Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Intimis (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Intimis
Afbeelding van IntimisToon afbeelding van titelpagina van Intimis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.82 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Intimis

(1861)–Allard Pierson–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 164]
[p. 164]

Hoofdstuk XVII.
Een bekeering vice versâ.

Onzigtbaar als wij zijn, breng ik u liever in een klein boudoir, waar wij Mathilde vinden neêrgeknield voor een beeldtenis van de heilige Maagd.

Er ligt een brief op tafel. Mathilde houdt haar gelaat in de beide handen verborgen. Haar gebed - zoo zij althans bidt - duurt reeds meer dan een half uur. Eindelijk toch verrijst zij en neemt den brief op, leest dien over, vouwt dien weêr digt, ontsluit dien nog eens als om er iets in na te zien; ten slotte plaatst zij zich voor haar cassette, maar legt moedeloos de opgevatte pen weêr neder.

‘Neen, ik mag het niet doen, ik heb altijd gezegd, dat ik in een klooster zou gaan,’ prevelde Mary bij zichzelve.

Doch laat mij u in staat stellen om iets begrijpen van haar alleenspraak.

[pagina 165]
[p. 165]

Wij zijn een jaar verder dan toen Florence Mathilde gevaarlijk noemde. Gedurende dat tijdsverloop heeft ons devootjen niet stil gezeten, maar haar oorspronkelijk doel standvastig in het oog gehouden en alle pogingen in het werk gesteld om het ten slotte te bereiken.

Met welk gevolg?

De Fallis vertelt geen onstichtelijke anecdoten meer uit het private leven der geestelijke wereld; hij spot niet meer met de mis, hij gaat er heen, iederen Zondag in vol uniform, om twaalf ure, naar de groote mis. 't Is waar; van tijd tot tijd komt de oude Adam nog wel boven. Zoo kan hij moeieiijk een dominicaan voorbij zien komen zonder eens te zeggen: domini canis: chien du Seigneur; maar dit is gewoonte, geene ondeugendheid; want een Roomsch ongeloovige, die bekeerd wordt, is nooit ondeugend; neen, zoo zacht als een lam, aangezien hij onder de vereenigde heerschappij pleegt te leven van een japon en van een soutane.

De zaak was deze. Toen de Fallis de heetste tranen aan de nagedachtenis zijner overledene had gewijd, schenen zijne oogen niet zoo moêgekreten of zij konden de aantrekkelijkheden wel bespeuren van haar, die ten zijnen opzigte de betrekking van missionnaire met zooveel trouw vervulde; aantrekkelijkheden, door Mathilde's naïviteit niet weinig verhoogd. Immers, haar kinderlijkvroom gemoed, van de waarheid der Katholieke godsdienst zoo diep doordrongen en van het besef eener schoone roeping vervuld, deed haar in de Fallis een schipbreu-

[pagina 166]
[p. 166]

keling zien, niets anders, een schipbreukeling op den Oceaan des levens, aan wien zij de reddende hand moest toesteken. En, daar zij trachtte hem liefde voor Maria en den heiligen Vader in te boezemen, was zij het niet die aan de mogelijkheid dacht van nog eene andere liefde op te wekken in zijn borst. Had men haar toen daar opmerkzaam op gemaakt, zij zou die mogelijkheid stoutweg hebben ontkend. Stond haar voornemen niet vast om, zoodra zekere familieaangelegenheden het gedoogden, de allerbijzonderste genade te begeeren van het kloosterleven?

Sancta Simplicitas! zegt een ongeloovige glimlach. Alsof een man als de Fallis ooit in opregtheid kon terugkomen aan den voet des altaars. Alsof Mathilde ooit waarlijk hopen kon, haar schoon bijgeloof in hem over te storten.

Dan kent gij haar niet. Roomsch is goed en goed is Roomsch, ziedaar haar stelregel; en daar de Fallis zulk een goed hart bezat en, onder haar invloed, dat goede hart meer en meer de overwinning behaalde op een zekere voltairiaansche ligtzinnigheid, gelijk er vroeger uit zijne woorden sprak, was Mathilde zeer tevreden en zag zij iedere openbaring zijner natuurlijke goedhartigheid aan voor een vrucht van het herkregen voorvaderlijk geloof.

En moest de arme zich niet misleiden? Vrouw was zij gebleven, daar zij enkel Katholiek meende te zijn. Reeds hing haar hart aan de Fallis met banden, waarvan noch de aard noch de kracht door haar begrepen

[pagina 167]
[p. 167]

werd; voor het eerst toch omsnoerden zij haar en onmerkbaar werden zij toegehaald. Hoe kon zij waken tegen een vijand, wiens aanwezigheid zij zelfs niet vermoedde?

De Fallis, voorzeker, was geen dupe; doch Mathilde's eenvoudigheid was haar ondoordringbaar schild. Onophoudelijk gaf hij haar wenken omtrent de niet berekende gevolgen, die haar propaganda bij hem hadden uitgewerkt. Te vergeefs. Hoe gevoeliger hij werd in karakter en taal, hoe dieper zij zich verheugde, een ziel gewonnen te hebben voor de koninginne des Hemels.

De koninginne des Hemels zat dus de Fallis voortdurend in den weg. Voor haar werden al de teederheden uitgelegd, die hij voor zijne aangebedene hier op aarde bedoeld had. 't Moest hem wel verdrieten en zijn besluit wettigen om het stichtelijk maar lastig misverstand op te heffen door een ondubbelzinnigen brief aan Mathilde.

Nu weet men, welke brief bij Mathilde op tafel lag.

Pijnlijk oogenblik, toen het schrijven van de Fallis ontvangen en gelezen was. De schellen vielen haar van de oogen. Een nieuw licht ging op over al hetgeen in de laatste maanden tusschen hen beide besproken was. Neen, dat nooit, was haar eerste gedachte; ik ben verraden, haar tweede. Overluid kon zij die gedachten toch niet uitspreken. Het was, alsof de woorden haar in de keel bleven steken. Eerst langzaam kon zij zich rekenschap geven van hare gewaarwordingen. Zij was er

[pagina 168]
[p. 168]

achter. Het aanzoek van de Fallis was een beproeving van haar geloof, een temptatie, niet te overwinnen dan door vasten, kastijding en gebed.

Die overtuiging bleef een poosjen. Doch is het een temptatie? Die vraag, meende zij na eenigen tijd, mogt ook wel eens gesteld worden. Naar het klooster verlangde zij met geheel haar hart, doch waarom? Was dat geen zelfzucht? Is het geen christenpligt, een ander gelukkig te maken; te meer als men eigen voorliefde daarbij verloochenen moet? Nu was het lot van de Fallis in haar handen gesteld. Indien zij eens aan zijn behoud haar begeerde toekomst ten offer moest brengen! Wat zou er van hem en vooral van zijn geloof worden, als zij nu een weigerend antwoord gaf!

Zoo peinst zij besluiteloos, dagen lang; den eenen nacht droomt zij van een sluijer en den anderen nacht droomt zij van épauletten. Zij verlaat haar kamer niet. De sluijer zal het wezenlijk winnen.

Maar de Fallis kan de pijnlijke onzekerheid niet meer verdragen. Hij breekt het slot der toekomst open, brengt zijne moustaches in een goede plooi, en stapt - ook nu zeg ik u niet waarheen.

‘Binnen!’ roept Mathilde; want er werd geklopt aan de deur van haar kamer. De luitenant verscheen en het klooster verdween.

‘Zij is geworden als onzer een,’ merkte Paul later aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken