorzaamheit (met opzicht tot de Convulsionarissen en hunne aanhangers) tegen het Mandement des Aartsbisschops van Parys. Eenigen tyd na die Ordonnantie wierdt een voorstel gedaan, om het heilig lyk op te graven, doch dit hadt geen voortgang. Men leide een wacht van Soldaten rondom het graf, om het volk te weeren: maar dit wakkerde hunne begeerte om 'er by te komen nog meerder op.
-
voetnoot(b)
-
Men bracht hem te S. Lazarus, doch na verloop van omtrent drie maanden wierdt hy wederom op vrye voeten gestelt, in 't begin van de maand Juny. Op de tegenwerping aangaande dien Abt, dat hy namelyk in S. Lazarus zittende geene Convulsien gehadt hadt, antwoordde men, dat God zulks scheen te hebben toegelaten, om de waarheit te verbergen voor de geenen die maar toeleggen om dezelve altoos te bestryden. Zie Nouv. Eccles. Ann. 1732.
-
voetnoot(e)
-
In den aanvang der Convulsien, wilde men een vergelyking maken tusschen de Convulsionarissen en de Cevenneesche Dweepers. De eerste wierden verdedigt met te
zeggen, dat zy noch wederspannige, noch dolle menschen zyn; dat zy de (Catholyke) Kerk niet lasteren, en dezelve altoos voor haar moeder houden; dat zy de beilige dingen, noch de Sacramenten niet verfoeyen; dat zy de leer van de Kerk en de overlevering eerbiedigen; dat zy de mirakelen voor hun hebben, 't geen den Camisars ontbrak; eindelyk dat de Dweepery van deze laatsten niet anders dan leugen en bedrog was; een kunstgreep waar in men navolgers maakte, en waar in vooral de kinderen onderweezen wierden. Men kan niet lochenen, dat 'er in veele omstandigheeden een groot onderscheit is tusschen de Convulsionarissen en de Camisars: maar men moet ook bekennen, dat de bewyzen voor dat onderscheit in zekere gevallen niet volkomentlyk voldoen. Behalven dat de Dweepery der Dauphineesche Profeeten en Camisars een anderen oorsprong badt, en op andere gronden dan die der Convulsionarissen steunde.
-
margenoot+
- Nader verbod tegen de Convulsionarissen.
-
voetnoot(a)
-
De naamloze Schryver van een klein werkjen dat by un Enfant perdu noemt, waarschynelyk om de lossigheit waar mede hy aan het zelve heeft gearbeid, brengt een stuk van een brief by, dus luidende. ‘De Ridder Folard (onlangs tot de wonderen der Convulsionarissen bekeerd) bidt onophoudelyk, en reciteert by gevolg de Vesper alle dagen. Wanneer hy tot het Gezang der Vesper,
dat is tot het Magnificat gekomen is, wordt hy gestuit, zo dat by het gezang niet kan beginnen. Dan komen de Convulsien hem over.
Eensklaps valt hy neder, en strekt zyne armen kruisgewyze uit over de vloer. Voorts blyft hy als onbeweeglyk. Vervolgens zingt by; en dit doet hy menigmaal. 't Is een Psalmgezang, 't welk niet wel te beschryven is. Als hy bidt, geschisdt het al zingende: beveelt men zich aan zyne gebeeden, hy stelt zich terstond tot zingen. Eenige oogenblikken daar na valt by aan 't schreyen. Geschreit hebbende, begeeft hy zich aanstonds tot spreken met enkele of onaaneengeschakelde woorden: makende een wantaal, daar niemant iet van bevatten kan. Eenige zeggen dat hy in die oogenblikken Schlavonisch spreekt; maar ik geloof niet dat zyn stamelen van iemant verstaan wordt.
Daar koomt zomtyds een geluit uit zyn oor, 't welk aan de vier hoeken van de kamer kan gehoort worden. Dit schynt iet gantsch byzonder te wezen. Op een ander tyd zal men hem geplaatst zien op een leunstoel, met de beenen geslagen om een der armen van den stoel, terwyl het overige lyf in een zeer snelle beweging is. Hy doet zyn lichaam bewegen als een springende Kerper. Hier toe schynt een grote sterkte vereischt te worden, en het koomt wonderlyk voor in een man die hoog bejaard, zwak, en met lidtekenen van wonden als overladen is. Hy maakt veel gewoel met zyne handen. Als hy zyne oogen opendoet, verklaart hy dat hy niets zien kan, en dat hy in 't duister is: maar wanneer hy zyne oogen sluit, zegt hy dat hy zich in een helder daglicht bevindt; en dan ziet men hem van vreugde en vergenoeging opspringen. Wanneer de Dames zich beveelen aan zyne gebeeden, neemt hy de slip van haar rok, en wryft zich daar mede over zyn gewaad rondom zyn hart. Wanneer het Geestelyke personen zyn, neemt hy de slip van hunnen overrok, en wryft daar mede zyn hart op gelyke wyze, doch onder zyn vest. Ook wryft hy daar mede zyne ooren en andere plaatzen van zyn lichaam. Men moet aanmerken, dat al het gemelde geschiedt buiten zyn weeten, zonder te zien, noch te horen. Hy hecht zich als met een touw om den hals vast; en voorts zich houdende of hy zich wilde afwerpen, wordt hy als onbeweegelyk. Hy zingt veel: zelfs gebeurt het menigmaal dat hy een groot gedeelte van den nacht met zingen doorbrengt. Op 't einde van zyne Convulsien zingt hy, en zegt op 't laatst, my dunkt dat ik zing.
Hier op koomt hy tot zich zelven, en dan nemen zyne Convulsien een einde. Men zegt van hem (maar dit heb ik niet gezien) dat hy niet in staat is om in de Kerk la Magdalaine genaamt, zyne parochie, te komen. Zo dra hy aan de deur koomt, voelt hy zich weerhouden door een onzichtbare hand: andere hebben my gezegt, dat hy zich verbeeldt een spook te zien dat hem doet te rug keeren’. Van de Convulsien van dien Officier, zo vermaard door zyne verdiensten en door zyne Aantekeningen over Polybius, zyn zo veele ooggetuigen geweest, dat men niet behoeft te twyfelen aan de waarheit van den brief die ik hier heb bygebracht.
|