Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Intimis (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Intimis
Afbeelding van IntimisToon afbeelding van titelpagina van Intimis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.82 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Intimis

(1861)–Allard Pierson–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 206]
[p. 206]

Hoofdstuk XX.
Vervulling en Uitzigten.

Men moet namelijk weten, dat het nu tot een scheiding zal komen. Er kwamen beroepen en geruchten van beroepen. Een was er onder, dat ik niet anoniem kan houden, als ik zeg, dat ik er gehoor aan gaf. Drie jaren had ik te Leuven gesleten, er een werkkring gevormd, de gemeente met de gevestigde Protestantsche kerk van België in verbinding en eenige gelden ter voorloopige instandhouding van kerkgebouw en school bij elkander gebragt. Nu, meende ik, was de tijd daar om een opvolger te zoeken en naar het vaderland terug te keeren.

Maar de boom, die eerst onder den vreemden hemel niet tieren wilde, zat nu vast in den grond, heel vast. Die kleine, eenvoudige Vlaamsche gemeenten, zoo in den om trek als te Leuven zelf, lief had ik ze gekregen,

[pagina 207]
[p. 207]

ik zou bijna zeggen, als mijn kinderen. Vooral mijn kapel op den heuvel was ons een dierbaar plekjen; het kuddeken zoo klein; ieder gezigt zoo bekend en geliefd.

Scheiden valt hard en verhuizen is prosa. Reeds begonnen wij in te pakken. Mijn huiskamer was al een meubelmagazijn. Spijkers en touwen mijn intiemen. Stroo mijn atmosfeer. Couranten, eens de troost der ontbijttafel, thans in teedere omhelzing van kopjens en borden en trekpot! 't Kroop alles te zamen met flesschen en glazen en mijn liefste daguerrotypen, als ‘breekbare waar’ in een groote kist, waaruit het levend te voorschijn hoopte te komen aan de overzijde van den Moerdijk.

Daarna kwam de afscheidspreek. En toen de ‘zware Zondag’ voorbij was, en ik Kees voor het laatst zijn pijpjen had zien rooken aan de kerkdeur, en Meeken voor het laatst het heuveltjen had afgeholpen en aan allen gezegd had, wanneer zij in den loop der week aan het station moesten komen om mij voor het laatst de hand te drukken, sloten wij ons huis, zonden onze goederen weg, genummerd en al, en namen wij nog voor een paar dagen onzen intrek in hetzelfde hôtel de Suède, waar het begin van dit boek u binnen heeft geleid.

De laatste dag was eindelijk daar en 's middags om half drie zouden wij vertrekken. Tegen één ure namen wij plaats aan de table d'hôte en wie weet welke geheime aandoeningen zich aan die open tafel van mij hadden meester gemaakt, had ik tijd gehad om over het verledene na te denken, maar ik kwam te zitten naast

[pagina 208]
[p. 208]

een bejaard man, met lange zilveren haren en een hoogtoegeknoopten jas; het duurde niet lang, eer wij gewikkeld waren in een levendig gesprek. Het was een Roomsch-Katholiek bisschop uit Ierland; wie of wat ik was scheen den man gelukkig niet te interesseeren.

Want, de Iersche geestelijke, in eigen land gedurende zijn geheele leven aan een uitsluitend Roomsch-Katholieke omgeving gewoon en omtrent de Belgische orthodoxie waarschijnlijk met de beste verwachtingen vervuld, dacht blijkbaar niet aan de mogelijkheid van een ketter en allerminst aan die van een protestantsch leeraar te ontmoeten in het regtgeloovig Leuven. Althans zoo ik zijn geloofsgenoot ware geweest, hij had niet met grooter openhartigheid kunnen spreken.

Van ons diné kwam niet- veel; wij lieten alle schotels voorbijgaan, alsof ik, tot meerdere eer der kerk, waarop ik weldra een welsprekende lofspraak zou hooren, reeds beginnen moest met vasten. Met tintelende oogen en een opgewekt gezigt - zoodat ik onafgebroken luisteren moest - was mijn priesterlijke buurman bezig, zijne denkbeelden te ontwikkelen over de ongeëvenaarde heerlijkheid van het Katholicisme. Maar zijn vervoering steeg ten top, toen hij met een stem, vol van dat gemoedelijk pathos waarmeê Engelsche vroomheid zich pleegt te uiten, zijn hand op mijn arm legde en met den wijsvinger van de andere hand naar boven gerigt, tot mij zeide:

- ‘En een Protestant, onze Macaulay, heeft het zoo

[pagina 209]
[p. 209]

naar waarheid uitgesproken. Zijne schoone woorden zijn onuitwischbaar in mijn geheugen gedrukt. Niets, zegt de groote historieschrijver, niets verdient ons oplettend onderzoek zoozeer als de Roomsch-Katholieke kerk. Haar geschiedenis verbindt de twee groote tijdperken der menschelijke beschaving aan elkander. De fierste koningshuizen zijn eerst van gisteren, vergeleken bij de lijn der bisschoppen van Rome. Van den Paus, die Napoleon kroonde in de negentiende, klimt zij onafgebroken op tot den Paus, die Pepijn kroonde in de achtste eeuw; en ver achter den tijd van Pepijn strekt deze doorluchtige reeks van Vorsten zich uit, tot zij zich verliest in de schemering der legende. De republiek van Venetie komt haar het meest nabij in ouderdom. Maar jong is die republiek naast den Pausselijken stoel, en bovendien: de republiek van Venetie is verdwenen, maar het Pausdom leeft nog. Nog leeft het; niet kwijnend, niet als een eerbiedwaarde reliek, maar vol van jeugd en veerkracht. De kerk van Rome, nog zendt zij hare zendelingen uit tot aan de einden der aarde; nog biedt zij moedig het hoofd aan vijandige Vorsten. Nooit waren hare kinderen zoo talrijk als thans. De Nieuwe Wereld heeft haar, hetgeen zij in de oude verloor, ruimschoots vergoed. Haar scepter wordt er geëerbiedigd in onmetelijke landen, waar, wie weet het? over een honderd jaar welligt een bevolking huisvest, even groot als die thans Europa telt. Honderd en vijftig millioenen eeren de Katholieke kerk als hun moeder, en wat zou ons doen

[pagina 210]
[p. 210]

denken aan haar spoedig verval? Al hetgeen heden op staatkundig of godsdienstig gebied in Europa bestaat heeft zij zien geboren worden en zij zal alles zien sterven. Groot was zij en geëerbiedigd, eer de Saxen Engelands grond betraden; eer de Franken trokken over den Rijn; toen Grieksche welsprekendheid nog bloeide te Antiochië, toen in den tempel van Mecca nog voor afgoden werd nedergeknield. En zij zal er nog zijn, de kerk van Rome, onverminderd in levenskracht en bloei, als een reiziger uit Nieuw-Zeeland, te midden eener onafzienbare eenzaamheid, plaats zal nemen in een der gebroken gewelven van de London-Bridge om de bouwvallen na te schetsen van de Kathedrale van Sint-Paul.’

Toen de geestelijke zweeg, was het voor mij meer dan tijd om te vertrekken. Ik verzocht dus, hem de hand te mogen drukken en voegde er bij:

- ‘Gij hebt tot een Protestant gesproken, maar die zich helaas niet overtuigen kan, dat gij voorloopig in uwe verwachtingen u bedriegt.’

 

Een uur later hadden wij, ik weet niet hoevele, handdrukken gegeven, en zaten wij om onze achtergeblevene vrienden te schreijen in een diligence van den sneltrein, die ons nog dienzelfden avond en voor goed terugbragt in het vaderland.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken